gepubliceerd op 22 december 2023
Koninklijk besluit tot wijziging van de koninklijke besluiten nrs. 1, 2, 2bis, 3, 14, 19, 22, 31, 41 en 44 met betrekking tot de belasting over de toegevoegde waarde en tot uitstel van de datum van inwerkingtreding van de wet van 12 maart 2023 tot modernisering van de btw-ketting en van de inning van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen binnen de FOD Financiën
17 DECEMBER 2023. - Koninklijk besluit tot wijziging van de koninklijke besluiten nrs. 1, 2, 2bis, 3, 14, 19, 22, 31, 41 en 44 met betrekking tot de belasting over de toegevoegde waarde en tot uitstel van de datum van inwerkingtreding van de wet van 12 maart 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/03/2023 pub. 23/03/2023 numac 2023041020 bron federale overheidsdienst financien Wet tot modernisering van de btw-ketting en van de inning van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen binnen de FOD Financiën sluiten tot modernisering van de btw-ketting en van de inning van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen binnen de FOD Financiën (1)
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Dit ontwerp van koninklijk besluit wijzigt: - het koninklijk besluit nr. 1 van 29 december 1992 met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde (hierna: "het koninklijk besluit nr. 1"); - het koninklijk besluit nr. 2 van 19 december 2018 met betrekking tot de forfaitaire regeling inzake belasting over de toegevoegde waarde (hierna: "het koninklijk besluit nr. 2"); - het koninklijk besluit nr. 2bis van 15 mei 2022 tot vaststelling van de forfaitaire grondslagen van aanslag inzake de belasting over de toegevoegde waarde voor caféhouders en kleine caféhouders (hierna: "het koninklijk besluit nr. 2bis"); - het koninklijk besluit nr. 3 van 10 december 1969 met betrekking tot de aftrekregeling voor de toepassing van de belasting over de toegevoegde waarde (hierna: "het koninklijk besluit nr. 3"); - het koninklijk besluit nr. 14 van 3 juni 1970 met betrekking tot de vervreemdingen van gebouwen, gedeelten van gebouwen en het bijhorende terrein en de vestigingen, overdrachten en wederoverdrachten van een zakelijk recht in de zin van artikel 9, tweede lid, 2°, van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde op zulke goederen (hierna: "het koninklijk besluit nr. 14"); - het koninklijk besluit nr. 19 van 29 juni 2014 met betrekking tot de vrijstellingsregeling van belasting over de toegevoegde waarde in het voordeel van kleine ondernemingen (hierna: "het koninklijk besluit nr. 19"); - het koninklijk besluit nr. 22 van 15 september 1970 met betrekking tot de bijzondere regeling voor landbouwondernemers inzake belasting over de toegevoegde waarde (hierna: "het koninklijk besluit nr. 22"); - het koninklijk besluit nr. 31 van 2 april 2002 met betrekking tot de toepassingsmodaliteiten van de belasting over de toegevoegde waarde ten aanzien van de handelingen verricht door niet in België gevestigde belastingplichtigen (hierna: "het koninklijk besluit nr. 31"); - het koninklijk besluit nr. 41 van 30 januari 1987 tot vaststelling van het bedrag van de proportionele fiscale geldboeten op het stuk van de belasting over de toegevoegde waarde (hierna: "het koninklijk besluit nr. 41"); - het koninklijk besluit nr. 44 van 9 juli 2012 tot vaststelling van het bedrag van de niet-proportionele fiscale geldboeten op het stuk van de belasting over de toegevoegde waarde (hierna: "het koninklijk besluit nr. 44").
Overeenkomstig de mogelijkheid geboden door artikel 22, eerste lid, van de wet van 12 maart 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/03/2023 pub. 23/03/2023 numac 2023041020 bron federale overheidsdienst financien Wet tot modernisering van de btw-ketting en van de inning van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen binnen de FOD Financiën sluiten tot modernisering van de btw-ketting en de invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen binnen de FOD Financiën (hierna de " wet van 12 maart 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/03/2023 pub. 23/03/2023 numac 2023041020 bron federale overheidsdienst financien Wet tot modernisering van de btw-ketting en van de inning van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen binnen de FOD Financiën sluiten" genoemd), strekt dit ontwerp er ook toe de inwerkingtreding van die wet uit te stellen tot 1 januari 2025.
