Etaamb.openjustice.be
Omzendbrief van 07 juli 2023
gepubliceerd op 25 augustus 2023

Omzendbrief CP 5 betreffende het handelingskader inzake het professioneel profileren en controleren

bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
numac
2023043797
pub.
25/08/2023
prom.
07/07/2023
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN


7 JULI 2023. - Omzendbrief CP 5 betreffende het handelingskader inzake het professioneel profileren en controleren


Aan de Dames en Heren Provinciegouverneurs, Aan Mevrouw de Hoge Ambtenaar belast met de uitoefening van bevoegdheden van de Brusselse Agglomeratie, Aan de Dames en Heren Burgemeesters, Aan de Dames en Heren Voorzitters van de Politiecolleges, Aan de Dames en Heren Korpschefs van de Lokale Politie, Aan de Dames en Heren Directeurs van de academies en politiescholen, Aan de Heer Commissaris-generaal van de Federale Politie, Aan de Heer Inspecteur-generaal van de Algemene inspectie van de Federale Politie en van de Lokale Politie, Aan Mevrouw de Voorzitster van het Vast Comité van Toezicht op de Politiediensten, Ter informatie : Aan de Heer Directeur-generaal van de Algemene Directie Veiligheid en Preventie, Aan de Heer Voorzitter van de Vaste Commissie van de Lokale Politie, Aan de Dames en Heren Arrondissementscommissarissen, Aan de Heer Voorzitter van het College van procureurs-generaal, Aan de Heer Voorzitter van het Controleorgaan op de politionele informatie, Mevrouw, Mijnheer de Gouverneur, Mevrouw de Hoge Ambtenaar, Mevrouw, Mijnheer de Burgemeester, Mevrouw, Mijnheer de Voorzitter, Mevrouw, Mijnheer de Korpschef, Mevrouw, Mijnheer de Directeur van de academie of politieschool, Mijnheer de Commissaris-generaal, Mijnheer de Inspecteur-generaal, Dames, Heren, 1. Context Recente gebeurtenissen in het binnen- en buitenland, alsook de daaruit voortgevloeide onderzoeksrapporten1, tonen aan dat etnisch profileren en discriminerende politiecontroles nog steeds plaatsvinden. De Geïntegreerde Politie is in de voornoemde thematiek een essentiële belanghebbende. Politieopdrachten, en het uitvoeren van politionele bevoegdheden zoals identiteitscontroles, maar ook andere dwangmaatregelen, hebben tot doel bij te dragen tot de veiligheid en de leefbaarheid van onze maatschappij.

Meer concreet ontleent de Geïntegreerde Politie dit belang aan haar missie, visie en waarden zoals beschreven in de Wet op het Politieambt (WPA)2, de Wet op de Geïntegreerde Politie (WGP)3, de deontologische code van de politiediensten4, de ministeriële omzendbrief CP 1 betreffende Community Policing, definitie van de Belgische interpretatie van toepassing op de geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus5, de ministeriële omzendbrief CP 2 betreffende het bevorderen van de organisatieontwikkeling van de Lokale Politie met als finaliteit een gemeenschapsgerichte politiezorg6 en tot slot de visietekst inzake het werkingskader van de politiediensten: "Naar een excellente politiezorg"7.

Opdrachten dienen bovendien te worden uitgevoerd met inachtneming van de fundamentele rechten en vrijheden zoals deze worden omschreven in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM)8, de Europese afgeleiden9, en de bepalingen die ter zake zijn vastgelegd in de Belgische Grondwet10.

