Etaamb.openjustice.be
Wet van 19 december 2023
gepubliceerd op 28 december 2023

Wet houdende de invoering van een minimumbelasting voor multinationale ondernemingen en omvangrijke binnenlandse groepen

bron
federale overheidsdienst financien
numac
2023048529
pub.
28/12/2023
prom.
19/12/2023
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

19 DECEMBER 2023. - Wet houdende de invoering van een minimumbelasting voor multinationale ondernemingen en omvangrijke binnenlandse groepen (1)


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt : TITEL1. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.

Art. 2.§ 1. Deze wet voorziet in de omzetting van Richtlijn (EU) 2022/2523 van de Raad van 15 december 2022 tot waarborging van een mondiaal minimumniveau van belastingheffing voor groepen van multinationale ondernemingen en omvangrijke binnenlandse groepen in de Europese Unie. § 2. Een minimumbelasting ten aanzien van groepen van multinationale ondernemingen en omvangrijke binnenlandse groepen wordt verzekerd in de vorm van: 1° een binnenlandse bijheffing overeenkomstig de bepalingen van titel II, hoofdstuk 6;2° een IIR-bijheffing overeenkomstig de bepalingen van titel II, hoofdstuk 7;3° een UTPR-bijheffing overeenkomstig de bepalingen van titel II, hoofdstuk 8. Aan de minimumbelasting zijn de groepsentiteiten in de zin van artikel 3, 2°, onderworpen die in België gevestigd zijn.

TITEL II. - Invoering van een minimumbelasting van multinationale ondernemingen en omvangrijke binnenlandse groepen HOOFDSTUK 1. - Definities

Art. 3.Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder: 1° "entiteit": een rechtsfiguur die een afzonderlijke financiële rekening opstelt of een rechtspersoon;2° "groepsentiteit": a) een entiteit die deel uitmaakt van een groep van multinationale ondernemingen of van een omvangrijke binnenlandse groep;of b) een vaste inrichting van een hoofdentiteit die deel uitmaakt van een MNO-groep als bedoeld in de bepaling onder a);3° "groep": a) een geheel van entiteiten die met elkaar verbonden zijn door eigendom of zeggenschap zoals omschreven in de aanvaardbare standaard voor financiële verslaglegging voor de opstelling van een geconsolideerde jaarrekening door de uiteindelijke moederentiteit, inclusief iedere entiteit die mogelijkerwijs van de geconsolideerde jaarrekening van de uiteindelijke moederentiteit is uitgesloten op de enkele grond van haar kleine omvang, van haar materieel belang of van het feit dat zij voor de verkoop wordt aangehouden;of b) een entiteit die een of meer vaste inrichtingen heeft, op voorwaarde dat zij geen deel uitmaakt van een andere groep zoals omschreven in de bepaling onder a);4° "groep van multinationale ondernemingen", of, verkort, "MNO-groep": een groep die ten minste één entiteit of vaste inrichting omvat die niet in de jurisdictie van de uiteindelijke moederentiteit is gevestigd;5° "omvangrijke binnenlandse groep": een groep waarvan alle groepsentiteiten in dezelfde lidstaat van de Europese Unie zijn gevestigd;6° "geconsolideerde jaarrekening": a) de jaarrekening, opgesteld door een entiteit overeenkomstig een aanvaardbare standaard voor financiële verslaglegging, waarin de activa, passiva, baten, lasten en kasstromen van die entiteit en alle entiteiten waarin zij een zeggenschapsbelang heeft, zijn weergegeven als die van één enkele economische entiteit;b) voor groepen als omschreven in 3°, b), de jaarrekening opgesteld door een entiteit overeenkomstig een aanvaardbare standaard voor financiële verslaglegging;c) de jaarrekening van de uiteindelijke moederentiteit die niet is opgesteld overeenkomstig een aanvaardbare standaard voor financiële verslaglegging en die vervolgens is aangepast om materiële concurrentieverstoringen te voorkomen;en d) wanneer de uiteindelijke moederentiteit geen jaarrekening zoals omschreven in punt a), b) of c), opstelt, de jaarrekening die zou zijn opgesteld als de uiteindelijke moederentiteit verplicht was geweest om een dergelijke jaarrekening op te stellen overeenkomstig: i) een aanvaardbare standaard voor financiële verslaglegging;of ii) een andere standaard voor financiële verslaglegging en op voorwaarde dat de desbetreffende jaarrekening is aangepast om materiële concurrentieverstoringen te voorkomen; 7° "verslagjaar": de verslagleggingsperiode waarover de uiteindelijke moederentiteit van een MNO-groep of van een omvangrijke binnenlandse groep haar geconsolideerde jaarrekening opstelt of, indien de uiteindelijke moederentiteit geen geconsolideerde jaarrekening opstelt, het kalenderjaar;8° "indienende groepsentiteit": een entiteit die een aangifte met informatie betreffende de bijheffing indient overeenkomstig artikel 50 of 53;9° "overheidsentiteit": een entiteit die aan alle volgende criteria voldoet: a) zij maakt deel uit van of wordt geheel gehouden door een overheid, daaronder begrepen een regionaal lichaam of een lokaal bestuur;b) zij drijft geen handel en oefent geen bedrijf uit en heeft als voornaamste doel: i) het vervullen van een overheidsfunctie;of ii) het beheren of beleggen van de activa van die overheid of jurisdictie door het plaatsen en aanhouden van beleggingen, alsook door vermogensbeheer en daarmee verband houdende beleggingsactiviteiten betreffende die activa; c) zij legt aan een overheid verantwoording af over de algemene prestaties en brengt jaarlijks aan die overheid verslag uit;en d) bij ontbinding berusten haar activa bij een overheid en voor zover zij netto-inkomsten uitkeert, worden die uitsluitend aan die overheid uitgekeerd zonder dat een deel ervan ten goede komt aan een privaat persoon;10° "internationale organisatie": elke intergouvernementele organisatie, met inbegrip van een supranationale organisatie, of een volledig gehouden agentschap of instantie daarvan, die aan alle volgende criteria voldoet: a) ze bestaat voornamelijk uit overheden;b) ze heeft met de jurisdictie waarin zij is gevestigd daadwerkelijk een overeenkomst inzake de vestiging van het hoofdkantoor of een in wezen soortgelijke overeenkomst gesloten, bijvoorbeeld een regeling die de kantoren of instellingen van de organisatie in die jurisdictie voorrechten en immuniteiten verleent;en c) het recht of de statuten verhinderen dat de inkomsten ervan ten goede komen aan private personen;11° "non-profitorganisatie": een entiteit die aan alle volgende criteria voldoet: a) zij is opgericht in de jurisdictie waarvan zij ingezetene is en wordt aldaar gedreven: i) voor louter religieuze, charitatieve, wetenschappelijke, artistieke, culturele, sportieve, educatieve of andere soortgelijke doeleinden;of ii) als een professionele organisatie, bedrijfsvereniging, kamer van koophandel, arbeidsorganisatie, land- of tuinbouworganisatie, burgerorganisatie of als een organisatie uitsluitend ter bevordering van het sociale welzijn; b) nagenoeg alle inkomsten uit de in de bepaling onder a) genoemde activiteiten zijn in de jurisdictie waarvan zij ingezetene is, vrijgesteld van inkomstenbelasting;c) zij heeft geen aandeelhouders of leden die een eigendomsrecht of een recht van vruchtgebruik hebben op haar inkomsten of activa;d) de inkomsten of activa van de entiteit mogen niet worden uitgekeerd aan of aangewend ten behoeve van een privaat persoon of een niet-charitatieve entiteit, tenzij: i) op grond van de charitatieve activiteiten van de entiteit; ii) ter betaling van een redelijke vergoeding voor verleende diensten of voor het gebruik van eigendom of kapitaal; of iii) als betaling, tegen marktwaarde, voor activa die de entiteit heeft verworven; en e) bij beëindiging, liquidatie of ontbinding van de entiteit dienen al haar activa te worden uitgekeerd of teruggegeven aan een non-profitorganisatie of aan de overheid, daaronder begrepen een overheidsinstantie, van de jurisdictie waar de entiteit ingezeten is of aan een regionaal lichaam daarvan;f) zij drijft geen handel en oefent geen bedrijf uit die/dat niet rechtstreeks verband houdt met de doeleinden waarvoor zij is opgericht;12° "doorstroomentiteit": een entiteit voor zover zij fiscaal transparant is met betrekking tot haar inkomsten, uitgaven, winsten of verliezen in de jurisdictie waarin zij is opgericht, tenzij zij haar fiscale woonplaats in een andere jurisdictie heeft en aldaar onderworpen is aan een betrokken belasting op haar inkomsten of winsten. Een doorstroomentiteit wordt geacht het volgende te zijn: a) een fiscaal transparante entiteit met betrekking tot haar inkomsten, uitgaven, winsten of verliezen voor zover zij fiscaal transparant is in de jurisdictie waar de eigenaar is gevestigd;b) een omgekeerd hybride entiteit met betrekking tot haar inkomsten, uitgaven, winsten of verliezen voor zover zij niet fiscaal transparant is in de jurisdictie waar de eigenaar is gevestigd. Voor de toepassing van deze wet wordt onder "fiscaal transparante entiteit" verstaan een entiteit waarvan de inkomsten, uitgaven, winsten of verliezen krachtens de wetten van een jurisdictie worden behandeld alsof zij door de directe eigenaar van die entiteit in verhouding tot zijn belang in die entiteit zijn verworven of gemaakt.

Een eigendomsbelang in een entiteit of een vaste inrichting die een groepsentiteit is, wordt behandeld alsof het via een fiscaal transparante structuur wordt gehouden indien dat eigendomsbelang indirect wordt gehouden via een keten van fiscaal transparante entiteiten.

Een groepsentiteit die geen fiscale woonplaats heeft en niet onderworpen is aan een betrokken belasting of een gekwalificeerde binnenlandse bijheffing op basis van haar plaats van leiding, plaats van oprichting of soortgelijke criteria, wordt als een doorstroomentiteit en een fiscaal transparante entiteit behandeld met betrekking tot haar inkomsten, uitgaven, winsten of verliezen, voor zover: a) de eigenaren ervan zijn gevestigd in een jurisdictie die de entiteit als fiscaal transparant aanmerkt;b) zij geen bedrijfsinrichting heeft in de jurisdictie waar zij is opgericht;en c) de inkomsten, uitgaven, winsten of verliezen niet zijn toe te rekenen aan een vaste inrichting;13° "vaste inrichting": a) een bedrijfsinrichting of daarmee gelijkgestelde inrichting in een jurisdictie waar die wordt aangemerkt als een vaste inrichting overeenkomstig een toepasselijk belastingverdrag, op voorwaarde dat die jurisdictie het aan die inrichting toerekenbare inkomen in de heffing betrekt overeenkomstig een bepaling die vergelijkbaar is met artikel 7 van het OESO-modelverdrag inzake belasting naar inkomen en vermogen, zoals gewijzigd;b) als er geen toepasselijk belastingverdrag bestaat, een bedrijfsinrichting of daarmee gelijkgestelde inrichting in een jurisdictie die het aan die bedrijfsinrichting toerekenbare inkomen op nettobasis in de heffing betrekt op soortgelijke wijze als waarop zij haar eigen fiscale inwoners in de heffing betrekt;c) als een jurisdictie geen vennootschaps-belastingstelsel heeft, een in een dergelijke jurisdictie gevestigde bedrijfsinrichting of daarmee gelijkgestelde inrichting die overeenkomstig het OESO-modelverdrag inzake belasting naar inkomen en vermogen, zoals gewijzigd, als een vaste inrichting zou zijn aangemerkt, op voorwaarde dat die jurisdictie het recht zou hebben gehad om het overeenkomstig artikel 7 van dat OESO-modelverdrag aan die bedrijfsinrichting toerekenbare inkomen in de heffing te betrekken;of d) een niet in de bepalingen onder a) tot c) omschreven bedrijfsinrichting of daarmee gelijkgestelde inrichting met behulp waarvan werkzaamheden worden uitgeoefend buiten de jurisdictie waar de entiteit is gevestigd, op voorwaarde dat die jurisdictie het aan die werkzaamheden toerekenbare inkomen vrijstelt;14° "uiteindelijke moederentiteit": a) een entiteit die direct of indirect een zeggenschapsbelang in een andere entiteit houdt en die zelf niet, direct of indirect, eigendom is van een andere entiteit die een zeggenschapsbelang in haar houdt; of b) de hoofdentiteit van een groep als omschreven in 3°, b); 15° "minimumbelastingtarief": vijftien procent (15 pct.); 16° "bijheffing": de op grond van artikel 22 berekende extra belasting voor een jurisdictie of een groepsentiteit;17° "fiscaal regime inzake gecontroleerde buitenlandse vennootschappen": een reeks fiscale regels, andere dan een gekwalificeerde IIR, krachtens welke een directe of indirecte aandeelhouder van een buitenlandse entiteit, of de hoofdentiteit van een vaste inrichting, onderworpen is aan belasting over zijn aandeel in het volledige inkomen, of een deel daarvan, dat door die buitenlandse groepsentiteit is verdiend, ongeacht of dat inkomen aan de aandeelhouder is uitgekeerd;18° "gekwalificeerde regel inzake inkomeninclusie", of verkort, "gekwalificeerde IIR": een reeks regels die in het interne recht van een jurisdictie ten uitvoer is gelegd, op voorwaarde dat die jurisdictie niet toestaat voordelen met betrekking tot die regels te verlenen, en die: a) gelijkwaardig is aan de in deze wet bevatte regels, in overeenstemming waarmee de moederentiteit van een MNO-groep of van een omvangrijke binnenlandse groep het aan haar toerekenbare deel van de bijheffing ter zake van die laagbelaste groepsentiteiten berekent en betaalt;b) wordt toegepast op een wijze die consistent is met de regels van deze wet. De Koning kan een niet-limitatieve lijst van de gekwalificeerde IIR opstellen overeenkomstig de in dit artikel vastgestelde regels; 19° "laagbelaste groepsentiteit": a) een groepsentiteit van een MNO-groep of van een omvangrijke binnenlandse groep in een laagbelastende jurisdictie;of b) een staatloze groepsentiteit die, met betrekking tot een verslagjaar, een kwalificerend inkomen en een effectief belastingtarief heeft dat lager is dan het minimumbelastingtarief;20° "tussenliggende moederentiteit": een groepsentiteit die, direct of indirect, een eigendomsbelang in een andere groepsentiteit in dezelfde MNO-groep of omvangrijke binnenlandse groep heeft en niet kwalificeert als uiteindelijke moederentiteit, partieel gehouden moederentiteit, vaste inrichting of beleggingsentiteit;21° "zeggenschapsbelang": eigendomsbelang in een entiteit waarbij de houder van het belang verplicht is de activa, passiva, baten, lasten en kasstromen van de entiteit post voor post te consolideren, of daartoe verplicht zou zijn geweest, overeenkomstig een aanvaardbare standaard voor financiële verslaglegging;een hoofdentiteit wordt geacht het zeggenschapsbelang in haar vaste inrichtingen te houden; 22° "partieel gehouden moederentiteit": een groepsentiteit die, direct of indirect, een eigendomsbelang in een andere groepsentiteit van dezelfde MNO-groep of omvangrijke binnenlandse groep houdt, en waarvan meer dan 20 pct.van het eigendomsbelang in de winst, direct of indirect, wordt gehouden door een of meer personen die geen groepsentiteit van die MNO-groep of omvangrijke binnenlandse groep zijn, en die niet kwalificeert als uiteindelijke moederentiteit, vaste inrichting of beleggingsentiteit; 23° "eigendomsbelang": een aandelenbelang dat recht geeft op de winsten, het kapitaal of de reserves van een entiteit of van een vaste inrichting;24° "moederentiteit": een uiteindelijke moederentiteit die geen uitgesloten entiteit is, een tussenliggende moederentiteit of een partieel gehouden moederentiteit;25° "aanvaardbare standaard voor financiële verslaglegging": internationale standaarden voor financiële verslaglegging (IFRS) of IFRS zoals goedgekeurd door de Europese Unie op grond van Verordening (EG) nr.1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad en de algemeen aanvaarde verslagleggingsbeginselen van Australië, Brazilië, Canada, de lidstaten van de Europese Unie, de lidstaten van de Europese Economische Ruimte, Hongkong (China), Japan, Mexico, Nieuw-Zeeland, de Volksrepubliek China, de Republiek India, de Republiek Korea, Rusland, Singapore, Zwitserland, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten van Amerika; 26° "goedgekeurde standaard voor financiële verslaglegging": met betrekking tot een entiteit, een reeks algemeen aanvaardbare verslagleggingsbeginselen die zijn toegestaan door een erkend verslagleggingsorgaan in de jurisdictie waar die entiteit is gevestigd;voor de toepassing van deze definitie wordt onder erkend verslagleggingsorgaan verstaan het orgaan dat de wettelijke bevoegdheid in een jurisdictie heeft om standaarden voor financiële verslaglegging voor te schrijven, vast te stellen of te aanvaarden; 27° "materiële concurrentieverstoring": met betrekking tot de toepassing van een bepaalde grondslag of procedure volgens een reeks algemeen aanvaardbare verslagleggings-beginselen, een toepassing die in een gegeven verslagjaar leidt tot een totale variatie van baten of lasten van meer dan 75 miljoen euro in vergelijking met het bedrag dat door toepassing van de overeenkomstige grondslag of procedure op grond van de internationale standaarden voor financiële verslaglegging IFRS of IFRS zoals goedgekeurd door de Europese Unie op grond van Verordening (EG) nr.1606/2002 zou zijn bepaald; 28° "gekwalificeerde binnenlandse bijheffing": een bijheffing die in het interne recht van een jurisdictie ten uitvoer is gelegd, op voorwaarde dat die jurisdictie niet toestaat voordelen met betrekking tot die regels te verlenen, en die: a) voorziet in de vaststelling van de overwinsten van de in die jurisdictie gevestigde groepsentiteiten overeenkomstig de in de Richtlijn (EU) 2022/2523 vastgestelde regels;en b) wordt toegepast op een wijze die consistent is met de regels van de voormelde Richtlijn. De Koning kan een niet-limitatieve lijst van gekwalificeerde binnenlandse bijheffingen opstellen overeenkomstig de in het vorige lid vastgestelde regels.

Wanneer het bedrag van de gekwalificeerde binnenlandse bijheffing voor een verslagjaar niet is betaald in de loop van de vier verslagjaren volgend op het verslagjaar waarin het verschuldigd was, wordt het niet-betaalde bedrag van de gekwalificeerde binnenlandse bijheffing toegevoegd aan de jurisdictionele bijheffing die is berekend overeenkomstig artikel 22, § 3, en wordt het niet geïnd door de lidstaat van de Europese Unie die de keuze op grond van artikel 11, lid 1, van de Richtlijn (EU) 2022/2523 heeft gemaakt. 29° "nettoboekwaarde van de materiële activa": het gemiddelde van de begin- en eindwaarde van de materiële activa, rekening houdend met de geaccumuleerde afschrijvingen en geleidelijke en bijzondere waardeverminderingen, zoals vastgelegd in de jaarrekening;30° "beleggingsentiteit": a) een beleggingsfonds of vastgoedbeleggingsvehikel; b) een entiteit die voor ten minste 95 pct., direct of via een keten van zulke entiteiten, eigendom is van een in de bepaling onder a) bedoelde entiteit, en die uitsluitend, of nagenoeg uitsluitend, wordt gedreven om activa aan te houden of middelen te beleggen ten behoeve van die entiteit of entiteiten; of c) een entiteit waarvan ten minste 85 pct.van de waarde eigendom is van een in de bepaling onder a) bedoelde entiteit, op voorwaarde dat nagenoeg al haar inkomen afkomstig is van dividenden of vermogenswinsten of -verliezen die zijn uitgesloten van de berekening van het kwalificerend inkomen of verlies voor de toepassing van de Richtlijn (EU) 2022/2523 en van deze wet; 31° "beleggingsfonds": een entiteit of constructie die aan alle volgende voorwaarden voldoet: a) zij is opgezet om financiële of niet-financiële activa van een aantal beleggers, waarvan sommige niet-verbonden zijn, te brengen;b) zij belegt volgens een samen welomschreven beleggings- beleid;c) zij stelt beleggers in staat de transactie-, onderzoeks- en analysekosten te verlagen of het risico collectief te spreiden;d) zij is in de eerste plaats opgezet om beleggingsinkomsten of -winsten te genereren, of bescherming te bieden tegen een specifieke of algemene gebeurtenis of uitkomst;e) haar beleggers hebben een recht op de opbrengsten uit de activa van het fonds of de door die activa gegenereerde inkomsten, op basis van hun bijdrage;f) zij, of haar leiding, is in de jurisdictie waar ze is opgericht of wordt beheerd, onderworpen aan de regelgeving voor beleggingsfondsen, waaronder passende regelgeving tegen witwassen en voor beleggersbescherming;en g) zij wordt voor rekening van de beleggers beheerd door deskundigen op het gebied van het beheer van beleggingsfondsen;32° "vastgoedbeleggingsvehikel": een breed gehouden entiteit die overwegend onroerend goed bezit en die is onderworpen aan één enkel belastingniveau, ofwel ten aanzien van het vehikel zelf ofwel ten aanzien van de belanghouders, met maximaal één jaar uitstel;33° "pensioenfonds": a) een entiteit die in een jurisdictie is opgericht en wordt gedreven uitsluitend of nagenoeg uitsluitend ten behoeve van het beheer of de verstrekking van pensioenuitkeringen en aanvullende of incidentele uitkeringen aan natuurlijke personen, en waarbij: i) die entiteit als zodanig wordt gereglementeerd door die jurisdictie of een van zijn regionale lichamen of lokale overheden;of ii) die uitkeringen worden gedekt of anderszins beschermd door nationale regelgeving en worden gefinancierd door een pool van activa die worden gehouden via een fiduciaire overeenkomst of een insteller van een trust om de nakoming van de betreffende pensioenverplichtingen te waarborgen in geval van insolventie van de MNO-groep of omvangrijke binnenlandse groep; b) een entiteit die pensioendiensten verleent;34° "entiteit die pensioendiensten verleent": een entiteit die is opgericht en wordt gedreven uitsluitend of nagenoeg uitsluitend om middelen te beleggen ten behoeve van de in 33°, a), bedoelde entiteiten of werkzaamheden uit te oefenen die een aanvulling vormen op de in 33°, a), bedoelde gereglementeerde werkzaamheden, op voorwaarde dat de entiteit die pensioendiensten verleent, deel uitmaakt van dezelfde groep als de entiteiten die die gereglementeerde werkzaamheden verrichten;35° "laagbelastende jurisdictie": met betrekking tot een MNO-groep of een omvangrijke binnenlandse groep in ongeacht welk verslagjaar, een lidstaat van de Europese Unie of jurisdictie van een land dat geen lid is van de Europese Unie waarin de MNO-groep of omvangrijke binnenlandse groep een kwalificerend inkomen heeft en onderhevig is aan een effectief belastingtarief dat lager is dan het minimumbelastingtarief;36° "kwalificerend inkomen of verlies": het netto-inkomen of -verlies uit de financiële verslaglegging van een groepsentiteit, aangepast overeenkomstig de in de hoofdstukken 3, 9 en 10 vastgestelde regels;37° "niet-gekwalificeerde terugbetaalbare imputatiebelasting": elke belasting, met uitzondering van een gekwalificeerde imputatiebelasting, die is opgebouwd of betaald door een groepsentiteit en die: a) aan de uiteindelijk gerechtigde van een door een dergelijke groepsentiteit uitgekeerd dividend terugbetaalbaar is met betrekking tot dat dividend, dan wel door de uiteindelijk gerechtigde verrekenbaar is met een andere belastingverplichting dan een belastingverplichting met betrekking tot een dergelijk dividend;of b) terugbetaalbaar is aan de uitkerende vennootschap bij uitkering van een dividend aan een aandeelhouder. Voor de toepassing van deze wet wordt onder gekwalificeerde imputatiebelasting verstaan een betrokken belasting die is opgebouwd of betaald door een groepsentiteit, daaronder begrepen een vaste inrichting, en die terugbetaalbaar of verrekenbaar is aan de gerechtigde van het door de groepsentiteit uitgekeerde dividend of, in het geval van een betrokken belasting die is opgebouwd of betaald door een vaste inrichting, een door de hoofdentiteit uitgekeerd dividend, voor zover de terugbetaling betaalbaar is dan wel de verrekening wordt verleend: a) door een andere jurisdictie dan de jurisdictie die de betrokken belastingen heeft geheven;b) aan een uiteindelijk gerechtigde van het dividend die aan belasting is onderworpen tegen een nominaal tarief dat gelijk is aan of hoger is dan het minimumbelastingtarief op het ontvangen dividend krachtens het interne recht van de jurisdictie die de betrokken belastingen heeft geheven van de groepsentiteit;c) aan de natuurlijke persoon die de uiteindelijk gerechtigde is van het dividend, die fiscaal inwoner is van de jurisdictie die de betrokken belastingen heeft geheven van de groepsentiteit, en die aan belasting is onderworpen tegen een nominaal tarief dat gelijk is aan of hoger is dan het normale belastingtarief dat van toepassing is op gewone inkomsten;of d) aan een overheidsentiteit, een internationale organisatie, een ingezeten non-profitorganisatie, een ingezeten pensioenfonds, een ingezeten beleggingsentiteit die geen deel uitmaakt van de MNO-groep of van de omvangrijke binnenlandse groep, of een ingezeten levensverzekeringsonderneming voor zover het dividend wordt ontvangen in verband met werkzaamheden van een ingezeten pensioenfonds en op vergelijkbare wijze aan belasting onderworpen is als een dividend dat wordt ontvangen door een pensioenfonds. Voor de toepassing van de bepaling onder d): i) zijn een non-profitorganisatie en een pensioenfonds ingezetene van een jurisdictie indien zij in die jurisdictie zijn opgericht en worden beheerd; ii) is een beleggingsentiteit ingezetene van een jurisdictie indien zij in die jurisdictie is opgericht en wordt gereglementeerd; iii) is een levensverzekeringsonderneming ingezetene van de jurisdictie waarin zij is gevestigd; 38° "gekwalificeerd terugbetaalbaar belastingtegoed": a) een terugbetaalbaar belastingtegoed dat in de vorm van contante of daarmee gelijkgestelde middelen dient te worden betaald aan een groepsentiteit binnen vier jaar te rekenen vanaf de datum waarop de groepsentiteit aanspraak heeft op het terugbetaalbare belastingtegoed krachtens de wetgeving van de jurisdictie die het tegoed verleent;of b) indien het belastingtegoed gedeeltelijk terugbetaalbaar is, het deel van het terugbetaalbare belastingtegoed dat in de vorm van contante of daarmee gelijkgestelde middelen betaalbaar is aan een groepsentiteit binnen vier jaar te rekenen vanaf de datum waarop de groepsentiteit aanspraak heeft op het gedeeltelijk terugbetaalbare belastingtegoed. Een gekwalificeerd terugbetaalbaar belastingtegoed omvat geen bedragen aan belasting die op grond van een gekwalificeerde imputatiebelasting of een niet-gekwalificeerde terugbetaalbare imputatiebelasting verrekenbaar of terugbetaalbaar is; 39° "niet-gekwalificeerd terugbetaalbaar belastingtegoed": een belastingtegoed dat geen gekwalificeerd terugbetaalbaar belastingtegoed is, maar wel geheel of gedeeltelijk terugbetaalbaar;40° "hoofdentiteit": een entiteit die het netto-inkomen of -verlies uit de financiële verslaglegging van een vaste inrichting in haar jaarrekening opneemt;41° "groepsentiteit-eigenaar": een groepsentiteit die, direct of indirect, een eigendomsbelang houdt in een andere groepsentiteit van dezelfde MNO-groep of omvangrijke binnenlandse groep;42° "in aanmerking komend uitkeringsbelastingstelsel": een vennootschapsbelastingstelsel dat: a) alleen winstbelasting heft wanneer de winsten worden uitgekeerd of worden geacht te worden uitgekeerd aan aandeelhouders, of wanneer de vennootschap geconfronteerd wordt met bepaalde niet-zakelijke lasten;b) belasting heft tegen een tarief dat gelijk is aan of hoger is dan het minimumbelastingtarief;en c) van kracht was op of vóór 1 juli 2021;43° "gekwalificeerde undertaxed profit rule", of verkort, "gekwalificeerde UTPR", een reeks regels die in het interne recht van een jurisdictie ten uitvoer is gelegd, op voorwaarde dat die jurisdictie niet toestaat voordelen met betrekking tot die regels te verlenen, en die: a) gelijkwaardig is aan de in de Richtlijn (EU) 2022/2523 vastgelegde regels waarmee een jurisdictie het aan haar toerekenbare deel van de bijheffing van een MNO-groep int dat krachtens de IIR niet in rekening is gebracht ter zake van de laagbelaste groepsentiteiten van die MNO-groep;b) wordt toegepast op een wijze die consistent is met de in deze Richtlijn vastgelegde regels. De Koning kan een niet-limitatieve lijst van gekwalificeerde UPTR opstellen overeenkomstig de in het vorige lid vastgestelde regels; 44° "aangewezen indienende entiteit": de groepsentiteit, niet zijnde de uiteindelijke moederentiteit, die door de MNO-groep of omvangrijke binnenlandse groep is aangewezen om namens de MNO-groep of de omvangrijke binnenlandse groep de in artikelen 50 tot 57 vastgelegde aangifteverplichtingen na te komen;45° "de "OESO-modelvoorschriften": geheel van door de OESO ontwikkelde modelbelastingregels die de Global Anti-Base Erosion Rules (zogenaamde "GloBE rules") bevatten en zijn opgenomen in het document "Fiscale uitdagingen van de digitalisering van de economie - Modelvoorschriften ter bestrijding van mondiale grondslaguitholling (Pijler 2)" ("Tax Challenges of the Digitalisation of the Economy - Global Anti-Erosion Rules (Pillar Two)",) dat op 14 december 2021 is goedgekeurd door het inclusief kader inzake BEPS van de OESO/G20;46° "fusie": regelingen waarbij: a) alle of nagenoeg alle groepsentiteiten van twee of meer afzonderlijke groepen op zodanige wijze onder gezamenlijke zeggenschap worden gebracht dat zij entiteiten van een samengevoegde groep vormen; of b) een entiteit die geen lid is van een groep, op zodanige wijze onder gezamenlijke zeggenschap van een andere entiteit of groep wordt gebracht dat zij entiteiten van een samengevoegde groep vormen;47° "splitsing": regelingen waarbij de groepsentiteiten van één groep worden gesplitst in twee of meer verschillende groepen die niet langer door dezelfde uiteindelijke moederentiteit worden geconsolideerd;48° "nettobelastinglast": het nettobedrag van de volgende posten: i) als last opgebouwde betrokken belastingen en alle lopende en uitgestelde betrokken belastingen die zijn opgenomen in de lasten uit hoofde van winstbelastingen, met inbegrip van betrokken belastingen op baten die zijn uitgesloten van de berekening van het kwalificerende inkomen of verlies; ii) uitgestelde belastingvorderingen die toerekenbaar zijn aan een verlies voor het verslagjaar; iii) als een last opgebouwde gekwalificeerde binnenlandse bijheffingen; iv) belastingen die ontstaan op grond van regels gelijkwaardig aan die in Richtlijn (EU) 2022/2523 en die in deze wet en die als last worden opgebouwd; en v) als een last opgebouwde niet-gekwalificeerde terugbetaalbare imputatiebelastingen;49° "uitgesloten dividenden": ter zake van een eigendomsbelang ontvangen of opgebouwde dividenden of andere uitkeringen, met uitzondering van ontvangen of opgebouwde dividenden of andere uitkeringen ter zake van: i) een eigendomsbelang: - van een groep in een entiteit waaraan rechten verbonden zijn op minder dan 10 pct.van de winst, het kapitaal of de reserves, of stemrechten van die entiteit op de datum van de uitdeling of vervreemding (een "portefeuilledeelneming"); en - dat op de datum van uitdeling minder dan één jaar economisch eigendom is van de groepsentiteit die de dividenden of de andere uitkeringen ontvangt of opbouwt; ii) een eigendomsbelang in een beleggingsentiteit ter zake waarvan een keuze op grond van artikel 46 is gemaakt; 50° "uitgesloten vermogenswinst of -verlies": een in het netto-inkomen of -verlies uit de financiële verslaglegging van de groepsentiteit inbegrepen nettowinst of -verlies naar aanleiding van: i) winsten of verliezen die voortvloeien uit veranderingen in de reële waarde van een eigendomsbelang, met uitzondering van een portefeuilledeelneming; ii) winsten of verliezen ter zake van een eigendomsbelang dat is opgenomen volgens de vermogensmutatiemethode; en iii) winsten of verliezen uit de vervreemding van een eigendomsbelang, met uitzondering van de vervreemding van een portefeuilledeelneming; 51° "inbegrepen winst of verlies op basis van de herwaarderingsmethode": een nettowinst of -verlies, vermeerderd of verminderd met alle daarmee samenhangende betrokken belastingen voor het verslagjaar, voortvloeiende uit de toepassing van een verslagleggingsmethode of -praktijk die, ter zake van materiële vaste activa: i) de boekwaarde van materiële vaste activa regelmatig aanpast aan de reële waarde ervan; ii) de waardeveranderingen in de gerealiseerde en niet-gerealiseerde resultaten verwerkt; en iii) de winst die of het verlies dat is opgebouwd in de gerealiseerde en niet-gerealiseerde resultaten, vervolgens niet onder winst of verlies rapporteert; 52° "asymmetrische winst of verlies uit wisselkoersverschillen": een winst of verlies uit wisselkoersverschillen van een entiteit waarvan de functionele valuta voor de verslaglegging en de functionele valuta voor belastingen verschillend zijn, en die: i) meegenomen is in de berekening van het belastbare inkomen of verlies van een groepsentiteit en toerekenbaar is aan schommelingen in de wisselkoers tussen de functionele valuta voor de verslaglegging en de functionele valuta voor belastingen van de groepsentiteit; ii) meegenomen is in de berekening van het netto-inkomen of -verlies uit de financiële verslaglegging van een groepsentiteit en toerekenbaar is aan schommelingen in de wisselkoers tussen de functionele valuta voor de verslaglegging en de functionele valuta voor belastingen van de groepsentiteit; iii) meegenomen is in de berekening van het netto-inkomen of -verlies uit de financiële verslaglegging van een groepsentiteit en toerekenbaar is aan schommelingen in de wisselkoers tussen een derde vreemde valuta en de functionele valuta voor de verslaglegging van de groepsentiteit; en iv) toerekenbaar is aan schommelingen in de wisselkoers tussen een derde vreemde valuta en de functionele valuta voor belastingen van de groepsentiteit, ongeacht of die winsten of verliezen inzake de derde vreemde valuta al dan niet opgenomen zijn in het belastbare inkomen.