De wijzigingen die door dit ontwerp in de voormelde koninklijke besluiten worden aangebracht zijn met name een gevolg van een aantal wijzigingen die in het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde (hierna: "het Wetboek") zijn aangebracht bij de volgende wetten: - de wet van 7 april 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/04/2023 pub. 18/04/2023 numac 2023041376 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde betreffende de invoering van bepaalde informatieverplichtingen voor betalingsdienstaanbieders type wet prom. 07/04/2023 pub. 02/05/2023 numac 2023041947 bron federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen Wet tot wijziging van hoofdstuk III van het koninklijk besluit van 22 februari 2001 houdende organisatie van de controles die worden verricht door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen en tot wijziging van diverse wettelijke bepalingen sluiten tot wijziging van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde betreffende de invoering van bepaalde informatieverplichtingen voor betalingsdienstaanbieders (Belgisch Staatsblad van 18 april 2023, blz. 39.876); - de wet van 23 november 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 23/11/2023 pub. 01/12/2023 numac 2023047474 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse bepalingen inzake belasting over de toegevoegde waarde en houdende bijzondere invorderingsregels van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 type wet prom. 23/11/2023 pub. 01/12/2023 numac 2023047484 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende het Garantiefonds voor financiële diensten sluiten houdende diverse bepalingen inzake belasting over de toegevoegde waarde en houdende bijzondere invorderingsregels van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (Belgisch Staatsblad van 1 december 2023, blz. 111953).
Dit ontwerp bevat ten eerste een aantal uitvoeringsbepalingen voor bepalingen die deel uitmaken van de wet van 7 april 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/04/2023 pub. 18/04/2023 numac 2023041376 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde betreffende de invoering van bepaalde informatieverplichtingen voor betalingsdienstaanbieders type wet prom. 07/04/2023 pub. 02/05/2023 numac 2023041947 bron federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen Wet tot wijziging van hoofdstuk III van het koninklijk besluit van 22 februari 2001 houdende organisatie van de controles die worden verricht door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen en tot wijziging van diverse wettelijke bepalingen sluiten tot wijziging van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde betreffende de invoering van bepaalde informatieverplichtingen voor betalingsdienstaanbieders. Met deze wet is Richtlijn (EU) 2020/284 van de Raad van 18 februari 2020 tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG wat betreft de invoering van bepaalde verplichtingen voor betalingsdienstaanbieders (hierna "Richtlijn 2020/284") omgezet. Die richtlijn legt aan betalingsdienstaanbieders bepaalde verplichtingen op om de nationale administraties betrouwbare gegevens te verstrekken die zij nodig hebben om na te gaan of de btw op handelingen in het kader van de grensoverschrijdende elektronische handel correct is aangegeven en betaald.
Die betrouwbare gegevens hebben betrekking op data inzake grensoverschrijdende betalingen tussen kopers en verkopers die via die betalingsdienstaanbieders worden verricht. De belangrijkste verplichting voor die betalingsdienstaanbieders bestaat erin voor elk kalenderkwartaal voldoende nauwkeurige gegevens over de betrokken grensoverschrijdende betalingen bij te houden, die vervolgens aan de belastingdiensten van de betrokken lidstaten moeten ter beschikking worden gesteld. Deze lidstaten zijn vervolgens belast met het doorsturen van die gegevens naar een Europese databank (Central Electronic System of Payment Information - CESOP) die door de diensten van de Europese Commissie wordt beheerd.
Dit koninklijk besluit vult aldus de voormelde wet van 7 april 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/04/2023 pub. 18/04/2023 numac 2023041376 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde betreffende de invoering van bepaalde informatieverplichtingen voor betalingsdienstaanbieders type wet prom. 07/04/2023 pub. 02/05/2023 numac 2023041947 bron federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen Wet tot wijziging van hoofdstuk III van het koninklijk besluit van 22 februari 2001 houdende organisatie van de controles die worden verricht door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen en tot wijziging van diverse wettelijke bepalingen sluiten aan om te preciseren op welk tijdstip en op welke manier die registers aan de administratie belast met de belasting over de toegevoegde waarde ter beschikking moeten worden gesteld.
Dit ontwerp bevat ten tweede een aantal uitvoeringsbepalingen voor bepalingen van de voormelde wet, met betrekking tot de voorwaarden voor het recht op aftrek door belastingplichtigen die geen volledig recht op aftrek hebben, die onder meer voortvloeien uit de vervanging van artikel 46 van het Wetboek door de voormelde wet.