De personeelsleden van de politiediensten hebben bij het uitvoeren van hun wettelijke opdrachten een eigen beoordelingsmarge. Deze beoordelingsmarge kan, indien deze op een professionele en dienstbare wijze wordt toegepast, leiden tot een grotere legitimiteit van de politie. Het is daarom steeds, ook binnen de eigen beoordelingsmarge, noodzakelijk dat opdrachten professioneel worden uitgevoerd, rekening houdend met de vigerende wet- en regelgeving, op politiediensten van toepassing. Etnisch, en bij uitbreiding discriminerend, profileren moet te allen tijde worden vermeden. 2. Identiteitscontroles en professioneel profileren De thematiek rond etnisch profileren situeert zich voornamelijk bij het uitvoeren van proactieve identiteitscontroles in de zin van artikel 34, § 1, tweede lid van de Wet op het Politieambt.Een proactieve identiteitscontrole betreft een controle van een geselecteerde burger zonder dat noodzakelijk een overtreding of strafbaar feit wordt vastgesteld. Op basis van bovenvermeld artikel kan slechts worden overgaan tot een identiteitscontrole indien een personeelslid van de politiediensten op grond van de gedragingen van de persoon, of op grond van materiële aanwijzingen of omstandigheden van tijd of plaats, redelijke gronden heeft om te veronderstellen dat de persoon wordt opgespoord, een misdrijf pleegde of wil plegen, of de openbare orde wil verstoren of heeft verstoord.

Het is op basis van voormeld artikel evenwel niet toegelaten om bij het uitvoeren van identiteitscontroles, direct noch indirect, onderscheid te maken op basis van persoonlijke of groepsgebonden karakteristieken van burgers, tenzij die controles objectief worden gerechtvaardigd door een wettelijk doel, en de middelen om dit doel te bereiken proportioneel en noodzakelijk zijn.

Deze thematiek situeert zich bij uitbreiding ook bij het uitvoeren van de zogeheten systematische identiteitscontroles, in de zin van artikel 34, § 3 van de Wet op het Politieambt.

Verwijzend naar de specifieke opdrachten van de politie en specifieke doelgroepen (bijvoorbeeld vreemdelingen, minderjarigen, veroordeelden, zeelieden, ...) dient de politie de vigerende specifieke regelgeving ter zake toe te passen. Uiteraard is ook hier de werkwijze zoals bepaald in het handelingskader van toepassing.

Willekeurige identiteitscontroles zijn in strijd met de criteria vermeld in de WPA. Identiteitscontroles dienen zonder uitzondering te worden uitgevoerd op basis van objectieve en wettelijke criteria, met respect voor gelijkheid en het non-discriminatiebeginsel zoals beschreven in de antiracismewet11, de antidiscriminatiewet12 en de genderwet13.

Daarenboven dragen de resultaten van een willekeurig optreden niet bij tot het verhogen van de veiligheid en de leefbaarheid van onze samenleving, noch tot de geloofwaardigheid van de politie.

Discriminerend profileringsgedrag, met inbegrip van meervoudige willekeurige controles, hebben een ernstig negatief effect op de relatie tussen de politie en de burgers, en zeker onze jongeren. De negatieve beleving van dergelijke controles versterkt de nefaste gevolgen: het vertrouwen in de politiediensten en hun legitimiteit komen op die wijze ernstig onder druk te staan.

Verder in deze omzendbrief wordt specifiek ingegaan op identiteitscontroles uitgevoerd door de personeelsleden van de politiediensten. Vertrekkend van het thema etnisch profileren, en uitgebreid naar andere vormen van discriminerend profileren, wordt er resoluut voor gekozen om het begrip "professioneel profileren" in te voeren. Dit begrip geeft aan dat politiecontroles steeds op een professionele wijze moeten worden uitgevoerd, ongeacht de persoonlijke en/of groepsgebonden karakteristieken van burgers die aan een politiecontrole worden onderworpen. 3. Het handelingskader Deze omzendbrief heeft als doel om het handelingskader voor professioneel profileren binnen de Geïntegreerde Politie in te voeren. De invoering van het handelingskader is één van de maatregelen om het begrip professioneel profileren te verankeren in de politieorganisatie. Het handelingskader is een vertrekpunt om meer bewustwording te creëren rond het discriminerend profileren bij de personeelsleden van de politiediensten, en met het finaal doel om een cultuur van professioneel profileren te bewerkstellingen.