De functionele valuta voor belastingen is de functionele valuta die gebruikt wordt ter bepaling van het belastbare inkomen of het belastbare verlies van de groepsentiteit in de jurisdictie waar zij gevestigd is.

De functionele valuta voor de verslaglegging is de functionele valuta die gebruikt wordt ter bepaling van het netto-inkomen of -verlies uit de financiële verslaglegging van de groepsentiteit.

Een derde vreemde valuta is een valuta die niet de functionele valuta voor belastingen of de functionele valuta voor de verslaglegging van de groepsentiteit is; 53° "beleidshalve niet-toegestane lasten": i) door de groepsentiteit opgebouwde lasten voor illegale betalingen, inclusief steekpenningen en smeergeld;en ii) door de groepsentiteit opgebouwde lasten voor boeten en sancties ten belope van een bedrag dat gelijk is aan of groter is dan 50.000 euro of een gelijkwaardig bedrag in de functionele valuta waarin het netto-inkomen of -verlies uit de financiële verslaglegging van de groepsentiteit is berekend; 54° "fouten in een voorgaande periode en wijzigingen in de verslagleggingsbeginselen": een wijziging in het beginsaldo van het eigen vermogen van een groepsentiteit bij de aanvang van een verslagjaar, die toe te schrijven is aan: i) een correctie van een fout bij de bepaling van het netto-inkomen of -verlies uit de financiële verslaglegging in een voorgaand verslagjaar die gevolgen had voor de baten of lasten die opneembaar zijn in de berekening van het kwalificerende inkomen of verlies in dat voorgaande verslagjaar, behalve voor zover die correctie van een fout heeft geleid tot een materiële vermindering van een verplichting voor betrokken belastingen, met inachtneming van artikel 20;en ii) een wijziging in de verslagleggingsbeginselen of -grondslagen die gevolgen had voor de baten of lasten die zijn meegenomen in de berekening van het kwalificerende inkomen of verlies; 55° "lasten voor opgebouwd pensioen": het verschil tussen het bedrag van de pensioenverplichtingen die in het netto-inkomen of -verlies uit de financiële verslaglegging zijn opgenomen, en het bedrag dat aan een pensioenfonds is bijgedragen voor het verslagjaar;56° "in aanmerking komende werknemers": voltijd- of deeltijdwerknemers van een groepsentiteit en zelfstandige contractanten die deelnemen aan de reguliere bedrijfsactiviteiten van de MNO-groep of omvangrijke binnenlandse groep onder leiding en controle van de MNO-groep of omvangrijke binnenlandse groep;57° "in aanmerking komende loonkosten": uitgaven voor werknemersbeloningen, inclusief salarissen, lonen en andere kosten die de werknemer een rechtstreeks en apart persoonlijk voordeel opleveren, zoals ziektekosten- en pensioenbijdragen, loon- en arbeidsbelastingen, en socialezekerheidsbijdragen van de werkgever;58° "in aanmerking komende materiële activa": i) in de jurisdictie gelegen materiële vaste activa; ii) in de jurisdictie gelegen natuurlijke hulpbronnen; iii) het gebruiksrecht van een lessee op in de jurisdictie gelegen materiële activa; en iv) een licentie- of soortgelijke overeenkomst van een overheid voor het gebruik van onroerend goed of de exploitatie van natuurlijke hulpbronnen waar een aanzienlijke investering in materiële activa mee gemoeid is; 59° "uitgesloten entiteiten": de in artikel 6, eerste lid, bedoelde entiteiten;60° "reorganisatie"`: een omzetting of overdracht van activa en passiva, zoals bij een fusie, een splitsing, een liquidatie of een soortgelijke transactie, wanneer: i) de vergoeding voor de overdracht geheel of gedeeltelijk bestaat in aandelenbelangen die zijn uitgegeven door de overnemende groepsentiteit of door een met de overnemende groepsentiteit verbonden persoon, of, in het geval van liquidatie, aandelenbelangen van de doelentiteit of, indien niet in een vergoeding is voorzien, waarbij de uitgifte van een aandelenbelang geen economische betekenis zou hebben; ii) de winsten of verliezen van de vervreemdende groepsentiteit op die activa geheel of gedeeltelijk niet aan belasting zijn onderworpen; en iii) de overnemende groepsentiteit krachtens de belastingwetgeving van de jurisdictie waar zij is gevestigd, het belastbare inkomen na de vervreemding of verkrijging moet berekenen met gebruikmaking van de belastinggrondslag van de vervreemdende groepsentiteit in de activa, aangepast voor niet-kwalificerende winsten of verliezen op de vervreemding of verkrijging; 61° "niet-kwalificerende winsten of verliezen": het kleinste van de volgende bedragen: de winsten of verliezen van de vervreemdende groepsentiteit in verband met een reorganisatie die in de plaats waar de vervreemdende groepsentiteit is gevestigd, aan belasting is onderworpen of de winsten of verliezen uit de financiële verslaglegging in verband met de reorganisatie;62° "in minderheidseigendom gehouden groepsentiteit": een groepsentiteit waarin de uiteindelijke moederentiteit een direct of indirect eigendomsbelang van 30 pct.of minder houdt; 63° "in minderheidseigendom gehouden moederentiteit": een in minderheidseigendom gehouden groepsentiteit die direct of indirect het zeggenschapsbelang houdt in een andere in minderheidseigendom gehouden groepsentiteit, behalve wanneer het zeggenschapsbelang van de eerstgenoemde entiteit direct of indirect wordt gehouden door een andere in minderheidseigendom gehouden groepsentiteit;64° "in minderheidseigendom gehouden subgroep": een in minderheidseigendom gehouden moederentiteit en haar in minderheidseigendom gehouden dochteronder- nemingen;65° "in minderheidseigendom gehouden dochteronderneming": een in minderheidseigendom gehouden groeps- entiteit waarin het zeggenschapsbelang direct of indirect wordt gehouden door een in minderheidseigendom gehouden moederentiteit.

Art. 4.§ 1. Voor de toepassing van deze wet wordt bepaald dat een entiteit, met uitzondering van een doorstroomentiteit, gevestigd is in de jurisdictie waar zij op basis van haar plaats van leiding, haar plaats van oprichting of soortgelijke criteria wordt aangemerkt als fiscaal inwoner.

Indien het niet mogelijk is om de locatie van een entiteit, met uitzondering van een doorstroomentiteit, te bepalen aan de hand van het eerste lid, wordt zij geacht gevestigd te zijn in de jurisdictie waar ze is opgericht. § 2. Een doorstroomentiteit wordt als staatloos aangemerkt, tenzij zij de uiteindelijke moederentiteit van een MNO-groep of van een omvangrijke binnenlandse groep is of zij verplicht is om een IIR toe te passen overeenkomstig de artikelen 31 tot 34 in welk geval de doorstroomentiteit wordt geacht gevestigd te zijn in de jurisdictie waar ze is opgericht. § 3. Er wordt bepaald dat een vaste inrichting als omschreven in artikel 3, 13°, a), gevestigd is in de jurisdictie waar zij als vaste inrichting wordt aangemerkt en belastingplichtig is krachtens het toepasselijke belastingverdrag.

Er wordt bepaald dat een vaste inrichting als omschreven in artikel 3, 13°, b), gevestigd is in de jurisdictie waar zij onderworpen is aan belasting op nettobasis op grond van haar zakelijke aanwezigheid.

Er wordt bepaald dat een vaste inrichting als omschreven in artikel 3, 13°, c), gevestigd is in de jurisdictie waar zij zich bevindt.

Een vaste inrichting als omschreven in artikel 3, 13°, d), wordt als staatloos aangemerkt. § 4. Wanneer een groepsentiteit in twee jurisdicties is gevestigd en die jurisdicties een toepasselijk belastingverdrag hebben, wordt de groepsentiteit geacht gevestigd te zijn in de jurisdictie waar zij krachtens dat belastingverdrag als fiscaal inwoner wordt aangemerkt.

Wanneer het toepasselijke belastingverdrag vereist dat de bevoegde autoriteiten de fiscale woonplaats van de groepsentiteit in onderlinge overeenkomst bepalen en er geen overeenkomst wordt bereikt, is pararagraaf 5 van toepassing.

Wanneer er geen voorkoming van dubbele belasting wordt geboden krachtens het toepasselijke belastingverdrag doordat een groepsentiteit fiscaal inwoner is van beide partijen bij dat verdrag, is paragraaf 5 van toepassing. § 5. Wanneer een groepsentiteit in twee jurisdicties gevestigd is en die jurisdicties geen toepasselijk belastingverdrag hebben, wordt de groepsentiteit geacht gevestigd te zijn in de jurisdictie die het hoogste bedrag aan betrokken belastingen voor het verslagjaar heeft geheven.

Bij de berekening van het in het eerste lid bedoelde bedrag aan betrokken belastingen blijft het bedrag aan belastingen dat overeenkomstig een fiscaal regime inzake gecontroleerde buitenlandse vennootschappen is betaald, buiten beschouwing.

Als het bedrag aan betrokken belastingen dat in de twee jurisdicties verschuldigd is, even hoog is of gelijk is aan nul, wordt de groepsentiteit geacht gevestigd te zijn in de jurisdictie met het hoogste bedrag aan op basis van substance uitgesloten inkomen, berekend op entiteitsbasis overeenkomstig artikel 23.

Als het bedrag aan op basis van substance uitgesloten inkomen in de twee jurisdicties even hoog is of gelijk is aan nul, wordt de groepsentiteit als staatloos aangemerkt, tenzij zij een uiteindelijke moederentiteit is, in welk geval ze wordt geacht gevestigd te zijn in de jurisdictie waar ze is opgericht. § 6. Wanneer als gevolg van de toepassing van de paragrafen 4 en 5 een moederentiteit gevestigd is in een jurisdictie waar zij niet is onderworpen aan een gekwalificeerde IIR, wordt zij geacht onderworpen te zijn aan de gekwalificeerde IIR van de andere jurisdictie, tenzij een toepasselijk belastingverdrag de toepassing van een dergelijke regel verbiedt. § 7. Wanneer een groepsentiteit haar locatie in de loop van een verslagjaar wijzigt, wordt zij geacht gevestigd te zijn in de jurisdictie waar ze krachtens dit artikel geacht was gevestigd te zijn bij het begin van dat verslagjaar. HOOFDSTUK 2. - Toepassingsgebied

Art. 5.§ 1. Deze wet is van toepassing op in België gevestigde groepsentiteiten die deel uitmaken van een MNO-groep of van een omvangrijke binnenlandse groep met een jaaropbrengst van 750 miljoen euro of hoger, daaronder begrepen de opbrengsten van de in artikel 6, eerste lid, bedoelde uitgesloten entiteiten, in de geconsolideerde jaarrekening van de uiteindelijke moederentiteit in ten minste twee van de vier verslagjaren die onmiddellijk voorafgaan aan het geteste verslagjaar. § 2. Wanneer een of meer van de in paragraaf 1 bedoelde vier verslagjaren langer of korter is dan twaalf maanden, wordt de in die paragraaf bedoelde opbrengstendrempel voor elk van die verslagjaren pro rata aangepast.

Art. 6.In afwijking van artikel 5 zijn de bepalingen van deze wet niet van toepassing op: 1° overheidsentiteiten, internationale organisaties, non-profitorganisaties, pensioenfondsen en beleggingsfondsen die een uiteindelijke moederentiteit zijn, of vastgoedbeleggingsvehikels die een uiteindelijke moederentiteit zijn;2° entiteiten waarvan ten minste 95 pct.van de waarde in eigendom wordt gehouden door een of meer van de in de bepaling onder 1° bedoelde entiteiten, direct dan wel via een of meer uitgesloten entiteiten, met uitzondering van entiteiten die pensioendiensten verlenen, en die: a) uitsluitend, of nagenoeg uitsluitend, worden gedreven om activa aan te houden of middelen te beleggen ten behoeve van de in de bepaling onder 1° bedoelde entiteit of entiteiten, of b) uitsluitend activiteiten verrichten die ondergeschikt zijn aan de door de in de bepaling onder 1° bedoelde entiteit of entiteiten verrichte activiteiten.3° entiteiten waarvan ten minste 85 pct.van de waarde in eigendom wordt gehouden door een of meer van de in 1° bedoelde entiteiten, direct dan wel via een of meer uitgesloten entiteiten, met uitzondering van entiteiten die pensioendiensten verlenen, op voorwaarde dat nagenoeg al hun inkomen afkomstig is van dividenden of vermogenswinsten of -verliezen die van de berekening van het kwalificerende inkomen of verlies zijn uitgesloten overeenkomstig artikel 9, § 1, b) en c).

In afwijking van het eerste lid kan de indienende groepsentiteit overeenkomstig artikel 58, ervoor kiezen een in het eerste lid, 2° en 3°, bedoelde entiteit niet als uitgesloten entiteit te behandelen.

Art. 7.Wanneer twee of meer groepen in een van de laatste vier opeenvolgende verslagjaren die onmiddellijk voorafgaan aan het geteste verslagjaar, tot één groep fuseren, wordt de geconsolideerde opbrengstendrempel van 750 miljoen euro of hoger van de MNO-groep of omvangrijke binnenlandse groep als bedoeld in artikel 5 geacht voor elk verslagjaar voorafgaand aan de fusie te zijn bereikt indien de som van de in elk van hun geconsolideerde jaarrekening opgenomen opbrengsten voor dat verslagjaar 750 miljoen euro of meer bedraagt.

Wanneer een entiteit die geen lid is van een groep (de "doelentiteit"), in het geteste verslagjaar met een entiteit of een groep (de "overnemende entiteit") fuseert, en de doelentiteit noch de overnemende entiteit een geconsolideerde jaarrekening heeft voor een van de laatste vier opeenvolgende verslagjaren die onmiddellijk voorafgaan aan het geteste verslagjaar, wordt de geconsolideerde opbrengstendrempel van de MNO-groep of omvangrijke binnenlandse groep als bedoeld in artikel 5 geacht voor dat jaar te zijn bereikt indien de som van de in elk van hun jaarrekening of geconsolideerde jaarrekening opgenomen opbrengsten voor dat verslagjaar 750 miljoen euro of meer bedraagt.

Wanneer een MNO-groep of omvangrijke binnenlandse groep die onder de toepassing van deze wet valt, wordt gesplitst in twee of meer groepen (elk een "gesplitste groep"), wordt de geconsolideerde opbrengstendrempel bedoeld in artikel 5 geacht bereikt te zijn door een afgesplitste groep waarbij: a) wat betreft het eerste geteste verslagjaar dat eindigt na de splitsing, de gesplitste groep in dat verslagjaar een jaaropbrengst heeft van 750 miljoen euro of meer;b) wat betreft het tweede, het derde en het vierde geteste verslagjaar dat eindigt na de splitsing, de gesplitste groep in ten minste twee van die verslagjaren een jaaropbrengst heeft van 750 miljoen euro of meer. HOOFDSTUK 3. - Bepaling van het kwalificerende inkomen of -verlies

Art. 8.§ 1. Het kwalificerende inkomen of verlies van een groepsentiteit wordt berekend door de in de artikelen 9 tot 13 beschreven aanpassingen aan te brengen aan het netto-inkomen of -verlies uit de financiële verslaglegging van de groepsentiteit voor het verslagjaar vóór consolidatieaanpassingen ter uitsluiting van transacties binnen de groep, zoals bepaald volgens de verslagleggingsstandaard die is gebruikt voor de opstelling van de geconsolideerde jaarrekening van de uiteindelijke moederentiteit. § 2. Wanneer het redelijkerwijs niet doenbaar is om het netto-inkomen of -verlies uit de financiële verslaglegging van een groepsentiteit te bepalen op basis van de aanvaardbare standaard voor financiële verslaglegging of een goedgekeurde standaard voor financiële verslaglegging die is gebruikt voor de opstelling van de geconsolideerde jaarrekening van de uiteindelijke moederentiteit, kan het netto-inkomen of -verlies uit de financiële verslaglegging van de groepsentiteit voor het verslagjaar worden bepaald aan de hand van een andere aanvaardbare standaard voor financiële verslaglegging of een goedgekeurde standaard voor financiële verslaglegging, mits: a) de financiële rekeningen van de groepsentiteit worden gevoerd op basis van die verslagleggingsstandaard;b) de informatie in de financiële rekeningen betrouwbaar is;en c) permanente verschillen van meer dan 1 miljoen euro die voortvloeien uit de toepassing van een bepaalde grondslag of standaard op baten- of lastenposten of transacties, indien die grondslag of standaard afwijkt van de verslagleggingsstandaard die voor de opstelling van de geconsolideerde jaarrekening van de uiteindelijke moederentiteit is gebruikt, worden aangepast om overeenstemming te bereiken met de voor die post vereiste behandeling op grond van de verslagleggingsstandaard die voor de opstelling van de geconsolideerde jaarrekening is gebruikt. § 3. Wanneer een uiteindelijke moederentiteit haar geconsolideerde jaarrekening niet heeft opgesteld overeenkomstig een aanvaardbare standaard voor financiële verslaglegging als bedoeld in artikel 3, 6°, c), wordt de geconsolideerde jaarrekening van de uiteindelijke moederentiteit aangepast om materiële concurrentieverstoringen te voorkomen. § 4. Wanneer een uiteindelijke moederentiteit geen geconsolideerde jaarrekening als bedoeld in artikel 3, 6°, a), b) en c), opstelt, is de geconsolideerde jaarrekening van de uiteindelijke moederentiteit als bedoeld in artikel 3, 6°, d), deze die zou zijn opgesteld als de uiteindelijke moederentiteit verplicht was geweest om een dergelijke geconsolideerde jaarrekening op te stellen overeenkomstig: a) een aanvaardbare standaard voor financiële verslaglegging;of b) een goedgekeurde standaard voor financiële verslaglegging, op voorwaarde dat de desbetreffende geconsolideerde jaarrekening is aangepast om materiële concurrentieverstoringen te voorkomen. § 5. Wanneer een lidstaat van de Europese Unie of een jurisdictie van een land dat geen lid is van de Europese Unie een gekwalificeerde binnenlandse bijheffing toepast, kan het netto-inkomen of -verlies uit de financiële verslaglegging van de in die lidstaat van de Europese Unie of jurisdictie van een land dat geen lid is van de Europese Unie gevestigde groepsentiteiten worden bepaald overeenkomstig een aanvaardbare standaard voor financiële verslaglegging of een goedgekeurde standaard voor financiële verslaglegging die verschilt van de standaard voor financiële verslaglegging die voor de opstelling van de geconsolideerde jaarrekening van de uiteindelijke moederentiteit is gebruikt, mits het netto- inkomen of -verlies uit de financiële verslaglegging wordt aangepast om materiële concurrentieverstoringen te voorkomen. § 6. Wanneer de toepassing van een bepaalde grondslag of procedure volgens een reeks algemeen aanvaarde verslagleggings-beginselen tot een materiële concurrentieverstoring leidt, wordt de financieel administratieve verwerking van een post of transactie die aan die grondslag of procedure onderworpen is, aangepast om overeenstemming te bereiken met de voor die post of transactie vereiste verwerking krachtens de internationale standaarden voor financiële verslaglegging (IFRS of IFRS zoals goedgekeurd door de Europese Unie op grond van Verordening (EG) nr. 1606/2002).