De in die bepaling aangebrachte wijzigingen betreffen enerzijds de invoering van een procedure van voorafgaande kennisgeving voor gemengde belastingplichtigen die hun recht op aftrek uitoefenen op basis van een algemeen verhoudingsgetal. Het doel van die procedure, die geïnspireerd is op de procedure die van toepassing is bij de uitoefening van het recht op aftrek volgens het werkelijk gebruik van goederen en diensten, is de belastingadministratie een globaal en volledig overzicht te geven van de manier waarop alle belastingplichtigen zonder volledig recht op aftrek hun recht op aftrek uitoefenen. In dat verband is de jaarlijkse verplichting voor die belastingplichtigen om hun voorlopige en definitieve algemene verhoudingsgetallen mee te delen, gemoderniseerd in die zin dat zulks in de toekomst elektronisch zal gebeuren.
Anderzijds hebben die wijzigingen van artikel 46 van het Wetboek ook betrekking op de procedures voor de vaststelling en mededeling van bijzondere verhoudingsgetallen in hoofde van gemengde belastingplichtigen die hun recht op aftrek uitoefenen volgens het werkelijk gebruik. Dat is ook het geval voor de zogenaamde "gedeeltelijke belastingplichtigen" die hun recht op aftrek uitoefenen overeenkomstig artikel 45, § 1, van het Wetboek maar die, voor hun uitgaven die zowel betrekking hebben op hun aan de btw onderworpen activiteit als hun niet aan de btw onderworpen activiteit, gebruikmaken van dergelijke bijzondere verhoudingsgetallen. Dit koninklijk besluit bevat dus alle uitvoeringsbepalingen die nodig zijn om die nieuwe regels inzake het recht op aftrek toe te passen.
Ten derde bevat dit ontwerp een aantal uitvoeringsbepalingen voor bepalingen van de voormelde wet, met betrekking tot het stelsel van hoofdelijke aansprakelijkheid dat door die wet werd ingevoerd voor belastingplichtigen die afstandsverkopen van onderliggende leveranciers faciliteren via elektronische interfaces. Die aansprakelijkheid is maar op die belastingplichtigen van toepassing wanneer zij niet te goeder trouw zijn of een fout of nalatigheid hebben begaan. Dat nieuwe geval van hoofdelijke aansprakelijkheid wordt uiteengezet in het nieuwe artikel 51bis, § 3bis, van het Wetboek. In die context kan het gebrek aan goede trouw worden vermoed wanneer de elektronische interface niet binnen een maand na de kennisgeving door de administratie aan die interface dat er ernstige redenen zijn om aan te nemen dat die leverancier die het platform gebruikt zijn btw-verplichtingen niet nakomt, die leverancier formeel heeft aangemaand om zijn btw-verplichtingen na te komen. De ingestelde procedure voorziet erin dat de administratie, in het kader van die kennisgeving aan de elektronische interface, dezelfde kennisgeving doet aan de leverancier (artikel 51bis, § 3bis, derde lid, nieuw, van het Wetboek). Dit ontwerp voert die bepaling uit.
Ten slotte werden, ingevolge het advies 73.708/3 van 17 juli 2023 van de afdeling Wetgeving van de Raad van State met betrekking tot die wet, verschillende bepalingen van koninklijk besluit nr. 22 met betrekking tot de bijzondere regeling voor landbouwondernemers overgeheveld naar artikel 57 van het Wetboek, dat de rechtsgrondslag voor die regeling vormt. Dit ontwerp brengt dienovereenkomstig de nodige aanpassingen aan in het koninklijk besluit nr. 22.
Dit ontwerp brengt bovendien een reeks wijzigingen aan in een aantal koninklijke besluiten ter uitvoering van het Wetboek, teneinde de regels die van toepassing zijn op bepaalde forfaitaire belastinggrondslagen voor caféhouders en kleine caféhouders te actualiseren, de procedure voor de keuze van de belastingplicht bij overdracht van nieuwe gebouwen te vereenvoudigen en ten slotte bepaalde technische correcties aan te brengen die teruggaan op recente wijzigingen van het Wetboek.
Gelet op de dringende noodzakelijkheid om dit koninklijk besluit uiterlijk op 31 december 2023 in het Belgisch Staatsblad bekend te maken, zoals gemotiveerd in de aanhef van dit besluit, werd over dit ontwerp geen advies gevraagd aan de afdeling Wetgeving van de Raad van State, overeenkomstig artikel 3, § 1, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.