Het handelingskader zoals uitgewerkt door de lokale politiezones Antwerpen, Brussel-Noord, Gent en Mechelen-Willebroek (thans: de politiezone Rivierenland) en geïnspireerd op een Nederlands voorbeeld, werd op 14 juli 2020 onderschreven door het Coördinatiecomité van de Geïntegreerde Politie (CCGPI).

Het handelingskader bestaat uit vier opeenvolgende fasen: (i) selecteren, (ii) motiveren, (iii) respectvol omgaan met de gecontroleerde persoon, en (iv) reflecteren. 3.1. Selecteren Een gefundeerde beslissing om over te gaan tot een controle wordt steeds gestuurd door objectief waargenomen gedragingen, feiten en omstandigheden van tijd of plaats, eigen aan de waargenomen situatie, het waargenomen fenomeen en op basis van informatie waarover het personeelslid van de politiediensten op dat ogenblik beschikt.

Persoons- en groepsgebonden karakteristieken vormen op zichzelf nooit een gegronde reden om over te gaan tot een controle. Een professionele aanpak vereist bijgevolg een zorgvuldige en onderbouwde selectie.

Een specifieke opdracht, of het beschikken over specifieke informatie, kan eveneens aanleiding geven tot een identiteitscontrole. De aansturende diensten, noodhulpcentrales en leidinggevenden vervullen bij het aanleveren van de informatie een sleutelrol, en hebben tevens een belangrijke verantwoordelijkheid.

De beslissing, rekening houdend met de eigen beoordelingsmarge van de personeelsleden van de politiediensten, om over te gaan tot controle en de wijze waarop de controle wordt uitgevoerd, dienen steeds te gebeuren in naleving van de missie, visie, waarden, normen en rechtsregels.

De voorgaande elementen vormen de maatstaf en het uitgangspunt voor de volgende stappen. 3.2. Motiveren Een afdoende motivering van de controle stimuleert veelal het begrip, het vertrouwen en de medewerking van de persoon die wordt gecontroleerd. Voor zover dit operationeel of tactisch mogelijk is, gebeurt het motiveren van de controle idealiter voorafgaand aan de controle en op eigen initiatief van het personeelslid van de politiediensten dat de controle uitvoert. Motiveren gebeurt steeds op een geweldloze en respectvolle manier. Het gevoel om op een willekeurige en discriminerende wijze te worden gecontroleerd, wordt weggenomen door een transparante motivering.

Het correct en resultaatgericht implementeren van het handelingskader vereist het aangaan van een verbindende dialoog met de gecontroleerde, de omstaanders of de getuigen. Deze dialoog start altijd op een respectvolle, neutrale, en nooit op een bedreigende of verwijtende basis. Bijzondere aandacht wordt besteed aan de eigen referentiekaders, de impact van verschillen hierin, en een gepaste houding en communicatiestijl.

Deze werkwijze vormt het uitgangspunt en de basishouding bij elk type tussenkomst en bij elke politieopdracht. 3.3. Respectvol omgaan met de gecontroleerde persoon Het respectvol, correct en professioneel omgaan met de gecontroleerde persoon is cruciaal bij het uitvoeren van een controle. Een empathische houding, zonder vooringenomenheid, en een verbindende communicatie zijn kenmerkend voor professionaliteit. Dit belet niet dat vastberaden, assertief en duidelijk, maar bedachtzaam kan worden opgetreden. Een respectvolle controle leidt onder meer tot het aanvaarden van politionele tussenkomsten, ook in moeilijke omstandigheden. 3.4. Reflecteren Reflecteren betreft het kritisch in vraag stellen van het eigen politieoptreden, dat van een collega of van het team, vertrekkende vanuit het perspectief van de beleving van de gecontroleerde persoon.

Dit gebeurt onmiddellijk na het optreden, en ook later bij een debriefing en bij regelmatig georganiseerde intervisiemomenten. Dit draagt bij tot het delen en het vergroten van expertise met betrekking tot professioneel controleren. Dit kan ook bijdragen tot het verwerkingsproces en het herstel van vertrouwen wanneer controles conflictueus zijn verlopen.