Art. 9.§ 1. Het netto-inkomen of -verlies uit de financiële verslaglegging van een groepsentiteit wordt met het bedrag van de volgende posten aangepast om haar kwalificerende inkomen of verlies te bepalen: a) nettobelastinglasten;b) uitgesloten dividenden;c) uitgesloten vermogenswinsten of -verliezen;d) inbegrepen winsten of verliezen op basis van de herwaarderingsmethode;e) op grond van artikel 38 uitgesloten winsten of verliezen uit de vervreemding van activa en verplichtingen;f) asymmetrische winsten of verliezen uit wisselkoers- verschillen;g) beleidshalve niet-toegestane lasten;h) fouten in een voorgaande periode en wijzigingen in de verslagleggingsbeginselen;en i) lasten voor opgebouwd pensioen. § 2. Transacties tussen in verschillende jurisdicties gevestigde groepsentiteiten die niet voor hetzelfde bedrag zijn vastgelegd in de financiële rekeningen van beide groepsentiteiten of niet in overeenstemming zijn met het zakelijkheidsbeginsel (arm's length principle), worden zodanig aangepast dat zij dat wel zijn.

Een verlies uit een verkoop of andere overdracht van activa tussen twee in dezelfde jurisdictie gevestigde groepsentiteiten dat niet wordt vastgelegd in overeenstemming met het zakelijkheidsbeginsel, wordt op basis van dat beginsel aangepast indien het verlies is meegenomen in de berekening van het kwalificerende inkomen of verlies.

Voor de toepassing van deze paragraaf wordt onder "het zakelijkheidsbeginsel" verstaan, het beginsel dat transacties tussen groepsentiteiten dienen te worden vastgelegd onder verwijzing naar de voorwaarden die in vergelijkbare transacties en onder vergelijkbare omstandigheden verkregen zouden zijn tussen onafhankelijke ondernemingen. § 3. Gekwalificeerde terugbetaalbare belastingtegoeden als bedoeld in artikel 3, 38°, worden aangemerkt als baten voor de berekening van het kwalificerende inkomen of verlies van een groepsentiteit.

Niet-gekwalificeerde terugbetaalbare belastingtegoeden worden niet aangemerkt als baten voor de berekening van het kwalificerende inkomen of verlies van een groepsentiteit. § 4. Een last die samenhangt met een financieringsregeling waarbij een of meer groepsentiteiten krediet verlenen aan, of op een andere manier een investering doen in, een of meer andere groepsentiteiten (de "intra-groep-financieringsregeling"), wordt niet meegenomen in de berekening van het kwalificerende inkomen of verlies van een groepsentiteit als de volgende voorwaarden zijn vervuld: a) de groepsentiteit is gevestigd in een laagbelastende jurisdictie of in een jurisdictie waarin ook laag zou zijn belast indien de last niet was opgebouwd door de groepsentiteit;b) het valt redelijkerwijze te voorzien dat de intra-groep-financieringsregeling gedurende haar verwachte looptijd het bedrag aan in de berekening van het kwalificerende inkomen of verlies van die groepsentiteit meegenomen lasten zal doen stijgen, zonder dat daar een evenredige stijging van het belastbare inkomen van de groepsentiteit die het krediet verstrekt (de "tegenpartij") tegenover staat;c) de tegenpartij is gevestigd in een niet-laagbelastende jurisdictie of in een jurisdictie waarin niet laag zou zijn belast indien het met de last samenhangende inkomen niet was opgebouwd door de tegenpartij. § 5. Een verzekeringsonderneming sluit bij de berekening van haar kwalificerende inkomen of verlies elk bedrag uit dat aan polishouders is aangerekend voor door haar betaalde belastingen ter zake van opbrengsten voor de polishouders. Een verzekeringsonderneming neemt in de berekening van haar kwalificerende inkomen of verlies alle opbrengsten voor de polishouders mee die niet zijn opgenomen in haar netto-inkomen of -verlies uit de financiële verslaglegging voor zover de overeenkomstige toename of afname van de verplichting ten opzichte van haar polishouders is opgenomen in haar netto- inkomen of -verlies uit de financiële verslaglegging. § 6. Elk bedrag dat is opgenomen als een afname van het eigen vermogen van een groepsentiteit en dat voortvloeit uit gedane of verschuldigde uitkeringen ter zake van een door die groepsentiteit uitgegeven instrument op grond van prudentiële regelgevingsvereisten (het "aanvullend tier 1-kapitaal"), wordt bij de berekening van haar kwalificerende inkomen of verlies als een last aangemerkt.

Elk bedrag dat is opgenomen als een toename van het eigen vermogen van een groepsentiteit en dat voortvloeit uit ontvangen of te ontvangen uitkeringen ter zake van door de groepsentiteit gehouden aanvullend tier 1-kapitaal, wordt meegenomen in de berekening van haar kwalificerende inkomen of verlies.

Art. 10.§ 1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder: a) "inkomen uit internationale scheepvaart": netto-inkomen dat een groepsentiteit verkrijgt uit de volgende activiteiten, op voorwaarde dat het vervoer niet plaatsvindt over binnenwateren binnen dezelfde jurisdictie: i) vervoer van passagiers of vracht per schip in het internationale verkeer, ongeacht of het schip eigendom is van, geleased wordt door of anderszins ter beschikking staat van de groepsentiteit; ii) vervoer van passagiers of vracht per schip in het internationaal verkeer in het kader van slotcharter- overeenkomsten; iii) leasing, op basis van charter met volledige uitrusting, bemanning en bevoorrading, van een schip voor het vervoer van passagiers of vracht in het internationale verkeer; iv) leasing, op basis van rompbevrachting, van een schip dat wordt gebruikt voor het vervoer van passagiers of vracht in het internationale verkeer aan een andere groepsentiteit; v) participatie in een poolovereenkomst, een gemeenschappelijke onderneming of een internationaal opererend agentschap voor het vervoer van passagiers of vracht per schip in het internationale verkeer;en vi) verkoop van een schip dat gebruikt wordt voor het vervoer van passagiers of vracht in het internationale verkeer, mits het schip gedurende ten minste één jaar door de groepsentiteit voor gebruik is aangehouden; b) "inkomen uit gekwalificeerde nevenactiviteiten in de internationale scheepvaart": het door een groepsentiteit behaalde netto-inkomen uit de volgende activiteiten, mits die activiteiten hoofdzakelijk worden verricht in verband met het vervoer van passagiers of vracht per schip in het internationale verkeer: i) leasing, op basis van rompbevrachting, van een schip aan een andere scheepvaartonderneming die geen groepsentiteit is, mits de looptijd van de charterovereenkomst niet langer dan drie jaar duurt; ii) verkoop van door andere scheepvaartondernemingen uitgegeven vervoersbewijzen voor het binnenlandse deel van een internationale reis; iii) leasing en kortdurende opslag van containers of overligkosten voor laattijdige retour van containers; iv) dienstverlening aan andere scheepvaartondernemingen door ingenieurs, onderhoudspersoneel, vrachtbehandelaars, cateringpersoneel en personeel voor klantenservice; en v) inkomen uit investeringen, waarbij de investeringen die het inkomen genereren, integraal zijn verricht in het kader van de exploitatie van schepen in het internationale verkeer. § 2. Het door een groepsentiteit behaalde inkomen uit activiteiten in de internationale scheepvaart en uit de gekwalificeerde nevenactiviteiten in de internationale scheepvaart wordt niet meegenomen in de berekening van haar kwalificerende inkomen of verlies, op voorwaarde dat de groepsentiteit aantoont dat het strategische of commerciële beheer van alle betrokken schepen feitelijk wordt verricht vanuit de jurisdictie waar zij is gevestigd. § 3. Wanneer de berekening van het door een groepsentiteit behaalde inkomen uit activiteiten in de internationale scheepvaart en uit gekwalificeerde nevenactiviteiten in de internationale scheepvaart in een verlies resulteert, wordt dat verlies niet meegenomen in de berekening van het kwalificerende inkomen of verlies van die groepsentiteit. § 4. Het totale inkomen uit gekwalificeerde nevenactiviteiten in de internationale scheepvaart van alle in een jurisdictie gevestigde groepsentiteiten mag niet meer bedragen dan 50 pct. van hun inkomen uit activiteiten in de internationale scheepvaart. § 5. De door een groepsentiteit gemaakte kosten die rechtstreeks toe te rekenen zijn aan haar in paragraaf 1, a), genoemde activiteiten in de internationale scheepvaart en haar in paragraaf 1, b), genoemde gekwalificeerde nevenactiviteiten in de internationale scheepvaart, worden aan die activiteiten toegerekend voor de berekening van het door die groepsentiteit behaalde netto-inkomen uit activiteiten in de internationale scheepvaart en netto-inkomen uit gekwalificeerde nevenactiviteiten in de internationale scheepvaart.

De door een groepsentiteit gemaakte kosten die onrechtstreeks voortvloeien uit haar activiteiten in de internationale scheepvaart en haar gekwalificeerde nevenactiviteiten in de internationale scheepvaart, worden afgetrokken van de inkomsten van de groepsentiteit uit die activiteiten voor de berekening van de door die groepsentiteit behaalde opbrengsten uit activiteiten in de internationale scheepvaart en gekwalificeerde nevenactiviteiten in de internationale scheepvaart op basis van haar opbrengsten uit die activiteiten in verhouding tot haar totale opbrengsten. § 6. Alle directe en indirecte kosten die worden toegerekend aan het inkomen van een groepsentiteit uit activiteiten in de internationale scheepvaart en uit gekwalificeerde nevenactiviteiten in de internationale scheepvaart overeenkomstig paragraaf 5, worden uitgesloten van de berekening van haar kwalificerende inkomen of verlies.

Art. 11.§ 1. Wanneer een groepsentiteit een vaste inrichting is zoals omschreven in artikel 3, 13°, a), b) of c), is haar netto-inkomen of -verlies uit de financiële verslaglegging het netto-inkomen of -verlies zoals weergegeven in haar afzonderlijke financiële rekeningen.

Wanneer een vaste inrichting geen afzonderlijke financiële rekeningen heeft, is haar netto-inkomen of -verlies uit de financiële verslaglegging het bedrag dat in haar afzonderlijke financiële rekeningen zou zijn weergegeven indien die op zichzelf waren opgesteld en in overeenstemming met de verslagleggingsstandaard die is gebruikt bij de opstelling van de geconsolideerde jaarrekening van de uiteindelijke moederentiteit. § 2. Wanneer een groepsentiteit aan de definitie van vaste inrichting in artikel 3, 13°, a) of b), voldoet, wordt haar netto-inkomen of -verlies uit de financiële verslaglegging aangepast zodat dat alleen de bedragen aan baten en lasten omvat die aan haar zijn toe te rekenen overeenkomstig het toepasselijke belastingverdrag of de binnenlandse wetgeving van de jurisdictie waar zij is gevestigd, ongeacht het bedrag aan baten dat aan belasting is onderworpen en het bedrag aan lasten dat kan worden afgetrokken in die jurisdictie.

Wanneer een groepsentiteit aan de definitie van vaste inrichting in artikel 3, 13°, c), voldoet, wordt haar netto-inkomen of -verlies uit de financiële verslaglegging aangepast zodat dat alleen de bedragen aan baten en lasten omvat die aan haar waren toe te rekenen geweest overeenkomstig artikel 7 van het OESO-modelbelastingverdrag inzake belasting naar inkomen en vermogen, als gewijzigd. § 3. Wanneer een groepsentiteit aan de definitie van vaste inrichting in artikel 3, 13°, d), voldoet, wordt haar netto-inkomen of -verlies uit de financiële verslaglegging berekend op basis van de bedragen aan baten die zijn vrijgesteld in de jurisdictie waar de hoofdentiteit is gevestigd en die zijn toe te rekenen aan de buiten die jurisdictie verrichte werkzaamheden, en van de bedragen aan lasten die fiscaal niet worden afgetrokken in de jurisdictie waar de hoofdentiteit is gevestigd en die zijn toe te rekenen aan die werkzaamheden. § 4. Het netto-inkomen of -verlies uit de financiële verslaglegging van een vaste inrichting wordt niet in aanmerking genomen bij de bepaling van het kwalificerende inkomen of verlies van de hoofdentiteit, met uitzondering van de bepalingen van paragraaf 5. § 5. Een kwalificerend verlies van een vaste inrichting wordt voor de berekening van het kwalificerende inkomen of verlies van de hoofdentiteit behandeld als een last van die hoofdentiteit voor zover bij de berekening van het binnenlandse belastbare inkomen van de hoofdentiteit het verlies van de vaste inrichting behandeld wordt als een last en niet verrekend wordt met een post van het binnenlandse belastbare inkomen dat onderworpen is aan belasting krachtens de wetgeving van zowel de jurisdictie van de hoofdentiteit als de jurisdictie van de vaste inrichting.

Kwalificerend inkomen dat nadien door de vaste inrichting wordt behaald, wordt behandeld als kwalificerend inkomen van de hoofdentiteit tot het bedrag van het kwalificerende verlies dat voordien krachtens het eerste lid als een last van de hoofdentiteit was behandeld.

Art. 12.§ 1. Het netto-inkomen of -verlies uit de financiële verslaglegging van een groepsentiteit die een doorstroomentiteit is, wordt verminderd met het bedrag dat is toe te rekenen aan de eigenaren ervan die geen groepsentiteiten zijn en die hun eigendomsbelang in de doorstroomentiteit direct dan wel via een keten van fiscaal transparante entiteiten houden, tenzij: a) de doorstroomentiteit een uiteindelijke moederentiteit is;of b) de doorstroomentiteit, direct dan wel via een keten van fiscaal transparante entiteiten, door de in de bepaling onder a) bedoelde uiteindelijke moederentiteit wordt gehouden. § 2. Het netto-inkomen of -verlies uit de financiële verslaglegging van een groepsentiteit die een doorstroomentiteit is, wordt verminderd met het netto-inkomen of -verlies uit de financiële verslaglegging dat wordt toegerekend aan een andere groepsentiteit. § 3. Wanneer een doorstroomentiteit haar bedrijf geheel of gedeeltelijk uitoefent via een vaste inrichting, wordt haar netto-inkomen of -verlies uit de financiële verslaglegging dat na toepassing van paragraaf 1 resteert, toegerekend aan die vaste inrichting overeenkomstig artikel 11. § 4. Wanneer een fiscaal transparante entiteit niet de uiteindelijke moederentiteit is, wordt het netto-inkomen of -verlies uit de financiële verslaglegging van de doorstroomentiteit dat na toepassing van de paragrafen 1 en 3 resteert, toegerekend aan haar groepsentiteit-eigenaren overeenkomstig hun eigendomsbelang in de doorstroomentiteit. § 5. Wanneer een doorstroomentiteit een fiscaal transparante entiteit is die de uiteindelijke moederentiteit of een omgekeerd hybride entiteit is, wordt elk netto-inkomen of -verlies uit de financiële verslaglegging van de doorstroomentiteit dat na toepassing van de paragrafen 1 en 3 resteert, toegerekend aan de uiteindelijke moederentiteit of de omgekeerd hybride entiteit. § 6. De paragrafen 3, 4 en 5 worden afzonderlijk toegepast met betrekking tot elk eigendomsbelang in de doorstroomentiteit.

Art. 13.§ 1. De indienende groepsentiteit kan ervoor kiezen om het bedrag dat in de financiële rekeningen van een groepsentiteit als kosten of lasten in aanmerking is genomen ten aanzien van een aandelengerelateerde vergoeding te vervangen door het bedrag dat in aftrek is toegestaan bij de berekening van de belastbare inkomsten in de locatie van de groepsentiteit.

Wanneer niet is gekozen om gebruik te maken van aandelenopties, wordt het bedrag van de kosten of lasten voor een aandelen-gerelateerde vergoeding dat is afgetrokken van het netto-inkomen of -verlies uit de financiële verslaglegging van de groepsentiteit om haar kwalificerende netto-inkomen of -verlies voor alle voorgaande verslagjaren te berekenen, toegevoegd in het verslagjaar waarin die keuze is vervallen.

Wanneer een deel van het bedrag van de kosten of lasten voor een aandelengerelateerde vergoeding is vastgelegd in de financiële rekeningen van de groepsentiteit in verslagjaren die voorafgaan aan het verslagjaar waarin de keuze wordt gemaakt, wordt een bedrag dat gelijk is aan het verschil tussen het totale bedrag van de kosten of lasten voor een aandelengerelateerde vergoeding dat is afgetrokken om het kwalificerende inkomen of verlies in die voorgaande verslagjaren te berekenen, en het totale bedrag van de kosten of lasten voor een aandelengerelateerde vergoeding dat zou zijn afgetrokken om het kwalificerende inkomen of verlies in die voorgaande verslagjaren te berekenen indien de keuze in die verslagjaren was gemaakt, meegenomen in de berekening van het kwalificerende inkomen of verlies van de groepsentiteit voor dat verslagjaar.

De keuze wordt gemaakt overeenkomstig artikel 58, en is consequent van toepassing op alle in dezelfde jurisdictie gevestigde groepsentiteiten voor het jaar waarin de keuze wordt gemaakt en alle daaropvolgende verslagjaren.

In het verslagjaar waarin de keuze wordt herroepen, wordt het bedrag van de niet-betaalde kosten of lasten voor een op grond van de gemaakte keuze afgetrokken aandelengerelateerde vergoeding dat hoger is dan de in de financiële verslaglegging opgebouwde last, meegenomen in de berekening van het kwalificerende inkomen of verlies van de groepsentiteit. § 2. De indienende groepsentiteit kan ervoor kiezen om winsten en verliezen met betrekking tot activa en verplichtingen die in de geconsolideerde jaarrekening voor een verslagjaar op basis van reële waarde of bijzondere waardevermindering worden opgenomen, te bepalen op basis van het realisatiebeginsel om het kwalificerende inkomen of verlies te berekenen.

Winsten of verliezen die voortvloeien uit verslaglegging op basis van reële waarde of bijzondere waardevermindering van een actief of een verplichting, worden niet meegenomen in de berekening van het kwalificerende inkomen of verlies van een groepsentiteit krachtens het eerste lid.

De boekwaarde van een actief of een verplichting met het oog op de bepaling van een winst of verlies krachtens het eerste lid is de boekwaarde op het tijdstip waarop het actief is verworven of de verplichting is aangegaan, dan wel de eerste dag van het verslagjaar waarin de keuze is gemaakt, naargelang welke datum het laatst valt.

De keuze wordt gemaakt overeenkomstig artikel 58, en is van toepassing op alle in de jurisdictie gevestigde groepsentiteiten waarvoor de keuze gemaakt wordt, tenzij de indienende groepsentiteit ervoor kiest om de keuze te beperken tot de materiële activa van de groepsentiteiten of tot beleggingsentiteiten.

In het verslagjaar waarin de keuze wordt herroepen, wordt bij het berekenen van het kwalificerende inkomen of verlies van de groepsentiteiten een bedrag dat op de eerste dag van het verslagjaar waarin de herroeping op grond van de keuze is bepaald, gelijk is aan het verschil tussen de reële waarde van het actief of de verplichting en de boekwaarde van het actief of de verplichting, hetzij opgeteld, indien de reële waarde hoger is dan de boekwaarde, hetzij afgetrokken, indien de boekwaarde hoger is dan de reële waarde. § 3. De indienende groepsentiteit kan ervoor kiezen om het kwalificerende inkomen of verlies van een in een jurisdictie gevestigde groepsentiteit, dat voortvloeit uit de vervreemding van in die jurisdictie gelegen lokale materiële activa door die groepsentiteit aan derden die geen lid van de groep zijn voor een verslagjaar, op de in deze paragraaf beschreven wijze aan te passen.

Voor de toepassing van deze paragraaf zijn lokale materiële activa onroerende goederen die in dezelfde jurisdictie zijn gelegen als de groepsentiteit.

De nettowinst uit de vervreemding van lokale materiële activa als bedoeld in het eerste lid in het verslagjaar waarin de keuze is gemaakt, wordt verrekend met elk nettoverlies van een in die jurisdictie gevestigde groepsentiteit uit de vervreemding van lokale materiële activa als bedoeld in het eerste lid in het verslagjaar waarin de keuze is gemaakt en in de vier verslagjaren die aan dat verslagjaar voorafgaan (de "vijfjaarsperiode"). De resterende nettowinst wordt dan verrekend met het nettoverlies dat, in voorkomend geval, is ontstaan in het vroegste verslagjaar van de vijfjaarsperiode. Restbedragen van nettowinst worden overgedragen en verrekend met eventuele nettoverliezen die zijn ontstaan in daaropvolgende verslagjaren van de vijfjaarsperiode.

Restbedragen van nettowinst die na toepassing van het tweede lid resteren, worden gelijkmatig over de vijfjaarsperiode verdeeld om het kwalificerende inkomen of verlies te berekenen van elke in die jurisdictie gevestigde groepsentiteit die een nettowinst heeft behaald uit de vervreemding van lokale materiële activa als bedoeld in het eerste lid in het verslagjaar waarin de keuze is gemaakt. Het aan een groepsentiteit toegerekende restbedrag van nettowinst is evenredig aan de nettowinst van die groepsentiteit gedeeld door de nettowinst van alle groepsentiteiten.

In afwijking van het derde lid, wanneer geen enkele groepsentiteit in een jurisdictie een nettowinst heeft behaald uit de vervreemding van lokale materiële activa als bedoeld in het eerste lid in het verslagjaar waarin de keuze is gemaakt, wordt het restbedrag van nettowinst als bedoeld in het derde lid gelijkelijk aan elke groepsentiteit in die jurisdictie toegerekend en gelijkmatig over de vijfjaarsperiode verdeeld om het kwalificerende inkomen of verlies van elk van die groepsentiteiten te berekenen.

Aanpassingen krachtens deze paragraaf voor de verslagjaren voorafgaand aan het verslagjaar waarin de keuze werd gemaakt, geven aanleiding tot een herberekening overeenkomstig artikel 24, § 1. De keuze wordt jaarlijks gemaakt overeenkomstig artikel 59. § 4. Een uiteindelijke moederentiteit kan ervoor kiezen om via haar geconsolideerde financieel administratieve verwerking de baten, lasten, winsten en verliezen van transacties tussen groepsentiteiten die in dezelfde jurisdictie zijn gevestigd en deel uitmaken van een fiscaal geconsolideerde groep te elimineren, om het kwalificerende netto-inkomen of -verlies van die groepsentiteiten te berekenen.

De keuze bedoeld in het eerste lid wordt gemaakt overeenkomstig artikel 58.

Aan het verslagjaar waarin de keuze bedoeld in het eerste lid is gemaakt of herroepen, worden passende aanpassingen aangebracht zodat kwalificerende inkomens- of verliesbestanddelen niet meer dan één keer in aanmerking worden genomen of buiten beschouwing blijven als gevolg van die keuze of herroeping.

De Koning kan een niet-limitatieve lijst opstellen die voorkomende gevallen oplijst van de "passende aanpassingen aangebracht zodat kwalificerende inkomens- of verliesbestanddelen niet meer dan één keer in aanmerking worden genomen of buiten beschouwing blijven" bedoeld in het derde lid in geval van uitoefening of herroeping van de keuze bedoeld in het eerste lid. § 5. De indienende groepsentiteit kan ervoor kiezen om het kwalificerende inkomen of verlies met betrekking tot wisselkoersverschillen als uitgesloten vermogenswinsten of -verliezen in de zin van artikel 9, § 1, e, te behandelen voor zover: a) het kwalificerende inkomen of verlies met betrekking tot wisselkoersverschillen toe te schrijven is aan afdekkingsinstrumenten die het wisselkoersrisico in eigendomsbelangen die meer dan één jaar economisch eigendom zijn van de groepsentiteit afdekken;b) het kwalificerende inkomen of verlies met betrekking tot wisselkoersverschillen wordt opgenomen in de gerealiseerde en niet-gerealiseerde resultaten op het niveau van de geconsolideerde jaarrekening;en c) het afdekkingsinstrument wordt beschouwd als een effectieve afdekking volgens de goedgekeurde standaard voor financiële verslaglegging die wordt gebruikt bij de opstelling van de geconsolideerde jaarrekening. De keuze bedoeld in het eerste lid wordt gemaakt overeenkomstig artikel 59. § 6. De indienende groepsentiteit kan ervoor kiezen een kwijtschelding van schuld uit te sluiten voor de bepaling van het kwalificerende inkomen of verlies voor zover die kwijtschelding: a) wordt ondernomen in het kader van een bij wet geregelde insolventie- of faillissementsprocedure onder toezicht van een rechtbank of een andere gerechtelijke instantie in het betrokken rechtsgebied of wanneer een onafhankelijke curator is aangesteld;b) ontstaat ingevolge een akkoord waarbij een of meer schuldeisers een niet met de schuldenaar verbonden persoon is en redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de schuldenaar binnen 12 maanden insolvent zou zijn indien de schulden van derden die in het kader van het akkoord zijn kwijtgescholden niet waren kwijtgescholden;of c) zich voordoet met betrekking tot en in de mate dat de schulden van de schuldenaar aan een derde partij hoger zijn dan de marktwaarde van de onderliggende activa waarop die schulden betrekking hebben, vastgesteld vóór het kwijtschelden van de schuld. De keuze bedoeld in het eerste lid wordt gemaakt overeenkomstig artikel 59. § 7. De indienende groepsentiteit kan ervoor kiezen om in afwijking van artikel 9, § 1, c, met betrekking tot vermogenswinsten of verliezen op te nemen bij de bepaling van het kwalificerende inkomen of verlies: a) winsten en verliezen op basis van de reële waarde en waardeverminderingen op het eigendomsbelang wanneer de eigenaar belastbaar is op basis van de reële waarde of op de waardevermindering, alsook wanneer de eigenaar belastbaar is op basis van het realisatiebeginsel waarbij de lasten uit hoofde van winstbelastingen uitgestelde belastinglast omvat die gebaseerd is op basis van de reële waarde of op de waardevermindering op het eigendomsbelang;b) winsten en verliezen toe te rekenen aan een eigendomsbelang in een doorstroomentiteit dat is opgenomen volgens de vermogensmutatiemethode;en c) winsten en verliezen die volgen uit de vervreemding van eigendomsbelangen en die worden opgenomen in het binnenlandse belastbare inkomen van de eigenaar met uitsluiting van winsten die worden gecompenseerd door een overeenkomstige aftrek van de belastbare basis. De keuze bedoeld in het eerste lid wordt gemaakt overeenkomstig artikel 58.