Dit ontwerp heeft het voorwerp uitgemaakt van de beslissing van de Gegevensbeschermingsautoriteit (referentie: CO/A/2023/468 cm) van 21 november 2023, waarin wordt verwezen naar het standardadvies nr. 65/2023 van 24 maart 2023. Er werd akte genomen van de afwezigheid van specifieke opmerkingen met betrekking tot het ontwerp alsook van de in het advies uiteengezette algemene richtlijnen, die geen aanleiding geven tot enige wijziging van het ontwerp.
Alle wijzigingen aan de voornoemde koninklijke besluiten worden hierna toegelicht.
Toelichting bij de artikelen HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling Artikel 1 Dit koninklijk besluit voorziet aan de hand van de ingevoerde regels in de gedeeltelijke omzetting van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (hierna "Richtlijn 2006/112/EG").
Voor zover dit ontwerp uitvoering geeft aan de in het nieuwe artikel 93duodecies/5 van het Wetboek bedoelde machtiging, vormt het tevens een gedeeltelijke omzetting van voornoemde Richtlijn 2020/284. HOOFDSTUK 2. - Schuldenaar van de belasting en hoofdelijke schuldenaar van de belasting, inzonderheid met betrekking tot elektronische interfaces Artikelen 2 tot en met 5 Artikel 51bis, § 3bis, nieuw, van het Wetboek, ingevoegd bij de voornoemde wet van 23 november 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 23/11/2023 pub. 01/12/2023 numac 2023047474 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse bepalingen inzake belasting over de toegevoegde waarde en houdende bijzondere invorderingsregels van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 type wet prom. 23/11/2023 pub. 01/12/2023 numac 2023047484 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende het Garantiefonds voor financiële diensten sluiten, voorziet in een stelsel van hoofdelijke aansprakelijkheid voor elektronische interfaces die actief zijn in onlineverkoop (zowel voor bepaalde binnenlandse leveringen als voor intracommunautaire afstandsverkopen of afstandsverkopen van uit een derdelandsgebied of een derde land ingevoerde goederen). Het doel van deze aansprakelijkheid is het verhogen van de compliance van de achterliggende leveranciers en, in laatste instantie, het vergemakkelijken van de invordering van btw die is verschuldigd over transacties die (economisch) zijn verricht door leveranciers die actief zijn op deze elektronische interfaces, in gevallen waarin het vermoeden van koper-verkoper (aan de kant van het platform) van artikel 13bis van het Wetboek niet van toepassing is.
Het betreft bijgevolg: - afstandsverkopen van uit een derdelandsgebied of een derde land ingevoerde goederen, in zendingen met een intrinsieke waarde van meer dan 150 euro (ongeacht de plaats van vestiging van de leverancier); - intracommunautaire afstandsverkopen door niet in de Gemeenschap gevestigde leveranciers voor in artikel 1, § 20, 1°, van het Wetboek bedoelde belastingplichtigen; - intracommunautaire afstandsverkopen verricht door in de Gemeenschap gevestigde leveranciers voor in artikel 1, § 20, 1°, van het Wetboek bedoelde afnemers (dus ongeacht of zij belastingplichtige zijn of niet); - binnenlandse leveringen in de strikte zin van het woord (zonder grensoverschrijdend vervoer van de goederen) verricht door niet in de Gemeenschap gevestigde leveranciers voor in artikel 1, § 20, 1°, van het Wetboek bedoelde belastingplichtigen; - binnenlandse leveringen in de strikte zin van het woord (zonder grensoverschrijdend vervoer van de goederen) verricht door in de Gemeenschap gevestigde leveranciers voor in artikel 1, § 20, 1°, van het Wetboek bedoelde afnemers (dus ongeacht of zij belastingplichtige zijn of niet).
Wanneer in dit verslag wordt verwezen naar een elektronische interface of een (elektronisch) platform, wordt in het kader van de hoofdelijke aansprakelijkheid uiteraard verwezen naar de belastingplichtige die deze interface- of platformdiensten verleent.
Dit stelsel van hoofdelijke aansprakelijkheid kan dus maar worden ingeroepen door de administratie wanneer de elektronische interface (i.e. de belastingplichtige die via het gebruik van een elektronische interface zoals een marktplaats, platform, portaal of soortgelijk middel, leveringen van goederen die in België plaatsvinden, faciliteert in de zin van artikel 5ter van de Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 van de Raad van 15 maart 2011 houdende vaststelling van maatregelen ter uitvoering van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde) niet te goeder trouw is of wanneer die een fout of nalatigheid heeft begaan in verband met die leveringen van goederen.
Die regeling is opgebouwd rond twee wettelijke vermoedens.