Het consequent uitvoeren van bovenstaande stappen kan bijdragen aan de legitimiteit van de politie en de procedurele rechtvaardigheid van politiecontroles. 4. Kritieke succesfactoren Onderstaande kritieke succesfactoren zijn cruciaal om, voortbouwend op de invoering van het handelingskader, de cultuur van professioneel profileren en controleren in te bedden in de politieorganisatie. Permanente aandacht voor deze kritieke succesfactoren is van cruciaal belang voor de organisatie- en cultuurontwikkeling en de dienstverlening. 4.1. Een gecoördineerde implementatie Een organisatiebrede implementatie van het handelingskader vraagt een gecoördineerde actie op niveau van de Geïntegreerde Politie. De politiekorpsen van de Lokale Politie, de entiteiten van de Federale Politie, alsook de politiescholen vervullen hierbij een essentiële rol.

Ik vraag dan ook aan alle korpschefs, de commissaris-generaal, de directeurs-generaal en de directeurs dat zij het handelingskader op korte termijn implementeren en positief uitdragen. Alle leidinggevenden op alle niveaus, stimuleren en waarborgen de toepassing ervan bij de dagelijkse werkzaamheden, ongeacht het werkdomein. Dit houdt in dat zij, in naleving van deze richtlijn, op een expliciete wijze de vier omschreven activiteiten van het handelingskader in de praktijk toepassen en laten toepassen. De implementatie en dagelijkse toepassing ervan moeten voldoen aan de principes van proactiviteit, preventie, reactiviteit en remediëring en tot slot opvolging en nazorg.

Het zou tevens een goede praktijk zijn dat de lokale politiezones, evenals de entiteiten van de Federale Politie, inzetten op het identificeren en het ondersteunen van ambassadeurs in de verschillende diensten. Gelet op hun interesses en competenties, kunnen deze ambassadeurs bijzondere aandacht besteden aan de ontwikkeling en de voortgang van de implementatie van het handelingskader, onder meer door een eigen, correcte toepassing ervan in de praktijk.

Op basis van de reeds verworven ervaring in binnen- en buitenland, is het naast de algemene implementatie van deze omzendbrief, ook van belang om goede praktijken te borgen en uit te wisselen, waarna de toepassing ervan kan worden opgevolgd en geëvalueerd. Op mijn niveau zal ik dan ook een begeleidingscomité "Professioneel Profileren" oprichten om de werkzaamheden op het terrein op te volgen en te ondersteunen.

De personeelsleden van de politiediensten, maar ook de verschillende actoren in de samenleving, hebben behoefte aan duidelijke en consistente communicatie. Enerzijds zijn er de visie en de implementatie ervan, anderzijds zijn er de resultaten, alsook de verbeterpunten, positieve ervaringen en noodzakelijke ontwikkelingen.

Daarom wil ik ook UNIA en het maatschappelijk middenveld actief in dit domein betrekken bij de invoering, de opvolging en de evaluatie van het handelingskader. Dit zal tevens gebeuren via het Nationaal Actieplan tegen Racisme (NAPAR) zoals uitgerold door de federale overheid en de deelstaten.

Ook een continue informatiedoorstroming en afstemming met de referentieambtenaren van de politie zoals voorzien in de gemeenschappelijke omzendbrief COL 13/2013 betreffende het opsporings- en vervolgingsbeleid inzake discriminatie en haatmisdrijven (met inbegrip van de discriminaties op grond van geslacht) moet hierbij beoogd worden. 4.2. Een modern en vernieuwd integriteitsbeleid Een modern en vernieuwd integriteitsbeleid is gewenst en nodig.

Integriteit wordt hierbij positief benaderd en als opportuniteit beschouwd. Het handelingskader, een open organisatiecultuur en professioneel leiderschap, maken deel uit van een vernieuwd integriteitsbeleid dat aandacht geeft aan de ethische risico's die verbonden zijn aan de uitoefening van het politieberoep. Het risico op discriminerend controleren vormt één van de aandachtspunten.