In afwijking van artikel 58 kan de keuze niet worden herroepen met betrekking tot een eigendomsbelang indien een verlies met betrekking tot dat eigendomsbelang in aanmerking is genomen bij de bepaling van het kwalificerende inkomen - of verlies tijdens de periode waarin de in het eerste lid gemaakte keuze van toepassing was. HOOFDSTUK 4. - Berekening van de aangepaste betrokken belastingen

Art. 14.§ 1. De betrokken belastingen van een groepsentiteit omvatten: a) belastingen die in de financiële rekeningen van een groepsentiteit zijn geregistreerd ter zake van door haar gegenereerde opbrengsten of winsten, of haar aandeel in de opbrengsten of winsten van een groepsentiteit waarin zij een eigendomsbelang houdt;b) belastingen op uitgekeerde winsten, met winst gelijkgestelde uitkeringen en niet-zakelijke lasten die in een in aanmerking komend uitkeringsbelastingstelsel worden geheven;c) belastingen die worden geheven in plaats van een algemeen toepasselijke vennootschapsbelasting;en d) belastingen die worden geheven op basis van ingehouden winsten en eigen vermogen, inclusief belastingen op diverse bestanddelen op basis van opbrengsten en eigen vermogen. § 2. De betrokken belastingen van een groepsentiteit omvatten niet: a) de door een moederentiteit opgebouwde bijheffing uit hoofde van een gekwalificeerde IIR;b) de door een groepsentiteit opgebouwde bijheffing uit hoofde van een gekwalificeerde binnenlandse bijheffing;c) belastingen die zijn toe te rekenen aan een door een groepsentiteit verrichte aanpassing naar aanleiding van de toepassing van een gekwalificeerde UTPR;d) niet-gekwalificeerde terugbetaalbare imputatiebelasting;en e) door een verzekeringsonderneming betaalde belastingen ter zake van opbrengsten voor polishouders. § 3. Betrokken belastingen ter zake van nettowinsten of -verliezen die voortvloeien uit de vervreemding van lokale materiële activa als bedoeld in artikel 13, § 3, eerste lid, in het verslagjaar waarin de in dat lid bedoelde keuze is gemaakt, worden niet meegenomen in de berekening van de betrokken belastingen.

Art. 15.§ 1. De aangepaste betrokken belastingen van een groepsentiteit voor een verslagjaar worden bepaald door de som van de belastinglasten van het lopende jaar die in haar netto-inkomen of -verlies uit de financiële verslaglegging ter zake van betrokken belastingen voor het verslagjaar zijn opgebouwd, aan te passen voor: a) het nettobedrag van vermeerderingen en verminderingen van betrokken belastingen voor het verslagjaar zoals bepaald in paragrafen 2 en 3;b) het totale bedrag van de aanpassing voor uitgestelde belastingen zoals bepaald in artikel 17;en c) verhogingen of verlagingen van betrokken belastingen die zijn geregistreerd in het eigen vermogen of de gerealiseerde en niet-gerealiseerde resultaten met betrekking tot bedragen die zijn meegenomen in de berekening van het kwalificerende inkomen of verlies dat aan belasting uit hoofde van lokale belastingregels onderworpen zal zijn. § 2. De vermeerderingen van de betrokken belastingen van een groepsentiteit voor het verslagjaar omvatten: a) elk bedrag van betrokken belastingen dat in de financiële rekeningen is opgebouwd als een last in de winst vóór belastingen;b) elk bedrag van uitgestelde belastingvorderingen voor een kwalificerend verlies dat is gebruikt op grond van artikel 18, § 2;c) elk bedrag van betrokken belastingen met betrekking tot een onzekere belastingsituatie dat voordien krachtens paragraaf 3, d), was uitgesloten en dat in het verslagjaar is betaald;en d) elk bedrag van het tegoed of de terugbetaling ter zake van een gekwalificeerd terugbetaalbaar belastingtegoed dat als een vermindering op de belastinglasten van het lopende jaar was opgebouwd. § 3. De verminderingen van de betrokken belastingen van een groepsentiteit voor het verslagjaar omvatten: a) het bedrag van belastinglasten van het lopende jaar ter zake van baten die niet zijn meegenomen in de berekening van het kwalificerende inkomen of verlies krachtens hoofdstuk 3;b) elk bedrag van het tegoed of de terugbetaling ter zake van een niet-gekwalificeerd terugbetaalbaar belastingtegoed dat niet was geregistreerd als een vermindering op de belastinglasten van het lopende jaar;c) elk bedrag van aan een groepsentiteit terugbetaalde of verrekende betrokken belastingen dat in de financiële rekeningen niet als een aanpassing van belastinglasten van het lopende jaar was aangemerkt, tenzij het betrekking heeft op een gekwalificeerd terugbetaalbaar belastingtegoed;d) het bedrag van belastinglasten van het lopende jaar ter zake van een onzekere belastingsituatie;en e) elk bedrag van belastinglasten van het lopende jaar dat naar verwachting niet binnen drie jaar na afloop van het verslagjaar zal worden betaald. § 4. Voor de berekening van de aangepaste betrokken belastingen wordt een bedrag van een betrokken belasting, wanneer dat in meer dan één bepaling in de paragrafen 1, 2 en 3 wordt omschreven, slechts eenmaal in aanmerking genomen. § 5. Wanneer er voor een verslagjaar geen netto kwalificerend inkomen bestaat in een jurisdictie en het bedrag van de aangepaste betrokken belastingen voor die jurisdictie negatief is en lager dan een bedrag dat gelijk is aan het netto kwalificerende verlies vermenigvuldigd met het minimumbelastingtarief (de "verwachte aangepaste betrokken belastingen"), wordt het bedrag dat gelijk is aan het verschil tussen het bedrag van de aangepaste betrokken belastingen en het bedrag van de verwachte aangepaste betrokken belastingen, als aanvullende bijheffing voor dat verslagjaar aangemerkt. Het bedrag van de aanvullende bijheffing wordt aan elke groepsentiteit in de jurisdictie toegerekend overeenkomstig artikel 24, § 3. § 6. In afwijking van paragraaf 5 wordt het bedrag dat gelijk is aan het verschil tussen het bedrag van de aangepaste betrokken belastingen en het bedrag van de verwachte aangepaste betrokken belastingen, als overdracht van overtollige negatieve belastinglasten aangemerkt volgens de bepalingen van artikel 16.

Art. 16.§ 1. Wanneer het in artikel 22, § 2, bedoelde bijheffingspercentage bij toepassing van artikel 15, § 5, groter zou zijn dan het minimumbelastingtarief voor een verslagjaar, wordt het verschil tussen het bedrag van de aangepaste betrokken belastingen en het bedrag van de verwachte aangepaste betrokken belastingen in de mate dat dit het minimumbelastingtarief overstijgt, aangemerkt als overdracht van overtollige negatieve belastinglasten. § 2. Bovendien kan bij de keuze van de indienende groepsentiteit, wanneer er voor een verslagjaar geen netto kwalificerend inkomen bestaat in een jurisdictie, het bedrag dat gelijk is aan het verschil tussen het bedrag van de aangepaste betrokken belastingen en het bedrag van de verwachte aangepaste betrokken belastingen, als overdracht van overtollige negatieve belastinglasten worden aangemerkt. § 3. Het bedrag dat als overtollige negatieve belastinglasten wordt aangemerkt, wordt niet aangemerkt voor de bepaling van het bedrag van de aangepaste betrokken belastingen van het verslagjaar waarin de overtollige negatieve belastinglasten worden opgebouwd. § 4. Het bedrag van overtollige negatieve belastinglasten wordt aangemerkt als vermindering van de aangepaste betrokken belastingen in het geval en in de mate dat: a) het in artikel 22, § 2, bedoelde bijheffingspercentage na toepassing van artikel 15, § 5, kleiner is dan het minimumbelastingtarief;en b) er voor dat verslagjaar netto kwalificerend inkomen bestaat. § 5. Het bedrag van overtollige negatieve belastinglasten dat ontstaan is door toepassing van paragrafen 1 en 2, wordt voor die indienende groepsentiteit overgedragen naar een volgend verslagjaar tot het tot nul is gereduceerd.

Art. 17.§ 1. Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder: a) "niet-toegestane belastingopbouw": i) elke mutatie in de uitgestelde belastinglast die is opgebouwd in de financiële rekeningen van een groepsentiteit ter zake van een onzekere belastingsituatie;en ii) elke mutatie in de uitgestelde belastinglast die is opgebouwd in de financiële rekeningen van een groepsentiteit ter zake van uitkeringen van een groepsentiteit; b) "niet-gebruikte belastingopbouw": elke toename in een uitgestelde belastingverplichting die in de financiële rekeningen van een groepsentiteit voor een verslagjaar is geregistreerd en naar verwachting niet zal worden betaald binnen de in paragraaf 7 bepaalde termijn, en waarvoor de indienende groepsentiteit er, overeenkomstig artikel 59, jaarlijks voor kiest om die niet in het totale bedrag van de aanpassing voor uitgestelde belastingen voor dat verslagjaar op te nemen. § 2. Wanneer het voor de berekening van de uitgestelde belastinglast toegepaste belastingtarief gelijk is aan of lager is dan het minimumbelastingtarief, is het totale bedrag van de aanpassing voor uitgestelde belastingen waarmee de aangepaste betrokken belastingen van een groepsentiteit voor een verslagjaar moet worden vermeerderd op grond van artikel 15, § 1, b), de uitgestelde belastinglast die in haar financiële rekeningen is opgebouwd ter zake van betrokken belastingen, met inachtneming van de aanpassingen uit hoofde van de paragrafen 3 tot 6.

Wanneer het voor de berekening van de uitgestelde belastinglast toegepaste belastingtarief hoger is dan het minimumbelastingtarief, is het totale bedrag van de aanpassing voor uitgestelde belastingen waarmee de aangepaste betrokken belastingen van een groepsentiteit voor een verslagjaar moet worden vermeerderd op grond van artikel 15, § 1, b), de uitgestelde belastinglast die in haar financiële rekeningen is opgebouwd ter zake van betrokken belastingen, herberekend tegen het minimumbelastingtarief, met inachtneming van de aanpassingen uit hoofde van de paragrafen 3 tot 6. § 3. Het totale bedrag van de aanpassing voor uitgestelde belastingen wordt verhoogd met: a) elk in de loop van het verslagjaar betaald bedrag aan niet-toegestane belastingopbouw of niet-gebruikte belastingopbouw;en b) elk in de loop van het verslagjaar betaald bedrag aan teruggenomen uitgestelde belastingverplichtingen die in een voorgaand verslagjaar zijn vastgesteld. § 4. Wanneer voor een verslagjaar een uitgestelde belastingvordering voor een verlies niet in de financiële rekeningen is opgenomen omdat niet aan de opnamecriteria is voldaan, wordt het totale bedrag van de aanpassing voor uitgestelde belastingen verminderd met het bedrag dat het totale bedrag van de aanpassing voor uitgestelde belastingen zou hebben verlaagd als er een uitgestelde belastingvordering voor een verlies voor het verslagjaar was opgebouwd. § 5. Het totale bedrag van de aanpassing voor uitgestelde belastingen omvat niet: a) het bedrag van uitgestelde belastinglasten ter zake van bestanddelen die niet zijn meegenomen in de berekening van het kwalificerende inkomen of verlies krachtens hoofdstuk 3;b) het bedrag van uitgestelde belastinglasten ter zake van niet-toegestane belastingopbouw en niet-gebruikte belastingopbouw;c) het effect van een waarderingsaanpassing of een aanpassing van de financieel administratieve verwerking ter zake van een uitgestelde belastingvordering;d) het bedrag van uitgestelde belastinglasten die voortvloeien uit een herwaardering ter zake van een wijziging in het toepasselijke binnenlandse belastingtarief, en e) het bedrag van uitgestelde belastinglasten ter zake van het ontstaan en het gebruik van belastingtegoeden. § 6. Wanneer een uitgestelde belastingvordering die is toe te rekenen aan een kwalificerend verlies van een groepsentiteit, voor een verslagjaar is geregistreerd tegen een lager tarief dan het minimumbelastingtarief, kan zij worden herberekend tegen het minimumbelastingtarief in hetzelfde verslagjaar, op voorwaarde dat de belastingplichtige kan aantonen dat de uitgestelde belastingvordering aan een kwalificerend verlies valt toe te rekenen.

Wanneer een uitgestelde belastingvordering op grond van het eerste lid wordt verhoogd, wordt het totale bedrag van de aanpassing voor uitgestelde belastingen dienovereenkomstig verlaagd. § 7. Een uitgestelde belastingverplichting die niet is teruggedraaid en waarvan het bedrag niet is betaald binnen de vijf daaropvolgende verslagjaren, wordt teruggenomen voor zover zij in aanmerking was genomen in het totale bedrag van de aanpassing voor uitgestelde belastingen van een groepsentiteit.

Het bedrag van de teruggenomen uitgestelde belastingverplichtingen dat voor het lopende verslagjaar is bepaald, wordt aangemerkt als een vermindering van de betrokken belastingen in het vijfde verslagjaar vóór het lopende verslagjaar, en het effectieve belastingtarief en de bijheffing van dat verslagjaar worden herberekend overeenkomstig artikel 24, § 1. De teruggenomen uitgestelde belastingverplichting voor het lopende verslagjaar is het bedrag van de stijging in de categorie uitgestelde belastingverplichtingen, dat was opgenomen in het totale bedrag van de aanpassing voor uitgestelde belastingen in het vijfde verslagjaar vóór het lopende verslagjaar en dat niet is teruggedraaid uiterlijk op de laatste dag van het lopende verslagjaar. § 8. Wanneer voor een opgebouwde uitgestelde belastingverplichting een uitzondering op terugname bestaat, wordt die verplichting in afwijking van paragraaf 7 niet teruggenomen, zelfs wanneer zij niet wordt teruggedraaid of betaald binnen de vijf daaropvolgende jaren. Een belastingopbouw waarvoor een uitzondering op terugname bestaat, is het bedrag van opgebouwde belastinglasten dat toerekenbaar is aan wijzigingen in de daarmee samenhangende uitgestelde belastingverplichtingen, ter zake van de volgende bestanddelen: a) kostenaftrekken met betrekking tot materiële activa;b) kosten van een licentie- of soortgelijke overeenkomst van een overheid voor het gebruik van onroerend goed of de exploitatie van natuurlijke hulpbronnen waar een aanzienlijke investering in materiële activa mee gemoeid is;c) onderzoeks- en ontwikkelingslasten;d) ontmantelings- en saneringslasten;e) waarderingen tegen reële waarde van niet-gerealiseerde nettowinsten;f) nettowinsten uit wisselkoersverschillen;g) verzekeringsreserves en geactiveerde acquisitiekosten voor verzekeringscontracten;h) winsten uit de verkoop van materiële goederen die in dezelfde jurisdictie als de groepsentiteit zijn gevestigd, en die worden geherinvesteerd in materiële goederen in dezelfde jurisdictie;en i) extra opgebouwde bedragen die voortvloeien uit wijzigingen in de verslagleggingsbeginselen met betrekking tot de in de bepalingen onder a) tot h) vermelde bestanddelen.

Art. 18.§ 1. In afwijking van artikel 17 kan een indienende groepsentiteit een keuze met betrekking tot kwalificerend verlies voor een jurisdictie maken, in overeenstemming waarmee er een uitgestelde belastingvordering voor een kwalificerend verlies wordt bepaald voor elk verslagjaar waarin er sprake is van een netto kwalificerend verlies in die jurisdictie. Daartoe is de uitgestelde belastingvordering voor een kwalificerend verlies gelijk aan het netto kwalificerend verlies voor een verslagjaar voor de jurisdictie, vermenigvuldigd met het minimumbelastingtarief.

Er wordt geen keuze met betrekking tot kwalificerend verlies gemaakt voor een jurisdictie met een in aanmerking komend uitkeringsbelastingstelsel uit hoofde van artikel 43. § 2. De op grond van paragraaf 1 bepaalde uitgestelde belastingvordering voor een kwalificerend verlies wordt gebruikt in een daaropvolgend verslagjaar waarin er sprake is van een netto kwalificerend inkomen voor de jurisdictie ten belope van een bedrag dat gelijk is aan het netto kwalificerend inkomen vermenigvuldigd met het minimumbelastingtarief of, indien dat lager is, het beschikbare bedrag van de uitgestelde belastingvordering voor een kwalificerend verlies. § 3. De op grond van paragraaf 1 bepaalde uitgestelde belastingvordering voor een kwalificerend verlies wordt verminderd met het bedrag dat voor een verslagjaar wordt gebruikt en het saldo wordt overgedragen naar de daaropvolgende verslagjaren. § 4. Wanneer een keuze met betrekking tot kwalificerend verlies wordt herroepen, worden de resterende op grond van paragraaf 1 bepaalde uitgestelde belastingvorderingen voor kwalificerend verlies tot nul verlaagd vanaf de eerste dag van het eerste verslagjaar waarin de keuze met betrekking tot kwalificerend verlies niet langer van toepassing is. § 5. De keuze met betrekking tot kwalificerend verlies wordt gemaakt bij de indiening van de in artikel 50 of 53 bedoelde eerste aangifte betreffende de bijheffing van de MNO-groep of omvangrijke binnenlandse groep, waarbij wordt vermeld voor welke jurisdictie de keuze geldt. § 6. Wanneer een doorstroomentiteit die de uiteindelijke moederentiteit van een MNO-groep of van een omvangrijke binnenlandse groep is, krachtens dit artikel een keuze met betrekking tot kwalificerend verlies maakt, wordt de uitgestelde belastingvordering voor een kwalificerend verlies berekend op basis van het kwalificerende verlies van de doorstroomentiteit nadat dat is verlaagd op grond van artikel 41, § 3.

Art. 19.§ 1. Aan een vaste inrichting wordt het bedrag van de betrokken belastingen toegerekend dat is opgenomen in de financiële rekeningen van een groepsentiteit en dat betrekking heeft op het kwalificerend inkomen of verlies van die vaste inrichting. § 2. Aan een groepsentiteit-eigenaar wordt het bedrag van de betrokken belastingen toegerekend dat is opgenomen in de financiële rekeningen van een fiscaal transparante entiteit en dat betrekking heeft op het kwalificerend inkomen of verlies van die groepsentiteit-eigenaar overeenkomstig artikel 12, § 4. § 3. Aan een groepsentiteit wordt het bedrag van de betrokken belastingen toegerekend dat is opgenomen in de financiële rekeningen van haar directe of indirecte groepsentiteit-eigenaren in het kader van een fiscaal regime inzake gecontroleerde buitenlandse vennootschappen, volgens hun aandeel in het inkomen van de gecontroleerde buitenlandse vennootschap. § 4. Aan een groepsentiteit die een hybride entiteit is, wordt het bedrag van de betrokken belastingen toegerekend dat is opgenomen in de financiële rekeningen van haar groepsentiteit-eigenaar en die betrekking hebben op kwalificerend inkomen van de hybride entiteit.

Onder "hybride entiteit" wordt verstaan een entiteit die voor de inkomstenbelasting als afzonderlijke persoon wordt aangemerkt in de jurisdictie waar zij is gevestigd, maar als fiscaal transparant in de jurisdictie waar haar eigenaar is gevestigd. § 5. Aan een groepsentiteit die in de loop van het verslagjaar een uitkering heeft gedaan, wordt het bedrag van de betrokken belastingen toegerekend dat is opgebouwd in de financiële rekeningen van haar directe groepsentiteiteigenaren voor een dergelijke uitkering. § 6. Een groepsentiteit waaraan op grond van de paragrafen 3 en 4 betrokken belastingen zijn toegerekend ter zake van passief inkomen, neemt die betrokken belastingen op in haar aangepaste betrokken belastingen ten belope van een bedrag dat gelijk is aan de betrokken belastingen die zijn toegerekend ter zake van dat passief inkomen.

In afwijking van het eerste lid neemt de in het eerste lid bedoelde groepsentiteit in haar aangepaste betrokken belastingen het bedrag op dat voortvloeit uit de vermenigvuldiging van het bijheffingspercentage voor de jurisdictie met het bedrag van het passief inkomen van de groepsentiteit dat is opgenomen in het kader van een fiscaal regime inzake gecontroleerde buitenlandse vennootschappen of een regel betreffende fiscale transparantie wanneer het resultaat lager is dan het krachtens het eerste lid bepaalde bedrag. Voor de toepassing van dit lid wordt voor de bepaling van het bijheffingspercentage voor de jurisdictie geen rekening gehouden met betrokken belastingen ter zake van dat passief inkomen bij de groepsentiteit-eigenaar.

Betrokken belastingen bij de groepsentiteit-eigenaar ter zake van zulk passief inkomen die na de toepassing van deze paragraaf resteren, worden niet toegerekend krachtens de paragrafen 3 en 4.

Voor de toepassing van deze paragraaf wordt onder "passief inkomen" verstaan de volgende, in het kwalificerend inkomen opgenomen inkomensbestanddelen, voor zover een groepsentiteit-eigenaar aan belasting onderworpen is geweest in het kader van een fiscaal regime inzake gecontroleerde buitenlandse vennootschappen of als gevolg van een eigendomsbelang in een hybride entiteit: a) een dividend of daarmee gelijkgestelde betaling;b) rente of daarmee gelijkgestelde betaling;c) huur;d) royalty;e) lijfrente;of f) nettowinsten uit een actief van het soort dat inkomen als omschreven in de bepalingen onder a) tot e) voortbrengt. § 7. Wanneer het kwalificerend inkomen van een vaste inrichting wordt aangemerkt als kwalificerend inkomen van de hoofdentiteit overeenkomstig artikel 11, § 5, worden de betrokken belastingen met betrekking tot dat inkomen in de jurisdictie waar de vaste inrichting is gevestigd, aangemerkt als betrokken belastingen van de hoofdentiteit ten belope van een bedrag dat niet hoger is dan dat inkomen vermenigvuldigd met het hoogste belastingtarief voor regulier inkomen in de jurisdictie waar de hoofdentiteit is gevestigd.

Art. 20.§ 1. Wanneer een groepsentiteit een aanpassing van haar betrokken belastingen voor een voorgaand verslagjaar in haar financiële rekeningen verwerkt, wordt die aanpassing aangemerkt als een aanpassing van betrokken belastingen in het verslagjaar waarin de aanpassing is verricht, tenzij de aanpassing betrekking heeft op een verslagjaar waarin er een daling is van de betrokken belastingen voor de jurisdictie.

Wanneer er een daling is van de betrokken belastingen die waren opgenomen in de aangepaste betrokken belastingen van de groepsentiteit voor een voorgaand verslagjaar, worden het effectieve belastingtarief en de bijheffing voor dat verslagjaar herberekend overeenkomstig artikel 24, § 1, door de aangepaste betrokken belastingen te verminderen met het bedrag van de daling van de betrokken belastingen.

Het kwalificerende inkomen voor het verslagjaar en voorgaande verslagjaren wordt dienovereenkomstig aangepast.

Overeenkomstig de jaarlijkse keuze van de indienende groepsentiteit die overeenkomstig artikel 59, wordt gemaakt, kan een daling van de betrokken belastingen die van geen materieel belang is, worden aangemerkt als een aanpassing van de betrokken belastingen in het verslagjaar waarin de aanpassing wordt verricht. Een daling van de betrokken belastingen die van geen materieel belang is, is een geaggregeerde daling van minder dan 1 miljoen euro in de aangepaste betrokken belastingen die zijn vastgesteld voor de jurisdictie voor het verslagjaar. § 2. Wanneer het toepasselijke binnenlandse belastingtarief wordt verlaagd tot onder het minimumbelastingtarief en die verlaging tot een uitgestelde belastinglast leidt, wordt het bedrag van de daaruit voortvloeiende uitgestelde belastinglast aangemerkt als een aanpassing van de verplichting van de groepsentiteit ter zake van betrokken belastingen die op grond van artikel 15 in aanmerking zijn genomen voor een voorgaand verslagjaar. § 3. Wanneer een uitgestelde belastinglast in aanmerking was genomen tegen een lager tarief dan het minimumbelastingtarief en het toepasselijke belastingtarief later is verhoogd, wordt het bedrag van de uitgestelde belastinglast naar aanleiding van die verhoging bij de betaling ervan aangemerkt als een aanpassing van de verplichting van een groepsentiteit ter zake van betrokken belastingen die voor een voorgaand verslagjaar overeenkomstig artikel 15 zijn opgelegd.

De aanpassing krachtens het eerste lid mag niet hoger zijn dan een bedrag dat gelijk is aan de uitgestelde belastinglast, herberekend tegen het minimumbelastingtarief. § 4. Wanneer meer dan 1 miljoen euro van het als belastinglasten van het lopende jaar door een groepsentiteit opgebouwde bedrag dat is opgenomen in de aangepaste betrokken belastingen voor een verslagjaar, niet is betaald binnen drie jaar na afloop van dat verslagjaar, worden het effectieve belastingtarief en de bijheffing voor het verslagjaar waarin het onbetaalde bedrag was gevorderd als een betrokken belasting, herberekend overeenkomstig artikel 24, § 1, door dat onbetaalde bedrag uit te sluiten van de aangepaste betrokken belastingen. HOOFDSTUK 5. - Berekening van het effectieve belastingtarief en de bijheffing

Art. 21.§ 1. Het effectieve belastingtarief van een MNO-groep of van een omvangrijke binnenlandse groep wordt berekend voor elk verslagjaar en voor elke jurisdictie, mits er een netto kwalificerend inkomen in de jurisdictie is, volgens de verhouding tussen, in de teller, de som van de aangepaste betrokken belastingen van alle in de jurisdictie gevestigde groepsentiteiten, bepaald overeenkomstig hoofdstuk 4 en, in de noemer, het netto kwalificerende inkomen van de groepsentiteiten in de jurisdictie zoals gedefinieerd in paragraaf 2. § 2. Het netto kwalificerende inkomen of verlies van de groepsentiteiten in de jurisdictie voor een verslagjaar is het verschil tussen enerzijds, het kwalificerende inkomen van alle in de jurisdictie gevestigde groepsentiteiten, bepaald overeenkomstig hoofdstuk 3, en anderzijds, de som van de kwalificerende verliezen van alle in de jurisdictie gevestigde groepsentiteiten, bepaald overeenkomstig hoofdstuk 3. § 3. Aangepaste betrokken belastingen en het kwalificerende inkomen of verlies van groepsentiteiten die beleggingsentiteiten zijn, worden niet meegenomen in de berekening van het effectieve belastingtarief overeenkomstig paragraaf 1 en in de berekening van het netto kwalificerende inkomen overeenkomstig paragraaf 2. § 4. Het effectieve belastingtarief van elke staatloze groepsentiteit wordt berekend, voor ieder verslagjaar, afzonderlijk van het effectieve belastingtarief van alle andere groepsentiteiten.