De belastingplichtige wordt vooreerst vermoed nalatig te zijn geweest, wanneer hij, vóór de aanvang van de facilitering en vervolgens minstens éénmaal per kalenderjaar, niet heeft nagegaan of de leverancier die de in het eerste lid bedoelde leveringen van goederen heeft verricht over een geldig btw-identificatienummer beschikt (een Belgisch btw-identificatienummer of een btw-identificatienummer toegekend door een andere lidstaat in het kader van het éénloketsysteem) (artikel 51bis, § 3bis, tweede lid, 1°, van het Wetboek).
Het tweede vermoeden heeft betrekking op de afwezigheid van goede trouw bij die belastingplichtige (artikel 51bis, § 3bis, tweede lid, 2°, van het Wetboek). Hij wordt namelijk vermoed niet te goeder trouw te zijn wanneer hij niet: - binnen een termijn van een maand nadat de administratie belast met de belasting over de toegevoegde waarde hem een eerste keer heeft meegedeeld dat er ernstige vermoedens bestaan dat een leverancier van wie de belastingplichtige leveringen van goederen faciliteert via zijn elektronische interface de aangifte- en betalingsverplichtingen met betrekking tot die handelingen niet correct vervult, die belastingplichtige heeft aangemaand om die verplichtingen correct na te komen; - binnen een termijn van een maand nadat de administratie belast met de belasting over de toegevoegde waarde hem een tweede keer heeft meegedeeld dat er ernstige vermoedens bestaan dat een leverancier van wie de belastingplichtige leveringen van goederen faciliteert via zijn elektronische interface de aangifte- en betalingsverplichtingen met betrekking tot die handelingen niet correct vervult, die leverancier opnieuw heeft aangemaand om die verplichtingen correct na te komen; - binnen een termijn van een maand nadat de administratie belast met de belasting over de toegevoegde waarde hem een derde keer heeft meegedeeld dat er ernstige vermoedens bestaan dat een leverancier van wie de belastingplichtige leveringen van goederen faciliteert via zijn elektronische interface de aangifte- en betalingsverplichtingen met betrekking tot die handelingen niet correct vervult, die leverancier van het gebruik van de elektronische interface heeft uitgesloten.
Artikel 51bis, § 3bis, derde lid, nieuw, van het Wetboek bepaalt dat de eerste mededeling, aan de elektronische interface, dat er ernstige vermoedens van "non compliance" zijn in hoofde van een leverancier, in de mate van het mogelijke, ook moet worden meegedeeld aan die leverancier, volgens de door de Koning bepaalde modaliteiten. Die vereiste vloeit voort uit het voormelde advies 73.708/3 van de Raad van State met betrekking tot de voormelde wet van 23 november 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 23/11/2023 pub. 01/12/2023 numac 2023047474 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse bepalingen inzake belasting over de toegevoegde waarde en houdende bijzondere invorderingsregels van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 type wet prom. 23/11/2023 pub. 01/12/2023 numac 2023047484 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende het Garantiefonds voor financiële diensten sluiten, waarin de ernstige economische gevolgen die, op termijn, kunnen voortvloeien uit de uitsluiting van die leverancier van een e-commerce platform werden benadrukt. De Raad van State beveelt daarom ook aan om die leverancier onmiddellijk en persoonlijk op de hoogte te brengen van het bestaan van die vermoedens van zijn "non compliance", zodat hij die feiten met alle juridische middelen kan betwisten.
Artikel 5 van dit ontwerp voert artikel 51bis, § 3bis, derde lid, nieuw, van het Wetboek uit door middel van de invoering van een nieuw artikel 20quater in het koninklijk besluit nr. 1.
Artikel 20quater, § 1, nieuw, van het koninklijk besluit nr. 1 formaliseert de wijze waarop de voormelde mededelingen plaatsvinden tussen de administratie en de elektronische interface. Deze opeenvolgende mededelingen worden verstuurd naar het elektronisch adres dat door de elektronische interface is meegedeeld (meestal via zijn website).
Artikel 20quater, § 2, eerste lid, nieuw, van het koninklijk besluit nr. 1 komt tegemoet aan de voormelde vereiste van de Raad van State en voorziet in de verplichting voor de administratie om, wanneer zij het elektronisch platform voor het eerst in kennis stelt van vermoedens dat de leverancier zijn verplichtingen niet nakomt, tegelijkertijd ook de leverancier in kennis te stellen van het bestaan van deze vermoedens.