Een volwaardig integriteitsbeleid houdt eveneens een centrale, uniforme en performante registratie van klachten in, alsook de verruiming van het klachtenmechanisme voor burgers. Ook een meldsysteem voor personeelsleden van de politiediensten die worden geconfronteerd met vormen van discriminerend profileren maakt hier een belangrijk onderdeel van uit.

Op het niveau van de federale overheid wordt momenteel werk gemaakt van de ontwikkeling en de redactie van een alomvattend integriteitsbeleid en -management. Een sterk signaal om dit beleid uit te werken en uit te voeren, is het op te nemen in de opdrachtbrief van elke mandaathouder en in de veiligheidsplannen van de Geïntegreerde Politie. 4.3. Een expliciet diversiteitsbeleid Respect voor de eigenheid van eenieder en het respectvol omgaan met iedereen, vreemd aan discriminatie en racisme, alsook maatschappelijke betrokkenheid en vorming, dienen verder te worden gestimuleerd doorheen de gevoerde HRM-processen en in alle fasen van de loopbaan.

Een expliciet diversiteitsbeleid moet integrerend werken en individuele initiatieven overstijgen. De inzet op het verwerven van extra kennis en inzicht over diversiteit, uitsluitingsmechanismen en polarisatie moet dit versterken. Vormingen en ervaringsgerichte activiteiten moeten daartoe bijdragen.

De wijze van aanpak en attitude staan centraal in het handelingskader.

Het moet duidelijk zijn dat ook blijvend aandacht moet worden besteed aan kennis over de regelgeving, onder meer in functie van een correcte diversiteitshouding. 4.4. Een open organisatiecultuur Het handelingskader professioneel profileren en controleren vereist van elk personeelslid van de politiediensten een expliciete plaats voor zelfreflectie en reflectie in groep, tijdens briefings, debriefings en intervisiemomenten. Een open cultuur met ruimte voor reflectie draagt onmiskenbaar bij tot de ontwikkeling, groei en betrokkenheid van elke politiemedewerker.

De organisatie stelt alles in het werk opdat elk personeelslid van de politiediensten kan bijdragen aan een open en transparante cultuur om discriminerend profileren bespreekbaar te maken. Leidinggevenden dienen reflectie aan te moedigen en te ondersteunen, opdat een cultuur van reflectie verder kan groeien in de organisatie.

In het bijzonder dient de gevoeligheid voor maatschappelijke vraagstukken, de bereidheid om erover na te denken, zich in te leven en dit bespreekbaar te maken, intern bij de politiediensten te worden aangemoedigd en gestimuleerd. Met het oog op het realiseren van verbondenheid worden alle partners en de directe belanghebbenden in de samenleving hierbij betrokken. 4.5. Een aangepaste, empathische leiderschapsstijl en voorbeeldfunctie Alle personeelsleden van de politiediensten, in het bijzonder de leidinggevenden, dienen op een permanente wijze de toepassing van het handelingskader uit te dragen en aan te wenden om medewerkers te ondersteunen en te coachen bij het uitvoeren van het politiewerk. Dit moet gebeuren vanuit een professionele en empathische betrokkenheid bij elke politiemedewerker.