Art. 22.§ 1. Wanneer het effectieve belastingtarief van een jurisdictie waarin groepsentiteiten zijn gevestigd, lager is dan het minimumbelastingtarief voor een verslagjaar, berekent de MNO-groep of omvangrijke binnenlandse groep afzonderlijk de bijheffing voor elk van zijn groepsentiteiten die een kwalificerend inkomen hebben dat is meegenomen in de berekening van het netto kwalificerend inkomen van die jurisdictie. De bijheffing wordt berekend op jurisdictionele grondslag. § 2. Het bijheffingspercentage voor een jurisdictie voor een verslagjaar is het in voorkomend geval positieve verschil in procentpunten tussen enerzijds, het minimumbelastingtarief, en anderzijds, het effectieve belastingtarief berekend overeenkomstig artikel 21. § 3. De jurisdictionele bijheffing voor een verslagjaar is het in voorkomend geval positieve bedrag dat voortvloeit uit de vermenigvuldiging van het bijheffingspercentage, bepaald overeenkomstig paragraaf 2, met het bedrag van de overwinst bepaald overeenkomstig paragraaf 4, vermeerderd met de aanvullende bijheffing bepaald overeenkomstig artikel 24, en verminderd met het bedrag van de binnenlandse bijheffing, zoals bepaald in hoofdstuk 6 of uit hoofde van een gekwalificeerde binnenlandse bijheffing van een ander land. § 4. De in paragraaf 3 bedoelde overwinst voor de jurisdictie voor het verslagjaar is, in voorkomend geval, het positieve verschil tussen het netto kwalificerende inkomen bepaald voor de jurisdictie overeenkomstig artikel 21, § 2, enerzijds, en het bedrag van het op basis van substance uitgesloten inkomen bepaald voor de jurisdictie overeenkomstig artikel 23, anderzijds. § 5. De bijheffing van een groepsentiteit voor het lopende verslagjaar is gelijk aan de jurisdictionele bijheffing bepaald overeenkomstig paragraaf 3, vermenigvuldigd met de verhouding tussen, in de teller, het kwalificerende inkomen van de groepsentiteit bepaald overeenkomstig hoofdstuk 3 en, in de noemer, de som van het totale kwalificerende inkomen van alle groepsentiteiten in de jurisdictie. § 6. Als de jurisdictionele bijheffing voortvloeit uit een herberekening op grond van artikel 24, § 1, en er geen netto kwalificerend inkomen is in de jurisdictie voor het verslagjaar, wordt de bijheffing toegerekend aan elke groepsentiteit aan de hand van de formule in paragraaf 5 op basis van het kwalificerende inkomen van de groepsentiteiten in de verslagjaren waarvoor de herberekeningen op grond van artikel 24, § 1, zijn verricht. § 7. De bijheffing van elke staatloze groepsentiteit wordt, voor ieder verslagjaar, berekend los van de bijheffing van alle andere groepsentiteiten.

Art. 23.§ 1.Tenzij een indienende groepsentiteit van een MNO-groep of van een omvangrijke binnenlandse groep er overeenkomstig artikel 59, voor kiest de op substance gebaseerde inkomensuitzondering voor het verslagjaar niet toe te passen, wordt het netto kwalificerende inkomen voor een jurisdictie, met het oog op de berekening van de bijheffing, verminderd met een bedrag dat gelijk is aan de som van de in paragraaf 2 bedoelde uitzondering voor de loonkosten en de in paragraaf 3 bedoelde uitzondering voor materiële activa voor elke in de jurisdictie gevestigde groepsentiteit. § 2. De uitzondering voor de loonkosten van een in een jurisdictie gevestigde groepsentiteit is gelijk aan 5 pct. van haar in aanmerking komende loonkosten van in aanmerking komende werknemers die in die jurisdictie werkzaamheden voor de MNO-groep of omvangrijke binnenlandse groep uitoefenen, met uitzondering van in aanmerking komende loonkosten die: a) gekapitaliseerd en opgenomen zijn in de boekwaarde van de in aanmerking komende materiële activa;b) toerekenbaar zijn aan inkomen dat overeenkomstig artikel 10 is uitgesloten. § 3. De uitzondering voor materiële activa van een in een jurisdictie gevestigde groepsentiteit is gelijk aan 5 pct. van de boekwaarde van de in aanmerking komende materiële activa die in de jurisdictie zijn gelegen, met uitzondering van: a) de boekwaarde van vastgoed, inclusief terreinen en gebouwen, dat wordt aangehouden voor verkoop, leasing of investeringen;b) de boekwaarde van materiële activa die worden gebruikt om inkomen te genereren dat overeenkomstig artikel 10 is uitgesloten. § 4. Voor de toepassing van paragraaf 3 is de boekwaarde van in aanmerking komende materiële activa het gemiddelde van de boekwaarde van in aanmerking komende materiële activa aan het begin en het einde van het verslagjaar, zoals geregistreerd met het oog op de voorbereiding van de geconsolideerde jaarrekening van de uiteindelijke moederentiteit, verminderd met geaccumuleerde afschrijvingen en waardeverminderingen en vermeerderd met aan de kapitalisatie van loonlasten toerekenbare bedragen. § 5. Voor de toepassing van de paragrafen 2 en 3 zijn de in aanmerking komende loonkosten en de in aanmerking komende materiële activa van een groepsentiteit die een vaste inrichting is, deze die zijn opgenomen in haar afzonderlijke financiële rekeningen overeenkomstig artikel 11, §§ 1 en 2, op voorwaarde dat de in aanmerking komende loonkosten en de in aanmerking komende materiële activa in dezelfde jurisdictie als de vaste inrichting zijn gelegen.

De in aanmerking komende loonkosten en de in aanmerking komende materiële activa van een vaste inrichting worden buiten beschouwing gelaten voor de in aanmerking komende loonkosten en de in aanmerking komende materiële activa van de hoofdentiteit.

Wanneer het inkomen van een vaste inrichting op grond van artikel 12, § 1, en artikel 41, § 5, geheel of gedeeltelijk is uitgesloten, worden de in aanmerking komende loonkosten en de in aanmerking komende materiële activa van die vaste inrichting in dezelfde mate niet meegenomen in de berekening voor de MNO-groep of omvangrijke binnenlandse groep krachtens dit artikel. § 6. In aanmerking komende loonkosten van in aanmerking komende werknemers die zijn betaald door, en in aanmerking komende materiële activa die eigendom zijn van, een doorstroomentiteit die niet zijn toegerekend krachtens paragraaf 5, worden toegerekend aan: a) de groepsentiteit-eigenaren van de doorstroomentiteit, naar rato van het bedrag dat hun op grond van artikel 12, § 4, is toegerekend, mits de in aanmerking komende werknemers en de in aanmerking komende materiële activa in de jurisdictie van de groepsentiteit-eigenaren gelegen zijn;en b) de doorstroomentiteit, indien zij de uiteindelijke moederentiteit is, verminderd naar rato van het inkomen dat niet is meegenomen in de berekening van het kwalificerende inkomen van de doorstroomentiteit op grond van artikel 41, §§ 1 en 2, mits de in aanmerking komende werknemers en de in aanmerking komende materiële activa in de jurisdictie van de doorstroomentiteit gelegen zijn. Alle andere in aanmerking komende loonkosten en in aanmerking komende materiële activa van de doorstroomentiteit worden niet meegenomen in de berekeningen van het op basis van substance uitgesloten inkomen van de MNO-groep of omvangrijke binnenlandse groep. § 7. Het op basis van substance uitgesloten inkomen van elke staatloze groepsentiteit wordt, voor ieder verslagjaar, berekend afzonderlijk van het op basis van substance uitgesloten inkomen van alle andere groepsentiteiten. § 8. Het op basis van substance uitgesloten inkomen dat krachtens dit artikel is berekend, omvat niet de uitgezonderde loonkosten en de uitgezonderde materiële activa van groepsentiteiten die in die jurisdictie beleggingsentiteiten zijn.

Art. 24.§ 1. Wanneer op grond van artikel 3, 28°, derde lid, artikel 13, § 3, artikel 17, § 6, artikel 20, §§ 1 en 4, en artikel 43, § 5, een aanpassing van betrokken belastingen of kwalificerend inkomen of verlies tot herberekening van het effectieve belastingtarief en de bijheffing van de MNO-groep of de omvangrijke binnenlandse groep voor een voorgaand verslagjaar leidt, worden het effectieve belastingtarief en de bijheffing herberekend volgens de regels in de artikelen 21 tot 23. Als het bedrag aan bijheffing voor een periode stijgt naar aanleiding van die herberekening, wordt dat aangemerkt als een aanvullende bijheffing voor de toepassing van artikel 22, § 3, voor het verslagjaar waarin de herberekening is verricht. § 2. Wanneer er een aanvullende bijheffing is en geen netto kwalificerend inkomen voor de jurisdictie voor het verslagjaar, is het kwalificerende inkomen van elke in die jurisdictie gevestigde groepsentiteit een bedrag dat gelijk is aan de aan die groepsentiteiten toegerekende bijheffing op grond van artikel 22, §§ 5 en 6, gedeeld door het minimumbelastingtarief. § 3. Wanneer er op grond van artikel 15, § 5, een aanvullende bijheffing verschuldigd is, is het kwalificerende inkomen van elke in de jurisdictie gevestigde groepsentiteit een bedrag dat gelijk is aan de aan die groepsentiteiten toegerekende aanvullende bijheffing, gedeeld door het minimumbelastingtarief. De toerekening geschiedt pro rata aan elke groepsentiteit op basis van het kwalificerende inkomen of -verlies vermenigvuldigd met het minimumbelastingtarief en verminderd met de aangepaste betrokken belastingen.

De aanvullende bijheffing wordt uitsluitend toegerekend aan groepsentiteiten die een bedrag van aangepaste betrokken belastingen registreren dat lager is dan nul en lager dan het kwalificerende inkomen of verlies van die groepsentiteiten, vermenigvuldigd met het minimumbelastingtarief. § 4. Wanneer aan een groepsentiteit een aanvullende bijheffing wordt toegerekend overeenkomstig dit artikel en artikel 22, §§ 5 en 6, wordt die groepsentiteit voor de toepassing van hoofdstukken 6 en 7 aangemerkt als een laagbelaste groepsentiteit.

Art. 25.§ 1. De indienende groepsentiteit kan ervoor kiezen om, in afwijking van de artikelen 21 tot 24 en artikel 26, de verschuldigde bijheffing voor de in een jurisdictie gevestigde groepsentiteiten gelijk aan nul te laten zijn voor een verslagjaar indien, voor dat verslagjaar: a) de gemiddelde kwalificerende opbrengsten van alle in die jurisdictie gevestigde groepsentiteiten lager zijn dan 10 miljoen euro;en b) het gemiddelde kwalificerende inkomen of verlies van alle in die jurisdictie gevestigde groepsentiteiten een verlies is of minder bedraagt dan 1 miljoen euro. De keuze bedoeld in het eerste lid wordt jaarlijks gemaakt overeenkomstig artikel 59. § 2. De gemiddelde kwalificerende opbrengsten of het gemiddelde kwalificerende inkomen of verlies bedoeld in paragraaf 1 is het gemiddelde van de kwalificerende opbrengsten of het kwalificerende inkomen of verlies van de in de jurisdictie gevestigde groepsentiteiten voor het verslagjaar en de twee voorgaande verslagjaren.

Als er geen in de jurisdictie gevestigde groepsentiteiten met kwalificerende opbrengsten of een kwalificerend verlies in het eerste of tweede voorgaande verslagjaar, of in beide, zijn, wordt dat verslagjaar of worden die verslagjaren uitgesloten van de berekening van de gemiddelde kwalificerende opbrengsten of het gemiddelde kwalificerende inkomen of verlies van die jurisdictie. § 3. De kwalificerende opbrengsten van de in een jurisdictie gevestigde groepsentiteiten voor een verslagjaar zijn de som van alle opbrengsten van de in die jurisdictie gevestigde groepsentiteiten, verminderd of vermeerderd met overeenkomstig hoofdstuk 3 verrichte aanpassingen. § 4. Het kwalificerende inkomen of verlies van de in een jurisdictie gevestigde groepsentiteiten voor een verslagjaar is het netto kwalificerende inkomen of verlies van die jurisdictie zoals berekend overeenkomstig artikel 21, § 2. § 5. Dit artikel is niet van toepassing op staatloze groepsentiteiten en beleggingsentiteiten. De opbrengsten en het kwalificerende inkomen of verlies van die entiteiten worden niet meegenomen in de berekening van dit artikel.

Art. 26.§ 1. De berekening van het effectieve belastingtarief en de bijheffing voor een jurisdictie overeenkomstig deze wet ter zake van leden van een in minderheidseigendom gehouden subgroep wordt verricht alsof elke in minderheidseigendom gehouden subgroep een afzonderlijke MNO-groep of omvangrijke binnenlandse groep is.

De aangepaste betrokken belastingen en het kwalificerende inkomen of verlies van leden van een in minderheidseigendom gehouden subgroep worden niet meegenomen in de bepaling van het restbedrag van het effectieve belastingtarief van de MNO-groep of omvangrijke binnenlandse groep, berekend overeenkomstig artikel 21, § 1, en van het netto kwalificerende inkomen, berekend overeenkomstig artikel 21, § 2. § 2. Het effectieve belastingtarief en de bijheffing van een in minderheidseigendom gehouden groepsentiteit die geen lid is van een in minderheidseigendom gehouden subgroep, wordt berekend op entiteitsbasis overeenkomstig deze wet.

De aangepaste betrokken belastingen en het kwalificerende inkomen of verlies van de in minderheidseigendom gehouden groepsentiteit worden niet meegenomen in de bepaling van het restbedrag van het effectieve belastingtarief van de MNO-groep of omvangrijke binnenlandse groep, berekend overeenkomstig artikel 21, § 1, en van het netto kwalificerende inkomen, berekend overeenkomstig artikel 21, § 2.

Deze paragraaf is niet van toepassing op een in minderheidseigendom gehouden groepsentiteit die een beleggingsentiteit is. HOOFDSTUK 6. - Binnenlandse bijheffing Afdeling 1. - Definities

Art. 27.Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder: 1° het bedrag van aangepaste betrokken binnenlandse belastingen van de in België gevestigde groepsentiteiten: het in artikel 15, § 1, bedoelde bedrag van aangepaste betrokken belastingen van de in België gevestigde groepsentiteiten van een MNO-groep of van een omvangrijke binnenlandse groep, verminderd met de aan in België gevestigde groepsentiteiten toegekende bedragen overeenkomstig artikel 19, §§ 1 en 3;2° netto kwalificerend inkomen van de in België gevestigde groepsentiteiten: de som van het in artikel 21, § 2, vastgestelde netto kwalificerend inkomen van de in België gevestigde groepsentiteiten;3° het binnenlandse bijheffingsbelastingtarief in België: het tarief dat voor elk verslagjaar wordt berekend als de verhouding tussen in de teller het bedrag van aangepaste betrokken binnenlandse belastingen van de in België gevestigde groepsentiteiten en in de noemer het netto kwalificerend inkomen van de in België gevestigde groepsentiteiten;4° op basis van substance uitgesloten inkomen in België: het overeenkomstig artikel 23 bepaalde bedrag van op basis van substance uitgesloten inkomen van de in België gevestigde groepsentiteiten;5° bijkomende binnenlandse bijheffing: het bedrag aan aanvullende bijheffing van de in België gevestigde groepsentiteiten bepaald overeenkomstig artikel 24. Afdeling 2. Bepaling van de binnenlandse bijheffing

Art. 28.§ 1. Wanneer het binnenlandse bijheffingsbelastingtarief van een MNO-groep of van een omvangrijke binnenlandse groep in België lager is dan het minimumbelastingtarief voor een verslagjaar wordt een binnenlandse bijheffing geheven ten belope van het bedrag bedoeld in paragraaf 2 bij de in België gevestigde groepsentiteit. § 2. Het bedrag van de binnenlandse bijheffing wordt vastgesteld door: 1° het verschil te nemen tussen het minimumbelastingtarief en het binnenlandse bijheffingsbelastingtarief;2° dit percentage te vermenigvuldigen met het verschil tussen het netto kwalificerend inkomen van de in België gevestigde groepsentiteiten en het op basis van substance uitgesloten inkomen in België;3° aan dit bedrag de bijkomende binnenlandse bijheffing toe te voegen. § 3. Indien meerdere in België gevestigde groepsentiteiten behoren tot een MNO-groep of van een omvangrijke binnenlandse groep als bedoeld in paragraaf 1 wordt de binnenlandse bijheffing, van de MNO-groep of omvangrijke binnenlandse groep, bepaald overeenkomstig paragraaf 2, geheven bij de groepsentiteit met het grootste netto kwalificerend inkomen in België.

In afwijking van het eerste lid kan een MNO-groep of een omvangrijke binnenlandse groep ervoor kiezen een andere in België gevestigde groepsentiteit aan te duiden bij wie de belasting geheven wordt. § 4. De Koning kan de verdere modaliteiten met betrekking tot de voldoening van de binnenlandse bijheffing bepalen.

Art. 29.§ 1. In afwijking van artikel 28 is bij de keuze van de indienende groepsentiteit geen binnenlandse bijheffing verschuldigd voor een verslagjaar indien voor dat verslagjaar: 1° de gemiddelde kwalificerende opbrengsten van de in België gevestigde groepsentiteiten minder dan 10 miljoen euro bedraagt;en 2° het gemiddelde kwalificerend inkomen of verlies van de in België gevestigde groepsentiteiten een verlies is of minder dan 1 miljoen euro bedraagt. De keuze wordt jaarlijks gemaakt overeenkomstig artikel 25. § 2. De gemiddelde kwalificerende opbrengsten of het gemiddelde kwalificerende inkomen of verlies bedoeld in paragraaf 1 is het gemiddelde van de kwalificerende opbrengsten of kwalificerend inkomen of verlies van de in België gevestigde groepsentiteiten voor het verslagjaar en de twee voorgaande verslagjaren.

Als er geen in België gevestigde groepsentiteiten met kwalificerende opbrengsten of een kwalificerend verlies in het eerste of tweede voorgaande verslagjaar, of in beide, zijn, wordt dat verslagjaar of worden die verslagjaren uitgesloten van de berekening van de gemiddelde kwalificerende opbrengsten of het gemiddelde kwalificerende inkomen of verlies in België. Afdeling 3 . - Vermeerdering in geval geen of ontoereikende

voorafbetalingen zijn gedaan

Art. 30.§ 1. De belasting berekend overeenkomstig artikel 28, wordt eventueel vermeerderd zoals vermeld in de artikelen 157 tot 168 van het Wetboek van de Inkomstenbelasting 1992, ingeval geen of ontoereikende voorafbetalingen zijn gedaan, onverminderd de toepassing van paragrafen 2 en 4.

Voor de toepassing van dit artikel mag de in artikel 161 van hetzelfde Wetboek bedoelde basisrentevoet niet lager zijn dan 3 pct.

In afwijking van de artikelen 160 en 165 van hetzelfde Wetboek, vinden de beperking van de vermeerdering tot 90 pct. en de verhoging van de berekeningsgrondslag tot 106 pct. van de Rijksbelasting evenwel geen toepassing.

De bij artikel 163 van hetzelfde Wetboek bepaalde uitzondering op de vermeerdering is niet van toepassing. § 2. De in paragraaf 1 bedoelde vermeerdering wordt niet toegepast voor het gedeelte dat voortkomt uit ontoereikende voorafbetalingen die te wijten zijn aan het feit dat de in België gevestigde groepsentiteiten van een MNO-groep voorafbetalingen hebben gedaan als bedoeld in artikelen 157 tot 168 en 218 van het hetzelfde Wetboek. § 3. De Koning kan nadere toepassingsmodaliteiten met betrekking tot de voorafbetalingen overeenkomstig dit artikel bepalen. § 4. In afwijking van artikel 159 van hetzelfde Wetboek, worden voor verslagjaren die aanvangen voor 31 december 2024, de bedragen van de voorafbetalingen vermenigvuldigd met 3 maal de basisrentevoet indien zij uiterlijk zijn gedaan op 20 december 2024. HOOFDSTUK 7. - IIR-bijheffing Afdeling 1. - Bepaling van de IIR-bijheffing

Art. 31.§ 1. Een IIR-bijheffing die gelijk is aan de bijheffing ten belope van het in artikel 32, bedoelde bedrag is verschuldigd ter zake van haar in een andere jurisdictie gevestigde dan wel staatloze laagbelaste groepsentiteiten alsook ter zake van zichzelf en van haar in België gevestigde laagbelaste groepsentiteiten door de volgende in België gevestigde volgende entiteiten: 1° een uiteindelijke moederentiteit;2° een tussenliggende moederentiteit die wordt gehouden door een in een derde land gevestigde uiteindelijke moederentiteit of door een in een lidstaat van de Europese Unie gevestigde uiteindelijke moederentiteit die een uitgesloten entiteit is;en 3° een partieel gehouden moederentiteit. § 2. Paragraaf 1 is niet van toepassing op een in België gevestigde tussenliggende moederentiteit wanneer: a) de uiteindelijke moederentiteit voor het verslagjaar onderworpen is aan een gekwalificeerde IIR-bijheffing;of b) een andere tussenliggende moederentiteit gevestigd is in een jurisdictie waar zij onderworpen is aan een gekwalificeerde IIR-bijheffing voor dat verslagjaar en zij direct of indirect een zeggenschapsbelang in de in paragraaf 1 bedoelde tussenliggende moederentiteit houdt. § 3. Paragraaf 1 is niet van toepassing op een in België gevestigde partieel gehouden moederentiteit indien een andere partieel gehouden moederentiteit is gevestigd in een jurisdictie waar zij voor dat verslagjaar onderworpen is aan een gekwalificeerde IIR-bijheffing en zij direct of indirect een zeggenschapsbelang in de in paragraaf 1, 3°, bedoelde partieel gehouden moederentiteit houdt. § 4. De Koning kan de verdere modaliteiten met betrekking tot de voldoening van de IIR-bijheffing bepalen.

Art. 32.§ 1. De in artikel 31 bedoelde IIR-bijheffing, is gelijk aan de bijheffing van de laagbelaste groepsentiteit, zoals berekend overeenkomstig artikel 22, vermenigvuldigd met het aan de moederentiteit toerekenbare deel van die bijheffing voor het verslagjaar. § 2. Het aan een moederentiteit toerekenbare deel van de bijheffing ter zake van een laagbelaste groepsentiteit bedoeld in paragraaf 1 is evenredig aan het eigendomsbelang van de moederentiteit in het kwalificerende inkomen van de laagbelaste groepsentiteit. Dat eigendomsbelang is voor het verslagjaar gelijk aan het kwalificerende inkomen van de laagbelaste groepsentiteit, onder aftrek van het deel van dat inkomen dat is toe te rekenen aan eigendomsbelangen van andere eigenaren, gedeeld door het kwalificerende inkomen van de laagbelaste groepsentiteit voor het verslagjaar.

Het bedrag aan kwalificerend inkomen dat is toe te rekenen aan door andere eigenaren aangehouden eigendomsbelangen in een laagbelaste groepsentiteit bedoeld in het eerste lid, is gelijk aan het bedrag dat aan die eigenaren toegerekend zou worden op grond van de aanvaardbare standaarden voor financiële verslaglegging die gebruikt worden voor de opstelling van de geconsolideerde jaarrekening van de uiteindelijke moederentiteit ingeval het netto-inkomen van de laagbelaste groepsentiteit gelijk is aan haar kwalificerend inkomen en: a) de moederentiteit een geconsolideerde jaarrekening overeenkomstig die standaarden heeft opgesteld (de "hypothetische geconsolideerde jaarrekening");b) de moederentiteit een zeggenschapsbelang in de laagbelaste groepsentiteit bezit en derhalve alle baten en lasten van de laagbelaste groepsentiteit post voor post in de hypothetische geconsolideerde jaarrekening geconsolideerd zijn met die van de moederentiteit;c) het volledige kwalificerende inkomen van de laagbelaste groepsentiteit toe te rekenen is aan transacties met personen die geen groepsentiteit zijn;en d) alle eigendomsbelangen die niet direct of indirect door de moederentiteit worden gehouden, door andere personen dan groepsentiteiten worden gehouden. Het kwalificerend inkomen bedoeld in deze paragraaf omvat niet het inkomen dat overeenkomstig artikel 12, § 1, is toe te rekenen aan de eigenaren van de doorstroomentiteit die geen groepsentiteiten zijn. § 3. Bovenop het overeenkomstig paragraaf 1 aan een moederentiteit toegerekende bedrag omvat de IIR-bijheffing die op grond van artikel 31 is verschuldigd, voor het verslagjaar het volgende, overeenkomstig artikel 28: a) het volledige bedrag van de voor die moederentiteit berekende bijheffing;en b) het bedrag van de voor haar in België gevestigde laagbelaste groepsentiteiten berekende bijheffing, vermenigvuldigd met het aan de moederentiteit toerekenbare aandeel van die bijheffing voor het verslagjaar.

Art. 33.Indien een moederentiteit als bedoeld in 31, § 1, en indirect eigendomsbelang in een laagbelaste groepsentiteit houdt via een tussenliggende of partieel gehouden moederentiteit die is onderworpen aan een gekwalificeerde IIR-bijheffing voor het verslagjaar, wordt de op grond van artikel 31 verschuldigde bijheffing verminderd met een bedrag dat gelijk is aan het aan eerstgenoemde moederentiteit toerekenbare deel van de bijheffing die verschuldigd is door de tussenliggende moederentiteit of de partieel gehouden moederentiteit berekend overeenkomstig artikel 32. Afdeling 2. - Vermeerdering in het geval ontoereikende

voorafbetalingen zijn gedaan

Art. 34.§ 1. De belasting berekend overeenkomstig artikel 31, wordt eventueel vermeerderd zoals vermeld in de artikelen 157 tot 168 van het Wetboek van de Inkomstenbelasting 1992, ingeval geen of ontoereikende voorafbetalingen zijn gedaan, onverminderd de toepassing van paragraaf 3.

Voor de toepassing van dit artikel mag de in artikel 161 van hetzelfde Wetboek bedoelde basisrentevoet niet lager zijn dan 3 pct.

In afwijking van de artikelen 160 en 165 van hetzelfde Wetboek, vinden de beperking van de vermeerdering tot 90 pct. en de verhoging van de berekeningsgrondslag tot 106 pct. van de Rijksbelasting evenwel geen toepassing.

De bij artikel 163 van hetzelfde Wetboek bepaalde uitzondering op de vermeerdering is niet van toepassing. § 2. De Koning kan nadere toepassingsmodaliteiten met betrekking tot de voorafbetalingen overeenkomstig dit artikel bepalen. § 3. In afwijking van artikel 159 van hetzelfde Wetboek, worden voor verslagjaren die aanvangen vóór 31 december 2024 de bedragen van de voorafbetalingen vermenigvuldigd met 3 maal de basisrentevoet naargelang zij uiterlijk zijn gedaan op 20 december 2024. HOOFDSTUK 8. - UTPR-bijheffing

Art. 35.§ 1. Een UTPR-bijheffing die gelijk is aan de bijheffing van de laagbelaste groepsentiteit, ten belope van het in artikel 36 bedoelde bedrag, is verschuldigd door de in België gevestigde groepsentiteit, met uitsluiting van beleggingsentiteiten, wanneer de uiteindelijke moederentiteit van de MNO-groep waartoe die groepsentiteit behoort: 1) een uitgesloten entiteit is;2) in een jurisdictie van een derde land is gevestigd dat geen gekwalificeerde IIR toepast;of 3) in een jurisdictie is gevestigd die voor de toepassing van deze wet aangemerkt wordt als een laagbelastende jurisdictie bedoeld in artikel 3, 35°. § 2. Indien meerdere in België gevestigde groepsentiteiten behoren tot een MNO-groep als bedoeld in paragraaf 1 wordt de UTPR-bijheffing, bepaald voor de MNO-groep overeenkomstig artikel 36, geheven bij de groepsentiteit met het grootste netto kwalificerend inkomen in België.