Paragraaf 2, tweede lid, van deze nieuwe bepaling voorziet erin dat de voormelde mededeling aan de leverancier gebeurt door verzending ervan naar het door de leverancier opgegeven elektronische adres of, wanneer hij geen dergelijk adres heeft opgegeven, aan het door de in artikel 51bis, § 3bis, eerste lid, van het Wetboek bedoelde belastingplichtige (i.e. de belastingplichtige die via zijn elektronische interface de levering van goederen door voornoemde leverancier faciliteert) meegedeelde adres.
Artikel 20quater, § 2, derde lid, nieuw, van het koninklijk besluit nr. 1 bepaalt dat die mededeling aan de leverancier op hetzelfde tijdstip gebeurt als de in artikel 51bis, § 3bis, tweede lid, 2°, a), van het Wetboek bedoelde mededeling die werd verzonden naar de elektronische interface.
Tot slot legt artikel 20quater, § 3, nieuw, van het koninklijk besluit nr. 1 de modaliteiten van de bezwaarprocedure vast in het kader waarvan de leverancier de inhoud van de kennisgeving kan betwisten die hem door de administratie overeenkomstig paragraaf 1 werd toegestuurd.
De leverancier beschikt over twee maanden om, door middel van een langs elektronische weg ingediende aanvraag, de ernstige vermoedens opgenomen in de voormelde kennisgeving, te betwisten. Een dergelijk initiatief van de leverancier ontneemt hem echter niet het recht om tegen deze kennisgeving onmiddellijk gerechtelijke stappen te ondernemen. In dat geval wordt de administratieve procedure waarin deze bepaling voorziet, onmiddellijk en van rechtswege beëindigd.
In het kader van deze bezwaarprocedure, zal de administratie niet overgaan tot de tweede kennisgeving in artikel 51bis, § 3bis, tweede lid, 2°, b), van het Wetboek zolang er geen beslissing werd genomen over het door de achterliggende leverancier ingediende bezwaar. Op die manier worden de rechten van die leverancier en van de elektronische interface maximaal beschermd. Dit wordt bevestigd in artikel 20quater, § 2, vierde lid, nieuw, van het koninklijk besluit nr. 1.
Er wordt gebruik gemaakt van de invoeging van dit nieuwe artikel 20quater in het koninklijk besluit nr. 1 om een legistieke correctie aan te brengen in artikel 20, § 4, van het koninklijk besluit nr. 1 (artikel 2 van dit ontwerp). Anderzijds worden ook de regels met betrekking tot de verleggingsregeling, zoals opgenomen in de artikelen 20bis en 20ter van het koninklijk besluit nr. 1, in overeenstemming gebracht met de regels die zijn opgenomen in artikel 20 van hetzelfde besluit.
Artikel 3 van het ontwerp vervangt derhalve het huidige artikel 20bis van het koninklijk besluit nr. 1 ten dele om dezelfde redenen, maar ook om het in overeenstemming te brengen met het personele toepassingsgebied van de verleggingsregeling opgenomen in artikel 20 van hetzelfde besluit.
Sinds de wijziging van dat laatste artikel bij het koninklijk besluit van 26 oktober 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/10/2018 pub. 25/10/2018 numac 2018014320 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde wat de optionele belastingheffing inzake verhuur van uit hun aard onroerende goederen betreft en tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 20, van 20 juli 1970, tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven wat het verlaagde btw-tarief inzake de belaste verhuur van uit hun aard onroerende goederen betreft type wet prom. 14/10/2018 pub. 26/10/2018 numac 2018205384 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Bijzondere wet tot wijziging van de bijzondere wetgeving inzake mandatenlijst en vermogensaangifte wat de transparantie over de vergoedingen, de uitbreiding naar overheidsbestuurders, de elektronische indiening en de controle betreft sluiten3 (Belgisch Staatsblad van 10 november 2022, blz. 82151) is de uitsluiting uit het toepassingsgebied van de verleggingsregeling in dat artikel van niet in België gevestigde belastingplichtigen die op basis van artikel 50, § 1, eerste lid, 3°, van het Wetboek voor btw-doeleinden zijn geïdentificeerd, immers opgeheven.Deze uitsluiting is niet langer gerechtvaardigd in het licht van de bestaande mechanismen voor internationale administratieve samenwerking inzake de invordering van de belasting binnen de EU, waarin met name is voorzien bij Richtlijn 2010/24/EU van de Raad van 16 maart 2010 betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit belastingen, rechten en andere maatregelen (hierna: "Richtlijn 2010/24/EU") en bij Verordening (EU) nr. 904/2010 van de Raad van 7 oktober 2010 betreffende de administratieve samenwerking en de bestrijding van fraude op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde (hierna: "Verordening nr. 904/2010"). Het artikel heeft immers betrekking op in een andere lidstaat gevestigde belastingplichtigen of belastingplichtigen die gevestigd zijn in een land waarmee een rechtsinstrument inzake wederzijdse bijstand bestaat waarvan de strekking gelijk is aan die van Richtlijn 2010/24/EU en van Verordening nr. 904/2010.
