gepubliceerd op 01 augustus 2013
Koninklijk besluit tot vaststelling van het bijzonder reglement voor het arbeidshof te Antwerpen
18 JULI 2013. - Koninklijk besluit tot vaststelling van het bijzonder reglement voor het arbeidshof te Antwerpen
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op het Gerechtelijk Wetboek, artikel 106;
Gelet op het koninklijk besluit van 8 december 2004Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 08/12/2004 pub. 16/12/2004 numac 2004009798 bron federale overheidsdienst justitie Koninklijk besluit tot vaststelling van het bijzonder reglement voor het arbeidshof te Antwerpen sluiten tot vaststelling van het bijzonder reglement voor het arbeidshof te Antwerpen;
Gelet op het advies van de eerste voorzitter van het arbeidshof te Antwerpen, van de eerste voorzitter van het hof van beroep te Antwerpen, van de procureur-generaal bij het hof van beroep te Antwerpen, van de hoofdgriffier van het arbeidshof te Antwerpen en van de stafhouders van de balies van het rechtsgebied van dat hof;
Overwegende dat de kamers van het arbeidshof te Antwerpen in twee afdelingen worden ingedeeld, die zitting houden in Antwerpen en in Hasselt, overeenkomstig artikel 1, § 1, van het koninklijk besluit van 10 augustus 2001Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 10/08/2001 pub. 17/08/2001 numac 2001009704 bron ministerie van justitie ministerie van tewerkstelling en arbeid Koninklijk besluit betreffende de instelling van afdelingen in de arbeidshoven, de arbeidsrechtbanken, de rechtbanken van koophandel en de politierechtbanken sluiten betreffende de instelling van afdelingen in de arbeidshoven, de arbeidsrechtbanken, de rechtbanken van koophandel en de politierechtbanken;
Op de voordracht van de Minister van Justitie en de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Het arbeidshof te Antwerpen bestaat uit tien kamers, ingedeeld in twee afdelingen : Antwerpen en Hasselt.
Art. 2.De eerste tot en met de tiende kamer nemen in beide afdelingen kennis van de hiernavolgende zaken : a) de eerste, van de hogere beroepen tegen beslissingen in eerste aanleg van de voorzitters van de arbeidsrechtbanken en van de hogere beroepen tegen de vonnissen van de kamers van deze rechtbanken samengesteld uit een beroepsmagistraat en vier rechters in sociale zaken;b) de tweede, van de hogere beroepen tegen beslissingen gewezen in : - geschillen bedoeld in artikel 578 van het Gerechtelijk Wetboek, wanneer de betrokken werknemer een bediende is, behalve wanneer het een geschil betreft dat behoort tot de bevoegdheid van de achtste kamer; - geschillen bedoeld in artikel 582, 3°, 4°, 5°, 6°, 8°, 9°, 12° en 14° van het Gerechtelijk Wetboek, behalve wanneer het een geschil betreft dat behoort tot de bevoegdheid van de vierde kamer;c) de derde, van de hogere beroepen tegen beslissingen gewezen in : - geschillen bedoeld in artikel 578 van het Gerechtelijk Wetboek, wanneer de betrokken werknemer een arbeider is, behalve wanneer het een geschil betreft dat behoort tot de bevoegdheid van de achtste kamer;d) de vierde, van de hogere beroepen tegen beslissingen gewezen in : - geschillen bedoeld in artikel 580, 2°, 3°, 4°, 6° a), 6° d) en 7° van het Gerechtelijk Wetboek, die betrekking hebben op werkloosheid of ziekte- en invaliditeitsverzekering; - geschillen bedoeld in artikel 582, 3°, 5°, 7°, 10°, 11° en 14° van het Gerechtelijk Wetboek, wanneer het een geschil betreft met de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening; - geschillen bedoeld bij artikel 52, § 3, van het koninklijk besluit van 14 juli 1994 houdende coördinatie van de wet van 9 augustus 1963 tot instelling en organisatie van een regeling voor verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen; - geschillen bedoeld in artikel 583, vierde lid,van het Gerechtelijk Wetboek; - geschillen over de toepassing van het decreet van 30 april 2004Relevante gevonden documenten type decreet prom. 30/04/2004 pub. 13/07/2004 numac 2004036114 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende het Handvest van de werkzoekende type decreet prom. 30/04/2004 pub. 05/08/2004 numac 2004036200 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet tot uniformisering van de toezichts-, sanctie- en strafbepalingen die zijn opgenomen in de regelgeving van de sociaalrechtelijke aangelegenheden, waarvoor de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest bevoegd zijn sluiten houdende het Handvest van de werkzoekende en zijn uitvoeringsbepalingen; e) de vijfde, van de hogere beroepen tegen beslissingen