In afwijking van het eerste lid kan een MNO-groep ervoor kiezen een andere Belgische groepsentiteit aan te duiden bij wie de belasting geheven wordt. § 3. De Koning kan de verdere modaliteiten met betrekking tot de voldoening van de UTPR-bijheffing bepalen.

Art. 36.§ 1. De UTPR-bijheffing is gelijk aan het bedrag van de totale UTPR-bijheffing in het verslagjaar van de MNO-groep, bedoeld in paragraaf 2, vermenigvuldigd met het UTPR-percentage van België voor het verslagjaar, bedoeld in paragraaf 5. § 2. De totale UTPR-bijheffing voor een verslagjaar is gelijk aan de som van de voor elke laagbelaste groepsentiteit van de MNO-groep voor dat verslagjaar overeenkomstig artikel 22 berekende bijheffing, met inachtneming van de in de paragrafen 3 en 4 vastgelegde aanpassingen. § 3. De UTPR-bijheffing voor een laagbelaste groepsentiteit is gelijk aan nul indien, voor het verslagjaar, alle eigendomsbelangen van de uiteindelijke moederentiteit in die laagbelaste groepsentiteit direct of indirect gehouden worden door een of meerdere moederentiteiten die voor dat verslagjaar ter zake van die laagbelaste groepsentiteit een gekwalificeerde IIR moeten toepassen. § 4. Indien paragraaf 3 niet van toepassing is, wordt de UTPR-bijheffing voor een laagbelaste groepsentiteit verminderd met het aan de moederentiteit toe te rekenen aandeel van de bijheffing voor die laagbelaste groepsentiteit uit hoofde van de gekwalificeerde IIR. § 5. Het UTPR-percentage van België wordt voor ieder verslagjaar en voor iedere MNO-groep is de som van de ratio van 50 pct. van A en 50 pct. van B, waarbij wordt verstaan onder: - A is de verhouding tussen het totale aantal werknemers van alle groepsentiteiten van de MNO-groep gevestigd in België en het totale aantal werknemers van alle groepsentiteiten van de MNO-groep gevestigd in een jurisdictie die een van kracht zijnde gekwalificeerde UTPR heeft voor het verslagjaar; - B is de verhouding tussen de som van de nettoboekwaarde van de materiële activa van alle groepsentiteiten van de MNO-groep gevestigd in België en de som van de nettoboekwaarde van de materiële activa van alle groepsentiteiten van de MNO-groep gevestigd in een jurisdictie die een van kracht zijnde gekwalificeerde UTPR heeft voor het verslagjaar. § 6. Het totale aantal werknemers bedoeld in paragraaf 5, eerste streepje, is het aantal werknemers, uitgedrukt in voltijdse equivalenten, van alle in de betreffende jurisdictie gevestigde groepsentiteiten, inclusief zelfstandige contractanten mits zij deelnemen aan de reguliere bedrijfsactiviteiten van de groepsentiteit.

De materiële activa bedoeld in paragraaf 5, tweede streepje, omvatten de materiële activa van alle in de betreffende jurisdictie gevestigde groepsentiteiten maar geen liquide of daarmee gelijkgestelde middelen, immateriële of financiële activa. § 7. De werknemers van wie de loonkosten zijn opgenomen in de afzonderlijke financiële rekeningen van een vaste inrichting, zoals bepaald bij artikel 11, § 1, en aangepast overeenkomstig artikel 11, § 2, worden toegewezen aan de jurisdictie waar de vaste inrichting gevestigd is.

Materiële activa die zijn opgenomen in de afzonderlijke financiële rekeningen van een vaste inrichting zoals bepaald bij artikel 11, § 1, en aangepast overeenkomstig artikel 11, § 2, worden toegewezen aan de jurisdictie waar de vaste inrichting gevestigd is.

Het aantal werknemers en de materiële activa die worden toegewezen aan een vaste inrichting worden niet in aanmerking genomen voor het aantal werknemers en de materiële activa van de jurisdictie van de hoofdentiteit.

Het aantal werknemers en de nettoboekwaarde van de materiële activa van een belegginsentiteit of doorstroomentiteit worden niet meegenomen in de berekening in paragraaf 5, tenzij zij in het geval van een doorstroomentiteit zijn toegerekend aan een vaste inrichting of, bij gebreke van een vaste inrichting, aan de groepsentiteiten die zijn gevestigd in de jurisdictie waar de doorstroomentiteit is opgericht. § 8. In afwijking van paragraaf 5 wordt het UTPR-percentage voor een MNO-groep voor een verslagjaar geacht nul te zijn zolang het in een voorafgaand verslagjaar aan België toegewezen bedrag aan UTPR-bijheffing er niet toe heeft geleid dat de in België gevestigde groepsentiteiten van die MNO-groep een extra contante belastinglast dragen die in totaal gelijk is aan het aan die jurisdictie toegewezen bedrag aan UTPR-bijheffing voor dat voorafgaande verslagjaar.

Het aantal werknemers en de nettoboekwaarde van de materiële activa van de groepsentiteiten van een MNO-groep die is gevestigd in België met een UTPR-percentage van nul voor een verslagjaar, zijn uitgesloten in de berekening van de toerekening van de totale UTPR-bijheffing aan de MNO-groep voor dat verslagjaar. § 9. Indien alle jurisdicties met een gekwalificeerde UTPR-bijheffing die van kracht is voor dat verslagjaar, voor de MNO-groep een UTPR-percentage van nul hebben overeenkomstig paragraaf 8, dan is die paragraaf niet van toepassing. HOOFDSTUK 9. - Bijzondere regels voor herstructureringen van ondernemingen en holdingstructuren

Art. 37.§ 1. Wanneer een entiteit (de "doelentiteit") een groepsentiteit van een MNO-groep of van een omvangrijke binnenlandse groep wordt of dat niet langer is als gevolg van de overdracht van directe of indirecte eigendomsbelangen in de doelentiteit, of wanneer de doelentiteit de uiteindelijke moederentiteit wordt van een nieuwe groep in een verslagjaar (het "overnamejaar"), wordt de doelentiteit voor de toepassing van deze wet als een lid van de MNO-groep of omvangrijke binnenlandse groep behandeld op voorwaarde dat een deel van haar activa, passiva, baten, lasten en kasstromen in het overnamejaar post voor post worden opgenomen in de geconsolideerde jaarrekening van de uiteindelijke moederentiteit.

Het effectieve belastingtarief en de bijheffing van de doelentiteit worden berekend overeenkomstig de paragrafen 2 tot 8. § 2. In het overnamejaar houdt een MNO-groep of omvangrijke binnenlandse groep alleen rekening met het netto- inkomen of -verlies uit de financiële verslaglegging en de aangepaste betrokken belastingen van de doelentiteit zijn opgenomen in de geconsolideerde jaarrekening van de uiteindelijke moederentiteit. § 3. In het overnamejaar, en in elk daaropvolgend verslagjaar, zijn het kwalificerende inkomen of verlies en de aangepaste betrokken belastingen van de doelentiteit gebaseerd op de historische boekwaarde van haar activa en passiva. § 4. In het overnamejaar wordt in de berekening van de op grond van artikel 23, § 2, in aanmerking komende loonkosten van de doelentiteit alleen rekening gehouden met de kosten die tot uiting komen in de geconsolideerde jaarrekening van de uiteindelijke moederentiteit. § 5. De berekening van de boekwaarde van de op grond van artikel 23, § 3, in aanmerking komende materiële activa wordt, in voorkomend geval, aangepast naar rato van de periode dat de doelentiteit in het overnamejaar lid was van de MNO-groep of omvangrijke binnenlandse groep. § 6. Met uitzondering van de kwalificerende uitgestelde belastingvordering voor verlies als bedoeld in artikel 18 worden de uitgestelde belastingvorderingen en de uitgestelde belastingverplichtingen van een doelentiteit die tussen MNO-groepen of omvangrijke binnenlandse groepen worden overgedragen, door de overnemende MNO-groep of omvangrijke binnenlandse groep op dezelfde wijze en in dezelfde mate in aanmerking genomen als controleerde de overnemende MNO-groep of omvangrijke binnenlandse groep de doelentiteit toen die vorderingen en verplichtingen ontstonden. § 7. Uitgestelde belastingverplichtingen van de doelentiteit die voordien waren opgenomen in haar totale bedrag van de aanpassing voor uitgestelde belastingen, worden in het overnamejaar door de vervreemdende MNO-groep of omvangrijke binnenlandse groep behandeld als teruggedraaid voor de toepassing van artikel 17, § 7, en als voortkomend uit de overnemende MNO-groep of omvangrijke binnenlandse groep, met dien verstande dat in dat geval latere verminderingen van de betrokken belastingen op grond van artikel 17, § 7, effect hebben in het jaar waarin het bedrag wordt teruggenomen. § 8. Wanneer de doelentiteit tijdens het overnamejaar een moederentiteit is en een groepsentiteit in twee of meer MNO-groepen of omvangrijke binnenlandse groepen is, past zij de IIR afzonderlijk toe op de haar toerekenbare delen in de voor elke MNO-groep of omvangrijke binnenlandse groep bepaalde bijheffing van laagbelaste groepsentiteiten. § 9. In afwijking van de paragrafen 1 tot 8 wordt de verkrijging of vervreemding van een zeggenschapsbelang in een doelentiteit als een verkrijging of vervreemding van activa en passiva behandeld indien de jurisdictie waar de doelentiteit is gevestigd of, in het geval van een fiscaal transparante entiteit, de jurisdictie waar de activa zijn gelegen, de verkrijging of vervreemding van dat zeggenschapsbelang op dezelfde, of op een vergelijkbare wijze, behandelt als een verkrijging of vervreemding van activa en passiva, en een betrokken belasting van de verkoper heft op basis van het verschil tussen de heffingsgrondslag en de in ruil voor het zeggenschapsbelang betaalde vergoeding of de reële waarde van de activa en passiva.

Art. 38.§ 1. Een groepsentiteit die activa en passiva vervreemdt (de "vervreemdende groepsentiteit"), neemt de winsten of verliezen uit die vervreemding op in de berekening van haar kwalificerende inkomen of verlies.

Een groepsentiteit die activa en passiva overneemt (de "overnemende groepsentiteit"), bepaalt haar kwalificerende inkomen of verlies op basis van de boekwaarde van de overgenomen activa en passiva zoals die is bepaald uit hoofde van de standaard voor financiële verslaglegging die is gebruikt bij de opstelling van de geconsolideerde jaarrekening van de uiteindelijke moederentiteit. § 2. In afwijking van paragraaf 1, wanneer een vervreemding of verkrijging van activa en passiva in het kader van een reorganisatie plaatsvindt: a) sluit de vervreemdende groepsentiteit bij de berekening van haar kwalificerende inkomen of verlies winsten of verliezen uit die vervreemding uit;en b) bepaalt de overnemende groepsentiteit haar kwalificerende inkomen of verlies op basis van de boekwaarde van de verkregen activa en passiva van de vervreemdende groepsentiteit op het tijdstip van vervreemding. § 3. In afwijking van paragrafen1 en 2, wanneer de vervreemding van activa en passiva plaatsvindt in het kader van een reorganisatie die voor de vervreemdende groepsentiteit in niet-kwalificerende winsten of verliezen resulteert: a) neemt de vervreemdende groepsentiteit de winsten of verliezen uit de vervreemding op in de berekening van haar kwalificerend inkomen of verlies tot het bedrag van de niet-kwalificerende winsten of verliezen;en b) bepaalt de overnemende groepsentiteit haar kwalificerende inkomen of verlies na de verkrijging aan de hand van de boekwaarde van de overgenomen activa en passiva van de vervreemdende groepsentiteit op het tijdstip van vervreemding, zoals aangepast conform de plaatselijke belastingregels van de overnemende groepsentiteit om de niet kwalificerende winsten of verliezen te verantwoorden. § 4. Bij de keuze van de indienende groepsentiteit mag een groepsentiteit, wanneer die in de jurisdictie waar zij is gevestigd, de grondslag van haar activa en het bedrag van haar passiva voor fiscale doeleinden moet of mag aanpassen aan de reële waarde: a) in de berekening van haar kwalificerende inkomen of verlies voor elk van haar activa en passiva een winst- of verliesbedrag opnemen dat: i) gelijk is aan het verschil tussen de boekwaarde ten behoeve van de financiële verslaglegging van het actief of passief vlak vóór de datum van de gebeurtenis die aanleiding heeft gegeven tot de fiscale aanpassing (het "triggering event"), en de reële waarde van het actief of passief vlak na het triggering event;en ii) is verminderd (of vermeerderd) met de eventuele door het triggering event ontstane niet-kwalificerende winsten of verliezen; b) de reële waarde ten behoeve van de financiële verslaglegging van het actief of passief vlak na het triggering event gebruiken voor de berekening van het kwalificerend inkomen of verlies in de verslagjaren die na het triggering event eindigen;en c) het nettototaal van de onder a) bepaalde bedragen opnemen in het kwalificerend inkomen of verlies van de groepsentiteit op een van de volgende manieren: i) het nettototaal van die bedragen wordt opgenomen in het verslagjaar waarin het triggering event zich voordoet;of ii) een bedrag gelijk aan het nettototaal van die bedragen gedeeld door vijf wordt opgenomen in het verslagjaar waarin het triggering event zich voordoet en in elk van de vier onmiddellijk daaropvolgende verslagjaren, tenzij de groepsentiteit de MNO-groep of omvangrijke binnenlandse groep verlaat in een verslagjaar binnen die periode, in welk geval het resterende bedrag volledig in dat verslagjaar wordt opgenomen.

Art. 39.§ 1. Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder: a) "joint venture": een entiteit waarvan de financiële resultaten volgens de vermogensmutatiemethode worden gerapporteerd in de geconsolideerde jaarrekening van de uiteindelijke moederentiteit, op voorwaarde dat die uiteindelijke moederentiteit - direct of indirect - ten minste 50 pct.van haar eigendomsbelang houdt.

Een joint venture omvat niet: i) een uiteindelijke moederentiteit van een MNO-groep of van een omvangrijke binnenlandse groep die de IIR moet toepassen; ii) een uitgesloten entiteit in de zin van artikel 3, 59° ; iii) een entiteit waarvan de door de MNO-groep of omvangrijke binnenlandse groep gehouden eigendomsbelangen direct worden gehouden via een uitgesloten entiteit als bedoeld in artikel 3, 59°, en die aan één van de volgende voorwaarden voldoet: - zij wordt uitsluitend of nagenoeg uitsluitend gedreven om activa aan te houden of middelen te beleggen ten behoeve van haar beleggers; - zij verricht werkzaamheden die een aanvulling vormen op de werkzaamheden van de uitgesloten entiteit; of - nagenoeg al het inkomen ervan is uitgesloten van de berekening van het kwalificerend inkomen of verlies overeenkomstig artikel 9, § 1, b) en c); iv) een entiteit die wordt gehouden door een MNO-groep of omvangrijke binnenlandse groep die uitsluitend uit uitgesloten entiteiten bestaat; of v) een met een joint venture gelieerde partij.b) "met een joint venture gelieerde partij": i) een entiteit waarvan de activa, passiva, baten, lasten en kasstromen krachtens een aanvaardbare standaard voor financiële verslaglegging door een joint venture worden geconsolideerd of geconsolideerd waren geweest indien de joint venture die activa, passiva, baten, lasten en kasstromen krachtens een aanvaardbare standaard voor financiële verslaglegging had moeten consolideren;of ii) een vaste inrichting waarvan de hoofdentiteit een joint venture is of een onder i) bedoelde entiteit. In dergelijke gevallen wordt de vaste inrichting behandeld als een afzonderlijke met een joint venture gelieerde partij. § 2. Een moederentiteit die, direct of indirect, een eigendomsbelang houdt in een joint venture of een met een joint venture gelieerde partij, past de IIR overeenkomstig de artikelen 31 tot 34 toe op het haar toerekenbare deel van de bijheffing van die joint venture of die met een joint venture gelieerde partij. § 3. De berekening van de bijheffing van de joint venture en de met de joint venture gelieerde partijen (tezamen een "joint venture groep") vindt overeenkomstig de bepalingen van deze wet plaats als waren zij groepsentiteiten van een afzonderlijke MNO-groep of omvangrijke binnenlandse groep en als was de joint venture de uiteindelijke moederentiteit van die groep. § 4. De door de joint venture-groep verschuldigde bijheffing wordt verminderd met het krachtens paragraaf 2 aan elke moederentiteit toerekenbare deel van de bijheffing van elk lid van de joint venture-groep die onder de toepassing van paragraaf 3 valt. Resterende bedragen aan bijheffing worden bijgeteld bij het totale bedrag aan UTPR-bijheffing op grond van artikel 36, § 2.

Voor de toepassing van deze paragraaf wordt onder "door de joint venture-groep verschuldigde bijheffing" verstaan het aan de moederentiteit toerekenbare deel van de bijheffing van de joint venture-groep.

Art. 40.§ 1. Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder: a) "MNO-groep of omvangrijke binnenlandse groep met verschillende moedermaatschappijen": twee of meer groepen waarbij de uiteindelijke moederentiteiten een regeling aangaan die een stapelstructuur of een regeling met een dubbele notering behelst die ten minste één entiteit of vaste inrichting van de samengevoegde groep omvat die gevestigd is in een andere jurisdictie dan die waar de andere entiteiten van de samengevoegde groep gevestigd zijn;b) "stapelstructuur": een regeling aangegaan door twee of meer uiteindelijke moederentiteiten van afzonderlijke groepen uit hoofde waarvan: i) 50 pct.of meer van de eigendomsbelangen in de uiteindelijke moederentiteiten van afzonderlijke groepen die, indien zij aan een effectenbeurs worden genoteerd, tegen één koers noteren en die door hun rechtsvorm, beperkingen inzake overdracht, of andere voorwaarden, onderling zijn gecombineerd en niet onafhankelijk van elkaar kunnen worden overgedragen of verhandeld; en ii) een van de uiteindelijke moederentiteiten een geconsolideerde jaarrekening opstelt waarin de activa, passiva, baten, lasten en kasstromen van alle entiteiten van de betrokken groepen samen worden gepresenteerd als die van één enkele economische eenheid en die op grond van een regelgevingsstelsel extern moeten worden gecontroleerd; c) "regeling met een dubbele notering": een regeling aangegaan door twee of meer uiteindelijke moederentiteiten van afzonderlijke groepen uit hoofde waarvan: i) de uiteindelijke moederentiteiten ermee instemmen hun activiteiten uitsluitend op basis van een contract samen te voegen; ii) de uiteindelijke moederentiteiten op grond van contractuele overeenkomsten uitkeringen, in verband met dividenden en bij liquidatie, aan hun aandeelhouders zullen verrichten op basis van een vaste ratio; iii) de activiteiten van de uiteindelijke moederentiteiten uit hoofde van contractuele overeenkomsten als één enkele economische eenheid worden beheerd, terwijl elke uiteindelijke moederentiteit haar afzonderlijke wettelijke identiteit behoudt; iv) de eigendomsbelangen van de uiteindelijke moederentiteiten die de overeenkomst omvatten, op verschillende kapitaalmarkten afzonderlijk worden genoteerd, verhandeld of overgedragen; en v) de uiteindelijke moederentiteiten een geconsolideerde jaarrekening opstellen waarin de activa, passiva, baten, lasten en kasstromen van de entiteiten in alle groepen samen worden gepresenteerd als die van één enkele economische eenheid en zij op grond van een regelgevingsstelsel extern moeten worden gecontroleerd. § 2. Wanneer entiteiten en groepsentiteiten van twee of meer groepen deel uitmaken van een MNO-groep of omvangrijke binnenlandse groep met verschillende moedermaatschappijen, worden de entiteiten en groepsentiteiten van elke groep als leden van één MNO-groep of omvangrijke binnenlandse groep met verschillende moedermaatschappijen behandeld.

Een entiteit die geen in artikel 3, 59°, bedoelde uitgesloten entiteit is, wordt als groepsentiteit behandeld indien zij post voor post wordt geconsolideerd door de MNO-groep of omvangrijke binnenlandse groep met verschillende moedermaatschappijen of indien haar zeggenschapsbelangen worden gehouden door entiteiten binnen de MNO-groep of omvangrijke binnenlandse groep met verschillende moedermaatschappijen. § 3. De geconsolideerde jaarrekening van de MNO-groep of omvangrijke binnenlandse groep met verschillende moedermaatschappijen is de gezamenlijke geconsolideerde jaarrekening als bedoeld in de definitie van een stapelstructuur of van een regeling met dubbele notering in paragraaf 1, opgesteld krachtens een aanvaardbare standaard voor financiële verslaglegging, die geacht wordt de standaard voor financiële verslaglegging van de uiteindelijke moederentiteit te zijn. § 4. De uiteindelijke moederentiteiten van de afzonderlijke groepen die de MNO-groep of omvangrijke binnenlandse groep met verschillende moedermaatschappijen vormen, zijn de uiteindelijke moederentiteiten van de MNO-groep of omvangrijke binnenlandse groep met verschillende moedermaatschappijen.

Wanneer deze wet ten aanzien van een MNO-groep of omvangrijke binnenlandse groep met verschillende moedermaatschappijen wordt toegepast, gelden verwijzingen naar een uiteindelijke moederentiteit, in voorkomend geval, als verwijzingen naar meerdere uiteindelijke moederentiteiten. § 5. De moederentiteiten van de in België gevestigde MNO-groep of omvangrijke binnenlandse groep met verschillende moedermaatschappijen, daaronder begrepen iedere uiteindelijke moederentiteit, passen de IIR overeenkomstig de artikelen 31 tot 34 toe op het hun toerekenbare deel van de bijheffing van de laagbelaste groepsentiteiten. § 6. De groepsentiteiten van de MNO-groep of omvangrijke binnenlandse groep met verschillende moedermaatschappijen die in België gevestigd zijn, passen de UTPR overeenkomstig de artikelen 35 en 36 en de binnenlandse bijheffing overeenkomstig de artikelen 27 tot 30 toe, rekening houdende met de bijheffing van elke laagbelaste groepsentiteit die een lid van de MNO-groep of omvangrijke binnenlandse groep met verschillende moedermaatschappijen is. § 7. De uiteindelijke moederentiteiten van de MNO-groep of omvangrijke binnenlandse groep met verschillende moedermaatschappijen worden verplicht de aangifte betreffende de bijheffing overeenkomstig artikel 50 of 53 in te dienen, tenzij zij één aangewezen indienende entiteit in de zin van artikel 55, aanwijzen. Die aangifte bevat informatie over elk van de groepen waaruit de MNO-groep of omvangrijke binnenlandse groep met verschillende moedermaatschappijen bestaat. HOOFDSTUK 1 0. - Bijzondere regels inzake fiscale neutraliteit en uitkeringsregelingen

Art. 41.§ 1. Het kwalificerende inkomen van een doorstroomentiteit die een uiteindelijke moederentiteit is, wordt - voor het verslagjaar - verminderd met het bedrag aan kwalificerend inkomen dat toerekenbaar is aan de houder van een eigendomsbelang (de "eigendomshouder") in de doorstroomentiteit, op voorwaarde dat: a) de eigendomshouder aan belasting op dergelijk inkomen onderworpen is voor een belastingtijdvak dat afloopt binnen twaalf maanden na het einde van dat verslagjaar, tegen een nominaal tarief dat gelijk is aan of hoger dan het minimumbelastingtarief;of b) redelijkerwijs mag worden verwacht dat het geaggregeerde bedrag van de aangepaste betrokken belastingen van de uiteindelijke moederentiteit en de door de houder van een eigendomsbelang over dat inkomen binnen twaalf maanden na het einde van het verslagjaar voldane belastingen gelijk is aan of hoger dan een bedrag dat gelijk is aan dat inkomen vermenigvuldigd met het minimumbelastingtarief. § 2. Het kwalificerende inkomen van een doorstroomentiteit die een uiteindelijke moederentiteit is, wordt voor het verslagjaar ook verminderd met het bedrag aan kwalificerend inkomen dat wordt toegerekend aan de houder van een eigendomsbelang in de doorstroomentiteit, op voorwaarde dat de houder van een eigendomsbelang: a) een natuurlijk persoon is die een fiscaal inwoner is van de jurisdictie waar de uiteindelijke moederentiteit is gevestigd en die eigendomsbelangen houdt die een recht op 5 pct.of minder van de winst en activa van de uiteindelijke moederentiteit vertegenwoordigen; of b) een overheidsentiteit, internationale organisatie, non-profitorganisatie of pensioenfonds die/dat fiscaal inwoner is van de jurisdictie waar de uiteindelijke moederentiteit is gevestigd en die/dat eigendomsbelangen houdt die een recht op 5 pct.of minder van de winst en activa van de uiteindelijke moederentiteit vertegenwoordigen. § 3. Het kwalificerende verlies van een doorstroomentiteit die een uiteindelijke moederentiteit is, wordt voor het verslagjaar verminderd met het bedrag aan kwalificerend verlies dat toerekenbaar is aan de houder van een eigendomsbelang in de doorstroomentiteit.

Het eerste lid is niet van toepassing voor zover de houder van een eigendomsbelang dat verlies niet mag gebruiken bij het berekenen van zijn belastbaar inkomen. § 4. De betrokken belastingen van een doorstroomentiteit die een uiteindelijke moederentiteit is, worden verminderd naar rato van het overeenkomstig de paragrafen 1 en 2 verminderde bedrag aan kwalificerend inkomen. § 5. De paragrafen 1 tot 4 zijn van toepassing op een vaste inrichting via welke een doorstroomentiteit die een uiteindelijke moederentiteit is, geheel of gedeeltelijk haar bedrijf uitoefent, of via welke het bedrijf van een fiscaal transparante entiteit geheel of gedeeltelijk wordt uitgeoefend, op voorwaarde dat het eigendomsbelang van de uiteindelijke moederentiteit in die fiscaal transparante entiteit direct of via een keten van fiscaal transparante entiteiten wordt gehouden.