Dezelfde logica geldt voor de in artikel 20bis van het koninklijk besluit nr. 1 bedoelde leveringen van goud en beleggingsgoud.
Artikel 4 van het ontwerp vervangt het huidige artikel 20ter van het koninklijk besluit nr. 1 om dezelfde redenen als die werden uiteengezet voor de vervanging van artikel 20bis van hetzelfde besluit. Bovendien wordt gepreciseerd dat die verleggingsregeling alleen kan worden toegepast ten aanzien van een belastingplichtige die gehouden is tot de indiening van periodieke btw-aangiften en die in België is gevestigd. De huidige formulering van die bepaling geeft dat niet expliciet aan, maar volgens de plaatsbepalingsregels die van toepassing zijn op de diensten die onder deze bepaling vallen (de overdracht van emissierechten voor broeikasgassen in de zin van artikel 3 van Richtlijn 2003/87/EG die overdraagbaar zijn overeenkomstig artikel 12 van die richtlijn, en de overdracht van andere eenheden die door handelaren kunnen worden gebruikt om aan die richtlijn te voldoen) moet de belastingplichtige afnemer noodzakelijkerwijze in België gevestigd zijn opdat dergelijke diensten in België plaatsvinden voor btw-doeleinden en in het kader van die verleggingsregeling Belgische btw verschuldigd is (artikel 21, § 2, van het Wetboek). HOOFDSTUK 3. - Terbeschikkingstelling van registers door betalingsdienstaanbieders Artikelen 6 en 7 De wet van 7 april 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/04/2023 pub. 18/04/2023 numac 2023041376 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde betreffende de invoering van bepaalde informatieverplichtingen voor betalingsdienstaanbieders type wet prom. 07/04/2023 pub. 02/05/2023 numac 2023041947 bron federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen Wet tot wijziging van hoofdstuk III van het koninklijk besluit van 22 februari 2001 houdende organisatie van de controles die worden verricht door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen en tot wijziging van diverse wettelijke bepalingen sluiten tot wijziging van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde betreffende de invoering van bepaalde informatieverplichtingen voor betalingsdienstaanbieders heeft, zoals hiervoor aangegeven, in het Wetboek bepaalde verplichtingen ingevoerd voor betalingsdienstaanbieders met betrekking tot grensoverschrijdende betalingen in verband met handelingen in de grensoverschrijdende elektronische handel ("e-commerce"). Deze verplichtingen vloeien voort uit de goedkeuring door de Raad van voornoemde Richtlijn 2020/284.
De belangrijkste verplichting, die is ingevoerd bij het nieuwe artikel 93duodecies/1 van het Wetboek, betreft het bijhouden en ter beschikking stellen aan de administratie belast met de belasting over de toegevoegde waarde van registers van begunstigden en betalingen betreffende de betalingsdiensten die zij voor elk kalenderkwartaal verlenen.
Deze verplichting geldt alleen voor zogenaamde "grensoverschrijdende" betalingen, d.w.z. waarbij de betaler zich in een lidstaat bevindt en de begunstigde van de betaling zich in een andere lidstaat, een derdelandsgebied of een derde land bevindt (artikel 93duodecies/1, § 2, tweede lid, nieuw, van het Wetboek). Bovendien geldt deze verplichting enkel voor zover de betalingsdienstaanbieder tijdens een kalenderkwartaal betalingsdiensten verstrekt die betrekking hebben op meer dan vijfentwintig grensoverschrijdende betalingen aan dezelfde begunstigde (artikel 93duodecies/1, § 1, 2° en § 2, derde lid, nieuw, van het Wetboek).
Artikel 93duodecies/1, § 4, nieuw, van het Wetboek voorziet in een dubbele verplichting voor betalingsdienstaanbieders met betrekking tot deze registers.