gewezen in : - geschillen bedoeld in artikel 578, 12°, b), van het Gerechtelijk Wetboek; - geschillen bedoeld in artikel 581 van het Gerechtelijk Wetboek; - geschillen bedoeld in artikel 583 van het Gerechtelijk Wetboek voor de toepassing op de zelfstandigen; - geschillen betreffende het sociaal statuut van de kunstenaars die betrekking hebben op zelfstandigen; f) de zesde, van de hogere beroepen tegen beslissingen gewezen in geschillen bedoeld in artikel 582, 1° en 2° van het Gerechtelijk Wetboek;g) de zevende, van de hogere beroepen tegen beslissingen gewezen in geschillen bedoeld in artikel 579 van het Gerechtelijk Wetboek;h) de achtste, van de hogere beroepen tegen beslissingen gewezen in geschillen bedoeld in artikel 578, 14° van het Gerechtelijk Wetboek;i) de negende, van de hogere beroepen tegen beslissingen gewezen in : - geschillen bedoeld in artikel 580, 1° en 580, 2° van het Gerechtelijk Wetboek, in zoverre deze betrekking hebben op sluiting van ondernemingen; - geschillen bedoeld in artikel 580, 13°, 14°, 15°, 16° en 17° van het Gerechtelijk Wetboek; - geschillen bedoeld in artikel 583 van het Gerechtelijk Wetboek met uitzondering van de geschillen bedoeld in artikel 583, vierde lid; - geschillen over de toepassing van het decreet van 30 april 2004Relevante gevonden documenten type decreet prom. 30/04/2004 pub. 13/07/2004 numac 2004036114 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende het Handvest van de werkzoekende type decreet prom. 30/04/2004 pub. 05/08/2004 numac 2004036200 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet tot uniformisering van de toezichts-, sanctie- en strafbepalingen die zijn opgenomen in de regelgeving van de sociaalrechtelijke aangelegenheden, waarvoor de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest bevoegd zijn sluiten tot uniformisering van de toezichts-, sanctie- en strafbepalingen die zijn opgenomen in de regelgeving van de sociaalrechtelijke aangelegenheden, waarvoor de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest bevoegd zijn in de geschillen betreffende het sociaal statuut van de kunstenaars die betrekking hebben op werknemers; j) de tiende, van de hogere beroepen tegen beslissingen gewezen in : - geschillen bedoeld in artikel 580 van het Gerechtelijk Wetboek, die niet behoren tot de bevoegdheid van de vierde kamer of de negende kamer; - geschillen bedoeld in artikel 582, 7°, 10° en 11° van het Gerechtelijk Wetboek.
Daarenboven neemt elke kamer kennis van andere zaken waarvan de arbeidsgerechten kennis nemen krachtens wettelijke of reglementaire bepalingen betreffende aangelegenheden die al dan niet vermeld zijn in de artikelen 578 tot 583 van het Gerechtelijk Wetboek, conform de toebedeling door de eerste voorzitter.
Art. 3.De eerste kamer houdt zitting : - te Antwerpen : op de eerste maandag en de eerste, tweede, derde en vierde woensdag van de maand; - te Hasselt : op de eerste en derde dinsdag van de maand.
De tweede kamer houdt zitting : - te Antwerpen : op de eerste, tweede, derde en vierde maandag, de eerste, tweede, derde en vierde woensdag, de eerste, tweede, derde en vierde vrijdag van de maand; - te Hasselt : op de eerste maandag, de eerste, derde en vierde dinsdag en de vierde woensdag van de maand.
De derde kamer houdt zitting : - te Antwerpen : op de eerste, tweede en derde dinsdag van de maand; - te Hasselt : op de eerste woensdag van de maand.
De vierde kamer houdt zitting : - te Antwerpen : op de tweede en vierde dinsdag, de tweede, derde en vierde donderdag van de maand; - te Hasselt : op de tweede maandag en de eerste, tweede, derde en vierde donderdag van de maand.
De vijfde kamer houdt zitting : - te Antwerpen : op de eerste vrijdag van de maand; - te Hasselt : op de derde vrijdag van de maand.
De zesde kamer houdt zitting : - te Antwerpen : op de tweede en de vierde donderdag van de maand; - te Hasselt : op de eerste vrijdag van de maand.
De zevende kamer houdt zitting : - te Antwerpen : op de tweede en vierde maandag van de maand; - te Hasselt : op de derde maandag van de maand.
De achtste kamer houdt zitting : - te Antwerpen : op de vierde woensdag, de eerste en derde donderdag van de maand; - te Hasselt : op de derde vrijdag van de maand.
De negende kamer houdt zitting : - te Antwerpen : op de tweede en vierde vrijdag van de maand; - te Hasselt : op de tweede woensdag van de maand.
De tiende kamer houdt zitting : - te Antwerpen : de eerste maandag, de derde en vierde dinsdag, de eerste, tweede en derde woensdag van de maand; - te Hasselt : de derde vrijdag van de maand.