Bovendien wordt van elk personeelslid van de politiediensten verwacht dat zij steeds een voorbeeldfunctie aannemen. Dergelijke houding draagt onmiskenbaar bij tot een correcte, kwaliteitsvolle dienstverlening, afgestemd op onze samenleving. 4.6. De bijzondere aandacht voor communicatievaardigheden en het belang van opleiding Het aanleren en implementeren van gepaste communicatievaardigheden zijn kritieke succesfactoren. Deze competenties vormen een blijvend aandachtspunt in het levenslang leren, waarbij de vorming tijdens de basisopleiding alleen niet volstaat. Kennis, vaardigheden en attitudes horende bij dit referentiekader moeten transversaal worden geïntegreerd in de basisopleidingen van alle personeelskaders en ook in alle voortgezette en functionele opleidingen. Hierbij dienen de maatschappelijke gevoeligheden en ontwikkelingen permanent mee in rekening te worden genomen. Dit impliceert dat op regelmatige wijze leermomenten en opleidingstrajecten, ten behoeve van alle personeelsleden van de politiediensten, moeten worden georganiseerd. 4.7. Registreren en motiveren in de ICT-systemen De uitgangsprincipes indachtig, zoals het werken aan de gewenste politiecultuur, het vertrouwen in de politiediensten, de personeelsleden van de politiediensten en hun deskundigheid, het belang van de gemeenschapsgerichte én de informatiegestuurde politiezorg en tenslotte de digitalisering van de politie, wil ik een haalbaarheidsstudie over de digitalisering van de registratie van identiteitscontroles in de politionele ICT-systemen laten uitvoeren.

Via deze studie wil ik laten onderzoeken hoe de digitalisering het politiewerk op dit vlak kan vergemakkelijken, ondersteunen en de controle hierop mogelijk kan maken.

De bedoeling is dus om na te gaan op welke wijze een geautomatiseerde en uniforme digitalisering van de registratie, de motiveringsplicht, alsook de controle erop in de politionele ICT-systemen mogelijk is.

Vertrouwen wordt opgebouwd door een correcte uitvoering van de taken op het terrein, maar ook door een goede beeldvorming en performante systemen die het politiewerk ondersteunen en in alle transparantie controle en verantwoording bij de democratische instellingen mogelijk maken. 5. Slotbeschouwingen Professioneel profileren kan voor veel personeelsleden van de politiediensten vanzelfsprekend lijken.Weliswaar heeft de verdere ontwikkeling van de individuele expertise van elk personeelslid van de politiediensten er baat bij dat de stappen van het geformuleerde handelingskader op een bewuste en expliciete wijze worden doorlopen.

Op deze manier wordt bewustwording rond eventueel discriminerend en professioneel profileren bevorderd en wordt bovendien geanticipeerd op mogelijke risico's. Deze manier van werken draagt daarenboven bij tot wederzijds respect, vertrouwen en finaal de legitimiteit van de politie.

Het is mijn overtuiging dat het handelingskader inzake professioneel profileren zal leiden tot het verder professionaliseren van de uitoefening van de politiefunctie in het algemeen, met aandacht voor identiteitscontroles in het bijzonder en het uitvoeren van dwangmaatregelen door de politie in het algemeen. Etnische, persoons- of groepsgebonden karakteristieken, kunnen geen exclusieve basis vormen voor enig politieoptreden.

Tot slot moet er onverlet gevolg worden gegeven aan het realiseren van de voornoemde kritieke succesfactoren binnen de politie, waarbij een streven naar maatschappelijke veiligheid op een integrale en geïntegreerde wijze dient te gebeuren. De politie levert daartoe een essentiële bijdrage, maar doet dit niet alleen. Dit is een collectieve opdracht waaraan iedereen in de maatschappij, door gemeenschapsgericht te werken, dient bij te dragen. De ondersteuning van de lokale bestuurlijke overheden, en van de politieke overheden in het algemeen, zal medebepalend zijn voor het welslagen van de invoering van dit handelingskader. Ondanks de focus op identiteitscontroles, zijn de principes van het handelingskader niet alleen hierop van toepassing.

Ze kunnen voor alle personeelsleden van de politiediensten een leidraad zijn bij het uitvoeren van alle bij wet toegelaten dwangmaatregelen.