Art. 42.§ 1. Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder: a) "aftrekbaardividendregime": een belastingregeling die één belastingniveau op het inkomen van de eigenaren van een entiteit toepast door van het inkomen van de entiteit de winst af te trekken of uit te sluiten die aan de eigenaren wordt uitgekeerd, dan wel door een coöperatie van belasting vrij te stellen;b) "aftrekbaar dividend" met betrekking tot een groepsentiteit die aan een aftrekbaardividendregime is onderworpen: i) een winstuitkering aan de houder van een eigendomsbelang in de groepsentiteit die krachtens de wetgeving van de jurisdictie waar die is gevestigd, van het belastbare inkomen van de groepsentiteit aftrekbaar is;of ii) een ledendividend uitgekeerd aan een lid van een coöperatie; en c) "coöperatie": een entiteit die namens haar leden gezamenlijk goederen of diensten afzet of aankoopt en die in de jurisdictie waarin zij is gevestigd, onderworpen is aan een belastingregeling die de fiscale neutraliteit garandeert ten aanzien van goederen of diensten die door haar leden via de coöperatie worden verkocht of aangekocht. § 2. Een uiteindelijke moederentiteit van een MNO-groep of van een omvangrijke binnenlandse groep die aan een aftrekbaardividendregime is onderworpen, vermindert voor het verslagjaar tot maximaal nul haar kwalificerende inkomen met het bedrag dat als aftrekbaar wordt uitgekeerd binnen twaalf maanden na het einde van het verslagjaar, op voorwaarde dat: a) het dividend bij de ontvanger aan belasting onderworpen is voor een belastingtijdvak dat afloopt binnen twaalf maanden na het einde van het verslagjaar, tegen een nominaal tarief dat gelijk is aan of hoger dan het minimumbelastingtarief;of dat b) redelijkerwijs mag worden verwacht dat het geaggregeerde bedrag van de aangepaste betrokken belastingen en de door de ontvanger over dat dividend voldane belastingen van de uiteindelijke moederentiteit gelijk is aan of hoger dan dat inkomen vermenigvuldigd met het minimumbelastingtarief. § 3. Een uiteindelijke moederentiteit van een MNO-groep of van een omvangrijke binnenlandse groep die aan een aftrekbaardividendregime is onderworpen, vermindert ook voor het verslagjaar tot maximaal nul haar kwalificerende inkomen met het bedrag dat zij als aftrekbaar dividend uitkeert binnen twaalf maanden na het einde van het verslagjaar, op voorwaarde dat de ontvanger: a) een natuurlijke persoon is en het dividend als een ledendividend wordt ontvangen van een inkoopcoöperatie;b) een natuurlijk persoon is die een fiscaal inwoner is van de jurisdictie waar de uiteindelijke moederentiteit is gevestigd en eigendomsbelangen houdt die een recht op 5 pct.of minder van de winst en activa van de uiteindelijke moederentiteit vertegenwoordigen; of c) een overheidsentiteit, een internationale organisatie, een non-profitorganisatie of een pensioenfonds niet zijnde een pensioendiensten verlenende entiteit is, die fiscaal inwoner is van de jurisdictie waar de uiteindelijke moederentiteit is gevestigd. § 4. De betrokken belastingen van een uiteindelijke moederentiteit niet zijnde de belasting waarvoor het dividend aftrekbaar was, worden verminderd naar rato van het overeenkomstig de paragrafen 2 en 3 verminderde bedrag aan kwalificerend inkomen. § 5. Wanneer de uiteindelijke moederentiteit een eigendomsbelang houdt in een andere groepsentiteit die aan een aftrekbaardividendregime is onderworpen - direct of via een keten van zulke groepsentiteiten- zijn de paragrafen 2, 3 en 4 van toepassing op andere groepsentiteiten die gevestigd zijn in de jurisdictie van de uiteindelijke moederentiteit die aan het aftrekbaardividendregime is onderworpen, voor zover haar kwalificerende inkomen verder door de uiteindelijke moederentiteit wordt uitgekeerd aan ontvangers die aan de vereisten van de paragrafen 2 en 3 voldoen. § 6. Voor de toepassing van paragraaf 2 wordt een ledendividend dat wordt uitgekeerd door een inkoopcoöperatie, als belastbaar bij de ontvanger behandeld voor zover dat dividend aftrekbare lasten of kosten in de berekening van het belastbare inkomen of verlies van de ontvanger vermindert.

Art. 43.§ 1. Een indienende groepsentiteit kan er voor zichzelf of ten aanzien van een andere groepsentiteit die aan een in aanmerking komend uitkeringsbelastingstelsel is onderworpen, voor kiezen om het overeenkomstig paragraaf 2 als een fictieve inhouding bepaalde bedrag mee te nemen in de berekening van de aangepaste betrokken belastingen van de groepsentiteit voor het verslagjaar.

De keuze wordt jaarlijks overeenkomstig artikel 59, gemaakt en geldt voor alle groepsentiteiten die in een jurisdictie zijn gevestigd. § 2. Het bedrag van de fictieve inhouding is het laagste van de volgende bedragen: a) het bedrag aan aangepaste betrokken belastingen dat nodig is om het overeenkomstig artikel 22, § 2, voor de jurisdictie voor het verslagjaar berekende effectieve belastingtarief te verhogen tot het minimumbelastingtarief;of b) het bedrag aan belastingen dat verschuldigd zou zijn geweest indien de in de jurisdictie gevestigde groepsentiteiten al hun inkomen dat aan het in aanmerking komende uitkeringsbelastingstelsel is onderworpen, tijdens dat verslagjaar hadden uitgekeerd. § 3. Wanneer uit hoofde van paragraaf 1 een keuze wordt gemaakt, wordt voor ieder verslagjaar waarin die keuzemogelijkheid van toepassing is, een terugneemrekening voor fictieve inhoudingen aangelegd. Het bedrag van de overeenkomstig paragraaf 2 voor een jurisdictie bepaalde fictief ingehouden belasting wordt bijgeteld bij de terugneemrekening voor fictieve inhoudingen voor het verslagjaar waarin die was aangelegd.

Aan het eind van elk daaropvolgend verslagjaar worden de uitstaande saldi van de terugneemrekeningen voor fictieve inhoudingen die voor voorafgaande verslagjaren zijn aangelegd, in chronologische volgorde verminderd tot maximaal nul met de belastingen die de groepsentiteiten in het verslagjaar ten aanzien van daadwerkelijke of fictieve uitkeringen hebben voldaan.

Bedragen die op de terugneemrekeningen voor fictieve inhoudingen na de toepassing van het tweede lid overblijven, worden tot maximaal nul verminderd met een bedrag gelijk aan het netto kwalificerende verlies in een jurisdictie vermenigvuldigd met het minimumbelastingtarief. § 4. Bedragen van het netto kwalificerende verlies, vermenigvuldigd met het minimumbelastingtarief, die na de toepassing van paragraaf 3, derde lid, voor een jurisdictie overblijven, worden overgedragen naar de volgende verslagjaren, en verminderen het resterende bedrag op de terugneemrekeningen voor fictieve inhoudingen dat na de toepassing van paragraaf 3 overblijft. § 5. Het eventueel uitstaande saldo van de terugneemrekening voor fictieve inhoudingen op de laatste dag van het vierde verslagjaar na het verslagjaar waarvoor die rekening was aangelegd, wordt behandeld als een vermindering van de voordien voor dat verslagjaar bepaalde aangepaste betrokken belastingen. Het effectieve belastingtarief en de bijheffing voor dat verslagjaar worden derhalve opnieuw berekend overeenkomstig artikel 24, § 1. § 6. Belastingen die in het verslagjaar over daadwerkelijke of fictieve uitkeringen worden voldaan, worden niet in de aangepaste betrokken belastingen opgenomen voor zover zij een terugneemrekening voor fictieve inhoudingen verminderen overeenkomstig de paragrafen 3 en 4. § 7. Wanneer een groepsentiteit die onder een keuzemogelijkheid uit hoofde van paragraaf 1 valt, de MNO-groep of omvangrijke binnenlandse groep verlaat of nagenoeg al haar activa worden overgedragen aan een persoon niet zijnde een groepsentiteit van dezelfde MNO-groep of omvangrijke binnenlandse groep die in dezelfde jurisdictie is gevestigd, wordt het eventuele uitstaande saldo van de terugneemrekeningen voor fictieve inhoudingen uit de voorafgaande verslagjaren waarin die rekeningen zijn aangelegd, behandeld als een vermindering van de aangepaste betrokken belastingen voor elk van die verslagjaren overeenkomstig artikel 24, § 1.

Aan aanvullende bijheffing verschuldigde bedragen worden vermenigvuldigd met de volgende ratio om de in een jurisdictie verschuldigde aanvullende bijheffing te bepalen: - het kwalificerende inkomen van de groepsentiteit overeenkomstig hoofdstuk 3 wordt bepaald voor elk verslagjaar waarin er voor dit jurisdictie een uitstaand saldo van de terugneemrekeningen voor fictieve inhoudingen is, in de teller; op - het netto kwalificerende inkomen van de jurisdictie wordt overeenkomstig artikel 21, § 2, bepaald voor elk verslagjaar waarin er voor dezelfde jurisdictie een uitstaand saldo van de terugneemrekeningen voor fictieve inhoudingen is, in de noemer.

Art. 44.§ 1. Wanneer een groepsentiteit van een MNO-groep of van een omvangrijke binnenlandse groep een beleggingsentiteit is die geen transparante entiteit is en die niet de keuzes overeenkomstig de artikelen 45 en 46 heeft gemaakt, wordt het effectieve belastingtarief van die beleggingsentiteit afzonderlijk berekend van het effectieve belastingtarief van de jurisdictie waar die is gevestigd. § 2. Het in paragraaf 1 bedoelde effectieve belastingtarief van de beleggingsentiteit is gelijk aan haar aangepaste betrokken belastingen gedeeld door een bedrag dat gelijk is aan het aan de MNO-groep of omvangrijke binnenlandse groep toerekenbare deel van het kwalificerende inkomen of verlies van die beleggingsentiteit.

Wanneer meer dan één beleggingsentiteit in een jurisdictie is gevestigd, wordt hun effectieve belastingtarief berekend door samenvoeging van hun aangepaste betrokken belastingen en het aan de MNO-groep of omvangrijke binnenlandse groep toerekenbare deel van hun kwalificerende inkomen of verlies. § 3. De aangepaste betrokken belastingen van een in paragraaf 1 bedoelde beleggingsentiteit zijn de aangepaste betrokken belastingen die overeenkomstig artikel 19 zijn toe te rekenen aan het aan de MNO-groep of omvangrijke binnenlandse groep toerekenbare deel van het kwalificerende inkomen van de beleggingsentiteit en de aan de beleggingsentiteit toegerekende betrokken belastingen. De aangepaste betrokken belastingen van de beleggingsentiteit omvatten geen door de beleggingsentiteit opgebouwde betrokken belastingen die toe te rekenen zijn aan inkomen dat geen deel uitmaakt van het toerekenbare aandeel van de MNO-groep of omvangrijke binnenlandse groep in het inkomen van de beleggingsentiteit. § 4. De bijheffing van een in paragraaf 1 bedoelde beleggingsentiteit is een bedrag dat gelijk is aan het percentage van de bijheffing van de beleggingsentiteit vermenigvuldigd met een bedrag dat gelijk is aan het verschil tussen het aan de MNO- groep of omvangrijke binnenlandse groep toerekenbare deel van het kwalificerende inkomen van de beleggingsentiteit en het op basis van substance uitgesloten inkomen zoals berekend voor de beleggingsentiteit.

Het percentage van de bijheffing van een beleggingsentiteit is een positief bedrag dat gelijk is aan het verschil tussen het minimumbelastingtarief en het effectieve belastingtarief van die beleggingsentiteit.

Wanneer meer dan één beleggingsentiteit in een jurisdictie zijn gevestigd, wordt hun effectieve belastingtarief berekend door samenvoeging van de bedragen van hun op basis van substance uitgesloten inkomen en het aan de MNO-groep of omvangrijke binnenlandse groep toerekenbare deel van hun kwalificerende inkomen of verlies.

Het op basis van substance uitgesloten inkomen wordt voor een beleggingsentiteit bepaald overeenkomstig artikel 23, §§ 1 tot 7. De in aanmerking komende loonkosten van in aanmerking komende werknemers en de in aanmerking komende materiële activa die voor dat soort beleggingsentiteit in aanmerking worden genomen, worden verminderd naar rato van het aan de MNO-groep of omvangrijke binnenlandse groep toerekenbare deel van het kwalificerende inkomen van de beleggingsentiteit gedeeld door het totale kwalificerende inkomen van de beleggingsentiteit. § 5. Voor de toepassing van dit artikel wordt het aan de MNO-groep of omvangrijke binnenlandse groep toerekenbare deel van het kwalificerende inkomen of verlies van een beleggingsentiteit bepaald overeenkomstig artikel 32, waarbij alleen rekening wordt gehouden met belangen waarvoor geen keuze is gemaakt overeenkomstig artikel 45 of 46.

Art. 45.§ 1. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder "verzekeringsbeleggingsentiteit" een entiteit verstaan die voldoet aan de definitie van beleggingsfonds in artikel 3, 31°, of van vastgoedbeleggingsvehikel in artikel 3, 32°, indien zij niet was opgericht met betrekking tot verplichtingen uit hoofde van een verzekerings- of annuïteitencontract en indien zij niet volledig eigendom was van een entiteit die gereglementeerd is in de jurisdictie waarin zij als verzekeringsonderneming is gevestigd. § 2. Bij de keuze van de indienende groepsentiteit mag een groepsentiteit die een beleggingsentiteit of een verzekeringsbeleggingsentiteit is, als een fiscaal transparante entiteit worden behandeld indien de groepsentiteit-eigenaar in de jurisdictie waar die is gevestigd, aan belasting onderworpen is tegen reële marktwaarde of volgens een daarmee vergelijkbare regeling op basis van de jaarlijkse veranderingen in de reële waarde van haar eigendomsbelangen in die entiteit, en het op de groepsentiteit-eigenaar van toepassing zijnde belastingtarief voor dat inkomen gelijk is aan of groter dan het minimumbelastingtarief. § 3. Een groepsentiteit die indirect een eigendomsbelang in een beleggingsentiteit of in een verzekeringsbeleggingsentiteit houdt via een direct eigendomsbelang in een andere beleggingsentiteit of een verzekeringsbeleggingsentiteit, wordt geacht tegen reële marktwaarde of volgens een daarmee vergelijkbare regeling ten aanzien van haar indirect eigendomsbelang in eerstgenoemde entiteit of verzekeringsbeleggingsentiteit aan belasting onderworpen te zijn indien zij tegen reële marktwaarde of volgens een daarmee vergelijkbare regeling ten aanzien van haar direct eigendomsbelang in laatstgenoemde entiteit of verzekeringsbeleggingsentiteit aan belasting onderworpen is. § 4. De keuze uit hoofde van paragraaf 2 van dit artikel wordt gemaakt overeenkomstig artikel 58.

Indien de keuze wordt herroepen, wordt winst of verlies uit de vervreemding van een door een beleggingsentiteit of verzekeringsbeleggings-entiteit gehouden actief of passief bepaald op basis van de reële marktwaarde van het actief of passief op de eerste dag van het jaar waarin de herroeping plaatsvindt.

Art. 46.§ 1. Bij de keuze van de indienende groepsentiteit mag een groepsentiteit-eigenaar van een beleggingsentiteit een methode van belastbare uitkering toepassen ten aanzien van zijn eigendomsbelang in de beleggingsentiteit, op voorwaarde dat de groepsentiteit-eigenaar geen beleggingsentiteit is en redelijkerwijs mag worden verwacht dat hij aan belasting over uitkeringen van de beleggingsentiteit onderworpen is tegen een belastingtarief dat gelijk is aan of groter dan het minimumbelastingtarief. § 2. Volgens de methode van belastbare uitkering worden uitkeringen en fictieve uitkeringen van het kwalificerende inkomen van een beleggingsentiteit opgenomen in het kwalificerende inkomen van de groepsentiteit-eigenaar die de uitkering heeft ontvangen, mits die geen beleggingsentiteit is.

Het bedrag aan door de beleggingsentiteit voldane betrokken belastingen dat de groepsentiteit-eigenaar kan verrekenen met de uit de uitkering van de beleggingsentiteit voortvloeiende belastingverplichting, wordt opgenomen in het kwalificerende inkomen en de aangepaste betrokken belastingen van de groepsentiteit-eigenaar die de uitkering heeft ontvangen.

Het aandeel van de groepsentiteit-eigenaar in het niet-uitgekeerde netto kwalificerende inkomen van de in paragraaf 3 bedoelde beleggingsentiteit in het derde jaar voorafgaand aan het verslagjaar (het "geteste jaar") wordt als kwalificerend inkomen van die beleggingsentiteit voor het verslagjaar behandeld. Het bedrag dat overeenstemt met het kwalificerende inkomen wordt, vermenigvuldigd met het minimumbelastingtarief, voor de toepassing van hoofdstukken 6, 7 en 8 voor het verslagjaar behandeld als bijheffing van een laagbelaste groepsentiteit.

Het kwalificerende inkomen of verlies van een beleggingsentiteit voor het verslagjaar en de aan dat inkomen toe te rekenen aangepaste betrokken belastingen voor het verslagjaar worden uitgesloten van de berekening van het effectieve belastingtarief overeenkomstig hoofdstuk 5 en artikel 44, §§ 1 tot 4, met uitzondering van het in het tweede lid bedoelde bedrag aan betrokken belastingen. § 3. Het niet-uitgekeerde netto kwalificerende inkomen van een beleggingsentiteit voor het geteste jaar is het bedrag aan kwalificerend inkomen van die beleggingsentiteit voor het geteste jaar, verminderd tot maximaal nul met: a) de betrokken belastingen van de beleggingsentiteit;b) uitkeringen en fictieve uitkeringen aan aandeelhouders, niet zijnde beleggingsentiteiten, in de periode die begint op de eerste dag van het derde jaar voorafgaand aan het verslagjaar en eindigt op de laatste dag van het verslagjaar waarin het eigendomsbelang werd gehouden (de "testperiode");c) kwalificerende verliezen ontstaan tijdens de testperiode;en d) resterende bedragen aan kwalificerende verliezen die het niet-uitgekeerde netto kwalificerende inkomen van die beleggingsentiteit voor een vorig getest jaar nog niet hebben verminderd, namelijk de voorwaartse verrekening van beleggingsverlies. Het niet-uitgekeerde netto kwalificerende inkomen van een beleggingsentiteit wordt niet verminderd met het bedrag aan kwalificerende verliezen waarmee het niet-uitgekeerde netto kwalificerende inkomen van die beleggingsentiteit voor een vorig getest jaar reeds is verminderd met toepassing van het eerste lid, b).

Het niet-uitgekeerde netto kwalificerende inkomen van een beleggingsentiteit wordt niet verminderd met het bedrag aan kwalificerende verliezen waarmee het niet-uitgekeerde netto kwalificerende inkomen van die beleggingsentiteit voor een vorig getest jaar reeds is verminderd met toepassing van het eerste lid, c). § 4. Voor de toepassing van dit artikel wordt een fictieve uitkering geacht plaats te vinden wanneer een direct of indirect eigendomsbelang in de beleggingsentiteit wordt overgedragen aan een entiteit die geen deel uitmaakt van de MNO-groep of omvangrijke binnenlandse groep en gelijk is aan het deel van het aan dat eigendomsbelang toe te rekenen niet- uitgekeerde netto kwalificerende inkomen op de datum van die overdracht, bepaald zonder de fictieve uitkering in aanmerking te nemen. § 5. De keuze uit hoofde van paragraaf 1 wordt gemaakt overeenkomstig artikel 58.

Indien de keuze wordt herroepen, wordt het aandeel van de groepsentiteit-eigenaar in het niet-uitgekeerde netto kwalificerende inkomen van de beleggingsentiteit voor het geteste jaar aan het einde van het verslagjaar voorafgaand aan het verslagjaar waarin de herroeping wordt gedaan, als kwalificerend inkomen van de beleggingsentiteit voor het verslagjaar behandeld. Het bedrag dat overeenstemt met het kwalificerende inkomen wordt, vermenigvuldigd met het minimumbelastingtarief, voor de toepassing van hoofdstukken 6, 7 en 8 voor het verslagjaar behandeld als bijheffing van een laagbelaste groepsentiteit. HOOFDSTUK 1 1. - Vestiging en inning van de minimumbelasting Afdeling 1. - Algemeen regelgevend kader

Art. 47.Behoudends uitdrukkelijke afwijking zijn de bepalingen van titel VII van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, van toepassing op de krachtens deze wet geheven belastingen.

Voor de toepassing van titel VII van hetzelfde Wetboek worden de krachtens deze wet geheven belastingen gelijkgesteld met de vennootschapsbelasting.

De Koning kan de nadere toepassingsmodaliteiten inzake de inkohiering van de krachtens deze wet geheven belastingen bepalen.

Art. 48.De aangiftes bedoeld in afdeling II en III van deze titel worden gelijkgesteld met een complexe aangifte bedoeld in artikel 354, § 1, vierde lid, van hetzelfde Wetboek.

De onderzoeks-en aanslagtermijnen van 10 jaar bedoeld in respectievelijk de artikelen 333, tweede lid en 354, § 1, vierde lid, van hetzelfde Wetboek, zijn van toepassing op de aangiftes bedoeld in afdeling II en III van deze titel.

Art. 49.De artikelen 361 tot 364quater van hetzelfde Wetboek vinden geen toepassing voor de overeenkomstig deze wet geheven belastingen. Afdeling 2 - Aangifte inzake de binnenlandse bijheffing

Art. 50.§ 1. In afwijking van titel VII, hoofdstuk II, van hetzelfde Wetboek is een in België gevestigde groepsentiteit gehouden ieder jaar aan de administratie belast met de vestiging van de inkomstenbelastingen een aangifte inzake de binnenlandse bijheffing over te leggen in de vormen en binnen de termijnen omschreven in de artikelen 51 en 52. § 2. De in paragraaf 1 bedoelde aangifte kan door een aangewezen lokale entiteit ten behoeve van een in België gevestigde groepsentiteit worden ingediend.

Onder "aangewezen lokale entiteit" wordt verstaan de groepsentiteit van een MNO-groep of van een omvangrijke binnenlandse groep die in België is gevestigd en die door de in België gevestigde overige groepsentiteiten van de MNO-groep of omvangrijke binnenlandse groep is aangewezen om, namens hen, overeenkomstig artikelen 50 tot 52 de aangifte met informatie betreffende de binnenlandse bijheffing in te dienen of de in paragraaf 3 bedoeld kennisgevingen te doen. § 3. Wanneer een aangewezen lokale entiteit namens een groepsentiteit de in paragraaf 1 bedoelde aangifte indient, brengt die groepsentiteit de administratie belast met de vestiging van de inkomstenbelastingen daarvan in kennis via een model dat door de Koning wordt vastgelegd en dat wordt uitgereikt door de door de Koning aangewezen dienst.

Art. 51.§ 1. De aangifte bedoeld in artikel 50, § 1, wordt gedaan op een formulier waarvan het model door de Koning wordt vastgesteld en dat wordt uitgereikt door de door de Koning aangewezen dienst. § 2. De jaarlijkse aangifte moet de volgende informatie bevatten over de MNO-groep of omvangrijke binnenlandse groep: a) identificatie van de in België gevestigde groepsentiteiten, met inbegrip van hun fiscale identificatienummers;b) informatie over de algemene vennootschapsstructuur van de MNO-groep of omvangrijke binnenlandse groep, met inbegrip van de zeggenschapsbelangen in de groepsentiteiten die door andere groepsentiteiten worden gehouden;c) de informatie die nodig is voor het berekenen van het bedrag van de binnenlandse bijheffing bedoeld in hoofdstuk 6;d) een overzicht van de keuzes die overeenkomstig deze titel met betrekking tot België zijn gemaakt;e) het ondernemingsnummer waarmee voorafbetalingen zijn gedaan.

Art. 52.De uiterste datum van indiening van de aangifte bedoeld in artikel 50, § 1, wordt vastgesteld op de laatste dag van de elfde maand volgend op het afsluiten van het verslagjaar. Afdeling 3. - Aangifte inzake de IIR-bijheffing en de UTPR-bijheffing

Art. 53.§ 1. In afwijking van titel VII, hoofdstuk II, van hetzelfde Wetboek is een in België gevestigde groepsentiteit gehouden ieder jaar aan de administratie belast met de vestiging van de inkomstenbelastingen een aangifte inzake de IIR-bijheffing en de UTPR-bijheffing over te leggen in de vormen en binnen de termijnen omschreven in de artikelen 55 tot 57. § 2. De in paragraaf 1 bedoelde aangifte kan door een aangewezen lokale entiteit ten behoeve van een in België gevestigde groepsentiteit worden ingediend.

Onder "aangewezen lokale entiteit" wordt verstaan de groepsentiteit van een MNO-groep of van een omvangrijke binnenlandse groep die in België is gevestigd en die door de in België gevestigde overige groepsentiteiten van de MNO-groep of omvangrijke binnenlandse groep is aangewezen om, namens hen, overeenkomstig de artikelen 53 tot 57 de aangifte met informatie betreffende de IIR-bijheffing en de UTPR-bijheffing in te dienen of de in paragraaf 3, of de in artikel 54, § 2, bedoeld kennisgevingen te doen. § 3. Wanneer een aangewezen lokale entiteit namens een groepsentiteit de in paragraaf 1 bedoelde aangifte indient, brengt die groepsentiteit de administratie belast met de vestiging van de inkomstenbelastingen daarvan in kennis via een model dat door de Koning wordt vastgelegd en dat wordt uitgereikt door de door de Koning aangewezen dienst.

Art. 54.§ 1. In afwijking van artikel 53 is een in België gevestigde groepsentiteit niet verplicht aan de administratie belast met de vestiging van de inkomstenbelastingen een aangifte over te leggen indien die aangifte, overeenkomstig de vereisten van artikel 55 tot 57, wordt ingediend door: a) de uiteindelijke moederentiteit die in een jurisdictie is gevestigd die, voor het verslagjaar, een van kracht zijnde kwalificerende overeenkomst tussen bevoegde autoriteiten heeft gesloten met België; of b) de aangewezen indienende entiteit die in een jurisdictie is gevestigd die, voor het verslagjaar, een van kracht zijnde kwalificerende overeenkomst tussen bevoegde autoriteiten heeft gesloten met België. Onder "kwalificerende overeenkomst tussen bevoegde autoriteiten" bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, a) en b), wordt verstaan: een bilaterale of multilaterale overeenkomst of regeling tussen twee of meer bevoegde autoriteiten die in de automatische uitwisseling van jaarlijkse informatieverstrekkingen over bijheffingen voorziet. § 2. Bij toepassing van paragraaf 1, stelt de in België gevestigde groepsentiteit, of de aangewezen lokale entiteit namens die groepsentiteit, de administratie belast met de vestiging van de inkomstenbelastingen via een model dat door de Koning wordt vastgelegd en dat wordt uitgereikt door de door de Koning aangewezen dienst, in kennis van de identiteit van de entiteit die de aangifte indient, en van de jurisdictie waar zij is gevestigd.