Art. 4.De zaken worden voor elke kamer, volgens haar bevoegdheid, ingeleid op de hierna volgende dagen : a) voor de eerste kamer : - te Antwerpen : op de eerste maandag en, voor de zaken in kortgeding, op de eerste, tweede, derde en vierde woensdag van de maand; - te Hasselt : op de eerste dinsdag van de maand en, voor de zaken in kortgeding, op de eerste en derde dinsdag van de maand. b) voor de tweede kamer : - te Antwerpen : op de eerste maandag van de maand; - te Hasselt : op de eerste dinsdag van de maand. c) voor de derde kamer : - te Antwerpen : op de eerste dinsdag van de maand; - te Hasselt : op de eerste woensdag van de maand. d) voor de vierde kamer : - te Antwerpen : op de tweede dinsdag van de maand; - te Hasselt : op de eerste donderdag van de maand. e) voor de vijfde kamer : - te Antwerpen : op de eerste vrijdag van de maand; - te Hasselt : op de derde vrijdag van de maand. f) voor de zesde kamer : - te Antwerpen : op de tweede donderdag van de maand; - te Hasselt : op de eerste vrijdag van de maand. g) voor de zevende kamer : - te Antwerpen : op de tweede maandag van de maand; - te Hasselt : op de derde maandag van de maand. h) voor de achtste kamer : - te Antwerpen : op de vierde woensdag van de maand; - te Hasselt : op de derde vrijdag van de maand. i) voor de negende kamer : - te Antwerpen : op de tweede vrijdag van de maand; - te Hasselt : op de tweede woensdag van de maand. j) voor de tiende kamer : - te Antwerpen : eerste woensdag van de maand; - te Hasselt : derde vrijdag van de maand.
Indien de dag voor inleiding voor een bepaalde kamer op een wettelijke feestdag valt, worden de zaken ingeleid op de eerstvolgende zitting van de betrokken kamer in dezelfde samenstelling overeenkomstig de dienstregeling.
Art. 5.De zittingen vangen aan : - te Antwerpen : om 9 u. 30 m.; kortgeding om 9 uur; - te Hasselt : om 14 uur behalve voor wat betreft de vijfde kamer, inleidingen om 11 uur, de tiende kamer, inleidingen om 10 uur en kortgeding om 13 u. 30 m.
Zij duren ten minste drie uren, tenzij de zittingsrol voordien is uitgeput.
Art. 6.Het bureau voor rechtsbijstand houdt zitting : - te Antwerpen : op de tweede en vierde maandag van de maand, om 14 u. 30 m.; - te Hasselt : op de tweede en vierde woensdag van de maand, om 13 u. 30 m.
Art. 7.Wanneer de behoeften van de dienst het rechtvaardigen, kan de eerste voorzitter, na het advies van de procureur-generaal en van de hoofdgriffier te hebben ingewonnen, beslissen dat één of meer kamers buitengewone zittingen houden, waarvan hij de dag en het uur vaststelt.
Art. 8.Wanneer de behoeften van de dienst het rechtvaardigen, kan de eerste voorzitter, na het advies van de procureur-generaal en van de hoofdgriffier te hebben ingewonnen, beslissen het aantal kamers, hun bevoegdheid en het aantal zittingen voorlopig te wijzigen, voor zover deze wijziging niet de opheffing van de betrokken kamers tot gevolg heeft.
Art. 9.De eerste voorzitter kan, na het advies van de procureur-generaal en van de hoofdgriffier te hebben ingewonnen, het aanvangsuur van de zittingen wijzigen.
Art. 10.Na het advies van de procureur-generaal te hebben ingewonnen, stelt de eerste voorzitter dag en uur van de vakantiezittingen vast in overeenstemming met de artikelen 334 en 339 van het Gerechtelijk Wetboek.
Hij maakt een dienstregeling op van de magistraten die zitting houden.
De eerste voorzitter mag te allen tijde, naar gelang van de behoeften van de dienst, de dienstregeling van de vakantiezittingen wijzigen.
Art. 11.De beschikkingen die de eerste voorzitter van het arbeidshof neemt op grond van de artikelen 89 en 90 van het Gerechtelijk Wetboek of op grond van dit reglement, worden ter griffie van het hof aangeplakt. Deze beschikkingen worden onmiddellijk ter kennis gebracht van de procureur-generaal en van de hoofdgriffier.
Art. 12.Het koninklijk besluit van 8 december 2004Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 08/12/2004 pub. 16/12/2004 numac 2004009798 bron federale overheidsdienst justitie Koninklijk besluit tot vaststelling van het bijzonder reglement voor het arbeidshof te Antwerpen sluiten tot vaststelling van het bijzonder reglement voor het arbeidshof te Antwerpen, wordt opgeheven.
Art. 13.Dit besluit treedt in werking op 1 september 2013.
Art. 14.De minister bevoegd voor Justitie en de minister bevoegd voor Werk zijn, ieder wat haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 18 juli 2013.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, Mevr. A. TURTELBOOM De Minister van Werk, Mevr. M. DE CONINCK