Hoewel niet het voorwerp van deze omzendbrief, is het belangrijk om aan te geven dat bijkomend aan dit handelingskader ook werk wordt gemaakt van andere doelstellingen met betrekking tot de politionele aanpak tegen discriminatie en racisme. Deze doelstellingen zijn niet alleen opgenomen in mijn beleidsverklaring en beleidsnota's, maar ook in het Nationaal Actieplan tegen Racisme. Voorbeelden hiervan zijn de campagne "wederzijds respect" en de diverse opleidingen diversiteit en antidiscriminatie en racisme bij de politie in het algemeen en deze voor de referentieambtenaren belast met feiten van discriminatie en haatmisdrijven meer specifiek; de uitwisseling van goede praktijken; de haalbaarheidsstudie over de digitalisering van de registratie van identiteitscontroles; het klachtensysteem toegankelijker en effectiever maken en misbruik bestraffen.

De Minister van Binnenlandse Zaken, A. VERLINDEN _______ Nota's (1) Recente onderzoeksrapporten: - "Je weet nooit met mensen zoals jij.Politiebeleid ter preventie van etnisch profileren in België". Amnesty International, 2017. - "Contrôler et punir. Etude exploratoire sur le profilage etnique dans les contrôles de police: paroles de cibles". La Ligue des droits de l'Homme, 2017. - DOC 54 3683/001, Verslag betreffende "Etnisch profileren", van de hoorzitting van 21 maart 2019, binnen de Commissie Binnenlandse Zaken, de Algemene Zaken en het Openbaar Ambt. - "Politionele selectiviteit. Position paper". Unia, 2020. - Resolutie van het Brussels Hoofdstedelijk Parlement tot de verbetering van de relatie tussen burgers en ordediensten en tussen ordediensten en burgers. 18 december 2020. (2) Wet op het Politieambt, in het bijzonder artikel 34. Omzendbrief van 2 februari 1993 met betrekking tot de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt, in het bijzonder punt 6.3.3. (3) Wet van 7 december 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/12/1998 pub. 05/01/1999 numac 1998021488 bron diensten van de eerste minister Wet tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus sluiten tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus.(4) Koninklijk Besluit van 10 mei 2006Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 10/05/2006 pub. 30/05/2006 numac 2006000301 bron federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende vaststelling van de deontologische code van de politiediensten sluiten houdende vaststelling van de deontologische code van de politiediensten.(5) Omzendbrief CP 1 van 27 mei 2003 betreffende Community Policing, definitie van de Belgische interpretatie van toepassing op de geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus.(6) Ministeriële omzendbrief CP 2 betreffende het bevorderen van de organisatieontwikkeling van de lokale politie met als finaliteit een gemeenschapsgerichte politiezorg.(7) "Naar een excellente politiezorg", Willy Bruggeman, Jean-Marie Van Branteghem, Dirk Van Nuffel, Politeia, 2007.(8) De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM) is op 10 december 1948 aangenomen door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties.(9) Het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) regelt mensen- en burgerrechten voor alle inwoners van de verdragsluitende Staten en werd op 4 november 1950 ondertekend in Rome binnen de Raad van Europa.(10) De Belgische Grondwet.(11) Wet van 30 juli 1981Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/1981 pub. 20/05/2009 numac 2009000343 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden (Antiracismewet).(12) Wet van 10 mei 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/05/2007 pub. 30/05/2007 numac 2007002099 bron programmatorische federale overheidsdienst maatschappelijke integratie, armoedebestrijding en sociale economie Wet ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie type wet prom. 10/05/2007 pub. 30/05/2007 numac 2007002098 bron programmatorische federale overheidsdienst maatschappelijke integratie, armoedebestrijding en sociale economie Wet ter bestrijding van discriminatie tussen vrouwen en mannen sluiten ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie (Antidiscriminatiewet). (13) De Wet van 10 mei 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/05/2007 pub. 30/05/2007 numac 2007002099 bron programmatorische federale overheidsdienst maatschappelijke integratie, armoedebestrijding en sociale economie Wet ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie type wet prom. 10/05/2007 pub. 30/05/2007 numac 2007002098 bron programmatorische federale overheidsdienst maatschappelijke integratie, armoedebestrijding en sociale economie Wet ter bestrijding van discriminatie tussen vrouwen en mannen sluiten ter bestrijding van discriminatie tussen vrouwen en mannen (Genderwet).

^