Art. 55.De aangifte wordt gedaan op een formulier waarvan het model door de Koning wordt vastgesteld en dat wordt uitgereikt door de door de Koning aangewezen dienst.

De jaarlijkse aangifte moet op zijn minst de volgende informatie bevatten over de MNO-groep of omvangrijke binnenlandse groep: a) identificatie van de groepsentiteiten, met inbegrip van hun fiscale identificatienummers, de jurisdictie waar zij zijn gevestigd, en hun status uit hoofde van de voorschriften van deze titel;b) informatie over de algemene vennootschapsstructuur van de MNO-groep of omvangrijke binnenlandse groep, met inbegrip van de zeggenschapsbelangen in de groepsentiteiten die door andere groepsentiteiten worden gehouden;c) de informatie die nodig is voor het berekenen van: i) het effectieve belastingtarief voor elke jurisdictie en de bijheffing van elke groepsentiteit; ii) de bijheffing van een lid van een joint venture-groep; iii) de toerekening aan elke jurisdictie van de IIR-bijheffing en het bedrag aan UTPR-bijheffing; en d) een overzicht van de keuzes die overeenkomstig deze titel zijn gemaakt.

Art. 56.In afwijking van artikel 55, bevat de jaarlijkse aangifte wanneer de uiteindelijke moederentiteit van een in België gevestigde groepsentiteit in een jurisdictie van een derde land is gevestigd die voorschriften toepast die gelijkwaardig aan de voorschriften van deze wet zijn beoordeeld, op zijn minst de volgende informatie: a) alle informatie die nodig is voor de toepassing van artikel 31, daaronder begrepen: i) identificatie van alle groepsentiteiten waarin een in België gevestigde partieel gehouden moederentiteit, direct of indirect, op enig tijdstip tijdens het verslagjaar een eigendomsbelang houdt en de structuur van die eigendomsbelangen; ii) alle informatie die nodig is om het effectieve belastingtarief te berekenen van de jurisdicties waar een krachtens de bepaling onder i) geïdentificeerde, in een lidstaat gevestigde partieel gehouden moederentiteit eigendomsbelangen in groepsentiteiten houdt, en de verschuldigde bijheffing; en iii) alle informatie die overeenkomstig hoofstukken 6 en 7 in dat verband van belang is; b) alle informatie die nodig is voor de toepassing van hoofdstuk 8, daaronder begrepen: i) identificatie van alle in de jurisdictie van de uiteindelijke moederentiteit gevestigde groepsentiteiten en de structuur van de eigendomsbelangen; ii) alle informatie die nodig is om het effectieve belastingtarief van de jurisdictie van de uiteindelijke moederentiteit en de door haar verschuldigde bijheffing te berekenen; en iii) alle informatie die nodig is om die bijheffing toe te rekenen op basis van de UTPR-toerekeningsformule van artikel 36; c) alle informatie die nodig is voor de toepassing van een gekwalificeerde binnenlandse bijheffing door een jurisdictie die ervoor heeft gekozen een dergelijke bijheffing bedoeld in artikel 3, 28°.

Art. 57.§ 1. De uiterste datum van indiening van de aangifte bedoeld in artikel 53, § 1, wordt vastgesteld op de laatste dag van de vijftiende maand volgend op het afsluiten van het verslagjaar. § 2. In afwijking van paragraaf 1 wordt de uiterste datum van indiening van de aangifte bedoeld in artikel 53, § 1, vastgesteld op de laatste dag van de achttiende maand volgend op het afsluiten van het verslagjaar dat ten laatste aanvangt op 31 december 2024. Afdeling 4. - Uitoefening van keuzemogelijkheden

Art. 58.De in artikel 6, tweede lid, artikel 13, §§ 1, 2, 4 en 7 en de in artikelen 45 en 46 bedoelde keuzes gelden voor een periode van vijf jaar, met ingang van het jaar waarin de keuze wordt gemaakt. De keuze wordt automatisch verlengd tenzij de indienende groepsentiteit de keuze aan het einde van de periode van vijf jaar herroept. Een herroeping van de keuze geldt voor een periode van vijf jaar, met ingang van het einde van het jaar waarin de herroeping plaatsvindt.

Art. 59.De in artikel 13, §§ 3, 5 en 6, artikel 17, § 1, b), artikel 20, § 1, artikel 23, artikel 25, § 1 en artikel 43 bedoelde keuzes gelden voor een periode van één jaar. De keuze wordt automatisch verlengd tenzij de indienende groepsentiteit de keuze aan het einde van het jaar herroept. Afdeling 5. Bewijsmiddelen van de administratie

Art. 60.Artikel 342 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 vindt geen toepassing voor de overeenkomstig deze wet geheven inkomstenbelastingen. Afdeling 6. - Strafbepalingen

Art. 61.In afwijking van artikel 445 van hetzelfde Wetboek kan de door de adviseur-generaal gemachtigde ambtenaar een geldboete van 2.500 euro tot 250.000 euro opleggen voor een overtreding van de bepalingen van deze wet, evenals van de ter uitvoering ervan genomen besluiten, die bestaat uit: - het onjuist of onvolledig verstrekken van de inlichtingen bedoeld in hoofdstuk 11 van deze titel; of - het niet naleven van de verplichting van een groepsentiteit om haar deel van de bijheffing aan te geven en te betalen of om een extra contante belastinglast te dragen; of - het niet of laattijdig verstrekken van de inlichtingen bedoeld in hoofdstuk 11 van deze titel.

De Koning legt de schaal van de administratieve geldboetes vast en regelt hun toepassingsmodaliteiten. Afdeling 7. - Voorafgaande beslissingen

Art. 62.§ 1. Artikel 22, eerste lid, van de wet van 24 december 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 24/12/2002 pub. 31/12/2002 numac 2002003520 bron ministerie van financien Wet tot wijziging van de vennootschapsregeling inzake inkomstenbelastingen en tot instelling van een systeem van voorafgaande beslissingen in fiscale zaken sluiten tot wijziging van de vennootschapsregeling inzake inkomstenbelastingen en tot instelling van een systeem van voorafgaande beslissingen in fiscale zaken, wordt aangevuld met een bepaling onder 4°, luidende: "4° de aanvraag betrekking heeft op de toepassing van een belasting bedoeld in artikel 2, § 2, van de wet van 19 december 2023, houdende de invoering van een minimumbelasting voor multinationale ondernemingen en omvangrijke binnenlandse groepen.". § 2. Vragen aangaande de toepassing van deze wet aangaande bijzondere situaties of verrichtingen die op fiscaal vlak nog geen gevolgen hebben, worden gericht aan de door de administrateur-generaal van de Algemene Administratie van de Fiscaliteit aangeduide dienst. HOOFDSTUK 1 2. - Overgangsregels Afdeling 1. -Veilige havens

Art. 63.Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder: 1° gekwalificeerde financiële verslaglegging: a) de financiële verslaglegging gebruikt voor het opstellen van de geconsolideerde jaarrekening als bedoeld in artikel 3, 6° ;b) afzonderlijke jaarrekeningen van elke groepsentiteiten, mits deze zijn opgesteld overeenkomstig ofwel een aanvaardbare standaard voor financiële verslaglegging ofwel een goedgekeurde standaard voor financiële verslaglegging, indien de informatie in deze jaarrekeningen op basis van die standaard voor financiële verslaglegging wordt bijgehouden en betrouwbaar is;of c) in het geval van een groepsentiteit die uitsluitend vanwege haar omvang of materialiteit niet post voor post is opgenomen in de geconsolideerde jaarrekening van een MNO-groep, de financiële rekeningen van die groepsentiteit die worden gebruikt voor de opstelling van het landenrapport van de MNO-groep.2° gekwalificeerde landenrapport: een landenrapport in de zin van artikel 321/1, 15°, van het Wetboek van de Inkomstenbelasting 1992, opgesteld en ingediend met gebruikmaking van gekwalificeerde financiële verslaglegging;3° totaal aan opbrengsten: het totaal aan opbrengsten van een MNO-groep in een jurisdictie zoals gerapporteerd in zijn gekwalificeerd landenrapport; In afwijking van het eerste lid is in het geval van een joint venture het totaal aan opbrengsten: het totaal aan opbrengsten van een MNO-groep in een jurisdictie zoals gerapporteerd in de gekwalificeerde financiële verslaglegging van een MNO-groep; 4° winst (verlies) vóór inkomstenbelasting: de winst (het verlies) van een MNO-groep vóór inkomstenbelasting in een rechtsgebied, zoals gerapporteerd in zijn gekwalificeerd landenrapport; In afwijking van het eerste lid is in het geval van een joint venture de winst (verlies) vóór inkomstenbelasting: de winst (het verlies) van een MNO-groep vóór inkomstenbelasting in een rechtsgebied, zoals gerapporteerd in de gekwalificeerde financiële verslaglegging van een MNO-groep;

Indien de som van alle verliezen, verminderd met eventuele winsten, die voortvloeien uit veranderingen in de reële waarde van eigendomsbelangen (met uitzondering van portefeuille-deelnemingen) meer bedraagt dan 50 miljoen euro in een jurisdictie, dan wordt die som uitgesloten van de berekening van de winst (verlies) vóór inkomstenbelasting bedoeld in leden 1 en 2. 5° vereenvoudigde betrokken belastingen: de lasten uit hoofde van winstbelastingen van een jurisdictie zoals gerapporteerd in de gekwalificeerde financiële verslaglegging van een MNO-groep, na aftrek van belastingen die geen betrokken belastingen zijn in de zin van hoofdstuk 4 en van onzekere belastingsituaties die in de gekwalificeerde financiële verslaglegging van de MNO-groep zijn gerapporteerd;6° vereenvoudigd effectief belastingtarief: het bedrag berekend door de vereenvoudigde betrokken belastingen van het rechtsgebied te delen door de winst (verlies) vóór inkomstenbelasting zoals vermeld in het gekwalificeerde landenrapport van de MNO-groep;7° overgangsperiode: de periode die alle verslagjaren omvat die beginnen na 30 december 2023 en op of voor 31 december 2026 maar geen verslagjaar omvat dat eindigt na 30 juni 2028; 8° overgangspercentage: a) voor verslagjaren die ten laatste aanvangen vanaf 31 december 2024: 15 pct.; b) voor verslagjaren die aanvangen vanaf 1 januari 2025 tot en met 31 december 2025: 16 pct.; c) voor verslagjaren die aanvangen vanaf 1 januari 2026 tot en met 31 december 2026: 17 pct..

Art. 64.§ 1. In afwijking van de artikelen 21 tot 24, artikel 26 en artikel 28 is de verschuldigde bijheffing gedurende de overgangsperiode voor de in een jurisdictie gevestigde groepsentiteiten gelijk aan nul, bij de keuze van de indienende groepsentiteit, voor een verslagjaar indien, voor dat verslagjaar: 1° de MNO-groep in zijn gekwalificeerde landenrapport een totaal aan opbrengsten van minder dan 10 miljoen euro en een winst (verlies) vóór inkomstenbelasting van minder dan 1 miljoen euro in die jurisdictie heeft en de MNO-groep in die jurisdictie geen entiteiten heeft die zij voor de verkoop aanhoudt waardoor het totaal aan opbrengsten meer dan 10 miljoen euro zou bedragen;of 2° de MNO-groep heeft een vereenvoudigd effectief belastingtarief dat gelijk is aan of hoger is dan het overgangspercentage in die jurisdictie;of 3° de winst (verlies) vóór inkomstenbelasting van de MNO-groep in die jurisdictie gelijk is aan of lager is dan het bedrag van de op basis van substance uitgesloten inkomen, voor in die jurisdictie gevestigde groepsentiteiten uit hoofde van het gekwalificeerde landenrapport, zoals berekend overeenkomstig de regels van deze wet. § 2. Paragraaf 1 is niet van toepassing: 1° wanneer een MNO-groep gedurende de overgangsperiode gedurende een voorgaand verslagjaar in een jurisdictie niet voldeed aan één van de voorwaarden in paragraaf 1, 1° tot 3°, tenzij ze in die verslagjaren geen groepsentiteiten had in die jurisdictie;2° op staatloze groepsentiteiten;3° op MNO-groepen met verschillende moedermaatschappijen waarbij het gekwalificeerde landenrapport niet de gegevens bevat van elke groep;4° op groepsentiteiten gelegen in jurisdicties waarvoor gekozen is voor de optie in verband met een in aanmerking komend uitkeringsbelastingstelsel als bedoeld in artikel 43;5° wanneer in een jurisdictie de uiteindelijke moederentiteit is gevestigd die een doorstroomentiteit is, tenzij de houders van alle eigendomsbelangen in de doorstroomentiteit houders zijn bedoeld in artikelen 41, §§ 1 en 2, en 42, §§ 2 en 3. § 3. In het geval van een joint venture worden de berekening in paragraaf 1 gedaan als waren de joint venture en de met de joint venture gelieerde partijen groepsentiteiten van een afzonderlijke MNO-groep of omvangrijke binnenlandse groep. § 4. Wanneer een uiteindelijke moederentiteit een doorstroomentiteit is of onder een aftrekbaardividendregime valt, wordt de winst (het verlies) vóór inkomstenbelasting, en alle daarmee samenhangende betrokken belastingen, van de uiteindelijke moederentiteit verminderd voor zover dat bedrag kan worden toegerekend aan of uitgekeerd als gevolg van een eigendomsbelang in handen van een houder als bedoeld in paragraaf 2, 5°. § 5. Wanneer een beleggingsentiteit gevestigd is in een jurisdictie voor doeleinden van het gekwalificeerde landenrapport: 1° blijft een MNO-groep verplicht om voor die beleggingsentiteiten een berekening te maken rekening houdende met artikelen 44 tot 46, tenzij de MNO-groep er niet voor gekozen heeft de in die artikelen neergelegde keuzes uit te oefenen en alle eigenaars van die beleggingsentiteiten gevestigd zijn in dezelfde jurisdictie;en 2° worden de winst (verlies) vóór inkomstenbelasting en het totaal aan opbrengsten van de beleggingsentiteit (en alle daarmee samenhangende betrokken belastingen) alleen weergegeven in de jurisdicties van haar directe aandeelhouders, naar rato van hun eigendomsbelang. § 6. De Koning bepaalt de wijze waarop de in paragraaf 1 bedoelde keuze uitgeoefend moet worden. Afdeling 2. - Overige overgangsregels

Art. 65.§ 1. Voor de toepassing van deze wet wordt onder "overgangsjaar" voor een jurisdictie het eerste verslagjaar verstaan waarin een MNO-groep of omvangrijke binnenlandse groep met betrekking tot die jurisdictie onder de toepassing van deze wet valt.

In afwijking van het eerste lid is het overgangsjaar het eerste verslagjaar dat niet voldaan is aan één van de voorwaarden in artikel 63, § 1, 1° tot 3°. § 2. Bij de bepaling van het effectieve belastingtarief voor een jurisdictie in een overgangsjaar, en voor elk volgend verslagjaar, houdt de MNO-groep of omvangrijke binnenlandse groep rekening met alle uitgestelde belastingvorderingen en uitgestelde belastingverplichtingen die voor het overgangsjaar in de jaarrekening van alle groepsentiteiten in een jurisdictie zijn weergegeven of openbaar gemaakt.

Uitgestelde belastingvorderingen en uitgestelde belastingverplichtingen worden in aanmerking genomen tegen het laagste van de volgende tarieven: het minimumbelastingtarief of het toepasselijke binnenlandse belastingtarief. Een uitgestelde belastingvordering die tegen een lager tarief dan het minimumbelastingtarief is geregistreerd, mag tegen het minimumbelastingtarief in aanmerking worden genomen indien de belastingplichtige kan aantonen dat de uitgestelde belastingvordering aan een kwalificerend verlies valt toe te rekenen.

Het effect van waarderingsaanpassingen of aanpassingen van de boekhoudkundige verwerking ter zake van een uitgestelde belastingvordering, wordt buiten beschouwing gelaten. § 3. Uitgestelde belastingvorderingen voortvloeiend uit posten die van de berekening van kwalificerend inkomen of verlies overeenkomstig hoofdstuk 3 worden uitgesloten, worden van de in paragraaf 2 bedoelde berekening uitgesloten wanneer die uitgestelde belastingvorderingen zijn ontstaan door een transactie die na 30 november 2021 plaatsvindt. § 4. In het geval van een overdracht van activa tussen groepsentiteiten na 30 november 2021 en vóór de aanvang van een overgangsjaar, wordt de grondslag voor de verworven activa, met uitzondering van voorraden, gebaseerd op de boekwaarde bij de vervreemdende groepsentiteit van de overgedragen activa op het tijdstip van vervreemding met uitgestelde belastingvorderingen en -verplichtingen die op die grondslag zijn bepaald.

Art. 66.§ 1. Voor de toepassing van artikel 23, § 2, wordt het percentage van 5 pct. vervangen door: 1° voor verslagjaren die ten laatste beginnen op 31 december 2023: 10 pct.; 2° voor verslagjaren die ten laatste beginnen op 31 december 2024: 9,8 pct.; 3° voor verslagjaren die ten laatste beginnen op 31 december 2025: 9,6 pct.; 4° voor verslagjaren die ten laatste beginnen op 31 december 2026: 9,4 pct.; 5° voor verslagjaren die ten laatste beginnen op 31 december 2027: 9,2 pct.; 6° voor verslagjaren die ten laatste beginnen op 31 december 2028: 9,0 pct.; 7° voor verslagjaren die ten laatste beginnen op 31 december 2029: 8,2 pct.; 8° voor verslagjaren die ten laatste beginnen op 31 december 2030: 7,4 pct.; 9° voor verslagjaren die ten laatste beginnen op 31 december 2031: 6,6 pct.; en 10° voor verslagjaren die ten laatste beginnen op 31 december 2032: 5,8 pct; § 2. Voor de toepassing van artikel 23, § 3, wordt het percentage van 5 pct. vervangen door: 1° voor verslagjaren die ten laatste beginnen op 31 december 2023: 8 pct.; 2° voor verslagjaren die ten laatste beginnen op 31 december 2024: 7,8 pct.; 3° voor verslagjaren die ten laatste beginnen op 31 december 2025: 7,6 pct.; 4° voor verslagjaren die ten laatste beginnen op 31 december 2026: 7,4 pct.; 5° voor verslagjaren die ten laatste beginnen op 31 december 2027: 7,2 pct.; 6° voor verslagjaren die ten laatste beginnen op 31 december 2028: 7,0 pct.; 7° voor verslagjaren die ten laatste beginnen op 31 december 2029: 6,6 pct.; 8° voor verslagjaren die ten laatste beginnen op 31 december 2030: 6,2 pct.; 9° voor verslagjaren die ten laatste beginnen op 31 december 2031: 5,8 pct.; en 10° voor verslagjaren die ten laatste beginnen op 31 december 2032: 5,4 pct.

Art. 67.§ 1. De bijheffing die verschuldigd is door een in België gevestigde uiteindelijke moederentiteit overeenkomstig artikel 31, § 1, 1°, of door een in België gevestigde tussenliggende moederentiteit overeenkomstig artikel 31, § 1, 2°, indien de uiteindelijke moederentiteit een uitgesloten entiteit is, wordt tot nul verminderd: 1° in de eerste vijf jaar van het beginstadium van de internationale activiteit van de MNO-groep, niettegenstaande de vereisten van hoofdstuk 5;2° in de eerste vijf jaar, met ingang van de eerste dag van het verslagjaar waarin de omvangrijke binnenlandse groep voor het eerst onder de toepassing van deze wet valt. § 2. Wanneer de uiteindelijke moederentiteit van een MNO-groep in een jurisdictie van een derde land is gevestigd, wordt de overeenkomstig artikelen 28 en 36, § 2, door een in België gevestigde groepsentiteit verschuldigde bijheffing tot nul verminderd in de eerste vijf jaar van het beginstadium van de internationale activiteit van de MNO-groep, niettegenstaande de vereisten van hoofdstuk 5. § 3. Een MNO-groep wordt geacht in het beginstadium van zijn internationale activiteit te verkeren indien, voor een verslagjaar: 1° zij in niet meer dan zes jurisdicties groepsentiteiten heeft;en 2° de totale waarde van de materiële activa van alle groepsentiteiten van de MNO-groep die gevestigd zijn in alle jurisdicties behalve de referentiejurisdictie, niet meer dan 50 miljoen euro bedraagt. Voor de toepassing van het eerste lid, 2°, wordt verstaan onder: - "referentiejurisdictie": de jurisdictie waar de groepsentiteiten van de MNO-groep bedoeld in het eerste lid de hoogste totale waarde van materiële activa hebben in het verslagjaar waarin de MNO-groep aanvankelijk onder de toepassing van deze wet valt; - "totale waarde van de materiële activa": de som van de nettoboekwaarden van alle materiële activa van alle groepsentiteiten van de MNO-groep die in die jurisdictie zijn gevestigd. § 4. De in paragraaf 1, 1°, en paragraaf 2 bedoelde periode van vijf jaar vangt aan bij het begin van het verslagjaar waarin de MNO-groep aanvankelijk onder de toepassing van deze wet valt.

Voor MNO-groepen die onder de toepassing van deze wet vallen op het ogenblik dat deze in werking treedt, vangt de in paragraaf 1, 1°, bedoelde periode van vijf jaar aan op 31 december 2023.

Voor MNO-groepen die onder de toepassing van deze wet vallen op het ogenblik dat deze in werking treedt, vangt de in paragraaf 2 bedoelde periode van vijf jaar aan op 31 december 2024.

Voor omvangrijke binnenlandse groepen die onder de toepassing van deze wet vallen op het ogenblik dat deze in werking treedt, vangt de in paragraaf 1, 2°, bedoelde periode van vijf jaar aan op 31 december 2023. § 5. De in artikel 50 of 53 bedoelde aangewezen indienende entiteit stelt de Belgische belastingadministratie in voorkomend geval in kennis van de aanvang van het beginstadium van de internationale activiteit van de MNO-groep. HOOFDSTUK 1 3. - Inwerkingtreding

Art. 68.§ 1. Deze titel treedt in werking op 31 december 2023 en is van toepassing op verslagjaren beginnend vanaf 31 december 2023. § 2. In afwijking van paragraaf 1, is artikel 35 van toepassing op verslagjaren beginnend vanaf 31 december 2024.

TITEL III. - Wijzigingen van het wetboek van de inkomstenbelastingen 1992

Art. 69.Artikel 194septies, enig lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, ingevoegd bij de wet van 25 december 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/12/2017 pub. 29/12/2017 numac 2017014380 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse fiscale bepalingen III type wet prom. 25/12/2017 pub. 29/12/2017 numac 2017014395 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Wet houdende diverse bepalingen inzake landbouw en bepaalde begrotingsfondsen type wet prom. 25/12/2017 pub. 13/09/2018 numac 2018040655 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende diverse fiscale bepalingen III sluiten, wordt aangevuld met een streepje, luidende: "- ten belope van het bedrag dat als vergoeding dient voor de in de artikelen 28 en 35 van de wet van 19 december 2023, houdende de invoering van een minimumbelasting voor multinationale ondernemingen en omvangrijke binnenlandse groepen bedoelde belasting die betaald is door de binnenlandse vennootschap of Belgische inrichting.".

Art. 70.In artikel 198 van hetzelfde wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de programmawet van 26 december 2022Relevante gevonden documenten type programmawet prom. 26/12/2022 pub. 30/12/2022 numac 2022043127 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Programmawet sluiten, wordt paragraaf 1 aangevuld met de bepalingen onder 18° en 19°, luidende: "18° de in artikel 2, § 2, van de wet van 19 december 2023, houdende de invoering van een minimumbelasting voor multinationale ondernemingen en omvangrijke binnenlandse groepen bedoelde minimumbelasting, de in mindering van de voormelde minimumbelasting gestorte sommen, alsmede de verhogingen, vermeerderingen, kosten en nalatigheidsinteresten met betrekking tot deze minimumbelasting en de voorheffingen; 19° de in artikel 194septies, derde streepje, bedoelde vergoeding ter compensatie van de in de artikelen 28 en 35 van de wet van 19 december 2023, houdende de invoering van een minimumbelasting voor multinationale ondernemingen en omvangrijke binnenlandse groepen bedoelde minimumbelasting betaald door de binnenlandse vennootschap of Belgische inrichting.".

Art. 71.In artikel 292bis, § 1, van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de programmawet van 19 december 2014Relevante gevonden documenten type programmawet prom. 19/12/2014 pub. 29/12/2014 numac 2014021137 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Programmawet sluiten, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het eerste lid wordt vervangen als volgt: " § 1.De belastingplichtige kiest om het belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling volledig met de vennootschapsbelasting of met de belasting van niet-inwoners voor de in artikel 227, 2°, vermelde belastingplichtigen te verrekenen, of het over te dragen volgens de in deze paragraaf bepaald regels."; 2° in het tweede lid wordt het woord "vier" vervangen door het woord "drie";3° in het vijfde lid worden de woorden "vijf achtervolgende aanslagjaren" vervangen door de woorden "vier opeenvolgende aanslagjaren".

Art. 72.Deze titel treedt in werking op 31 december 2023.

In afwijking van het eerste lid, is artikel 71 van toepassing vanaf aanslagjaar 2025.

TITEL IV. - Wijzigingen van het wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen

Art. 73.Artikel 2, § 1, 7°, a), van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen, wordt aangevuld met een vii die luidt als volgt: "vii. de belastingen bedoeld in artikel 2, § 2, van de wet van 19 december 2023, wet houdende de invoering van een minimumbelasting voor multinationale ondernemingen en omvangrijke binnenlandse groepen. Deze belastingen worden voor de toepassing van de overige bepalingen van dit Wetboek gelijkgesteld met de inkomstenbelastingen bedoeld onder i".

Art. 74.In titel 3, hoofdstuk 3, van hetzelfde Wetboek, wordt na artikel 59 een afdeling 5 ingevoegd luidende: "Afdeling 5. De hoofdelijke aansprakelijkheid van groepsentiteiten voor de minimumbelasting".

Art. 75.In titel 3, hoofdstuk 3, nieuw afdeling 5, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij artikel 74, wordt een artikel 59/1 ingevoegd luidende: "

Art. 59/1.Groepsentiteiten als bedoeld in artikel 3, 2°, van de wet van 19 december 2023, houdende de invoering van een minimumbelasting voor multinationale ondernemingen en omvangrijke binnenlandse groepen, die in België zijn gevestigd zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de sommen die uit hoofde van de in artikelen 28 en 35 van dezelfde wet bedoelde bijheffingen verschuldigd zijn door een in artikel 28, § 3, of artikel 35, § 2, van dezelfde wet, bedoelde groepsentiteit.".

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 19 december 2023.

FILIP Van Koningswege : De minister van Financiën, V. VAN PETEGHEM Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, P. VAN TICHELT _______ Nota (1) Kamer van volksvertegenwoordigers (www.dekamer.be) Stukken : K55-3678 Integraal verslag: 7 en 14 december 2023.

^