Ten eerste moeten deze registers in elektronische vorm worden gehouden en worden bewaard gedurende een periode van drie kalenderjaren vanaf het einde van het kalenderjaar van de datum van betaling (artikel 93duodecies/1, § 4, 1°, nieuw, van het Wetboek).
Artikel 93duodecies/3, nieuw, van het Wetboek geeft meer in detail aan welke informatie die registers moeten bevatten. Het betreft een reeks gegevens die het mogelijk moeten maken om de betalingsdienstaanbieder in kwestie, de betalingen en eventuele terugbetalingen, de begunstigden van de betalingen (de verkopers) en de betalingsdienstaanbieder van die begunstigden te identificeren.
Bovendien moeten deze registers, en meer specifiek de gegevens die ze bevatten, ter beschikking worden gesteld aan de administratie belast met de belasting over de toegevoegde waarde, zodat zij die gegevens kunnen meedelen aan de Europese databank (Central Electronic System of Payment Information - CESOP) die specifiek daarvoor wordt bijgehouden.
Die terbeschikkingstelling is van toepassing wanneer: - België de lidstaat van herkomst is van de betalingsdienstaanbieder; - België de lidstaat van ontvangst is (de lidstaat die niet de lidstaat van herkomst is en waar de betalingsdienstaanbieder een agent of een bijkantoor heeft, dan wel betalingsdiensten aanbiedt) maar niet de lidstaat van herkomst is van de betalingsdienstaanbieder en hij wel betalingsdiensten aanbiedt in België.
Overeenkomstig de bepalingen van Richtlijn 2020/284 treden al deze verplichtingen in werking op 1 januari 2024.
Artikel 93duodecies/5, nieuw, van het Wetboek voorziet dat de Koning het tijdstip bepaalt waarop de registers bedoeld in artikel 93duodecies/1, § 4, 2°, nieuw, van het Wetboek ter beschikking worden gesteld, alsook de modaliteiten van die terbeschikkingstelling.
Artikel 6 van dit ontwerp geeft uitvoering aan deze machtiging door een nieuw artikel 26quater in te voegen in het koninklijk besluit nr. 1, dat die modaliteiten vastlegt.
Deze nieuwe bepaling voorziet dat die gegevens ter beschikking worden gesteld van de Belgische administratie belast met de belasting over de toegevoegde waarde ten laatste op het einde van de maand die volgt op het kalenderkwartaal waarop de gegevens betrekking hebben. De bepaling voorziet tevens dat die gegevens elektronisch moeten worden meegedeeld aan de hand van een elektronisch standaardformulier. De functionaliteit waarmee betalingsdienstaanbieders die gegevens kunnen meedelen, zal hen ter beschikking worden gesteld via het MyMinfin platform dat wordt beheerd door de FOD Financiën.
Artikel 7 van dit ontwerp voorziet in niet-proportionele geldboeten wanneer die tweeledige verplichting, om de voormelde registers bij te houden en de gegevens die ze bevatten ter beschikking te stellen, niet wordt nageleefd.
Bij de vaststelling van die niet-proportionele geldboeten moet rekening worden gehouden met het specifieke geval dat hier voorligt.
Het gaat om verplichtingen die worden opgelegd in hoofde van operatoren die geen deel uitmaken van de transactieketting die aanleiding geeft tot de verschuldigde btw, en die de controle ervan door de belastingadministraties van de lidstaten mogelijk moet maken.
De betalingsdienstaanbieder heeft er dus zelf in principe geen onmiddellijk belang bij om de gegevens waarover hij beschikt met betrekking tot grensoverschrijdende betalingen, niet mee te delen of te manipuleren. Bijgevolg moet de schaal van de niet-proportionele geldboeten met dit aspect rekening houden omdat dergelijke administratieve sancties evenredig moeten zijn.
Zo moet er, tegen de achtergrond van het evenredigheidsbeginsel, rekening worden gehouden met de ernst van de overtreding en het al dan niet toevallig karakter ervan.
De schalen voor de vaststelling van deze geldboeten zoals bepaald in artikel 7 van dit ontwerp geven daaraan uitvoering.
Daartoe wordt afdeling 5 van het koninklijk besluit nr. 44 van 9 juli 2012 tot vaststelling van het bedrag van de niet-proportionele fiscale boeten op het stuk van de belasting over de toegevoegde waarde, aangevuld met een punt III dat betrekking heeft op administratieve sancties met betrekking tot de niet-naleving van de voormelde verplichtingen door betalingsdienstaanbieders.
Het eerste punt in dat punt III heeft betrekking op de verplichting om het register bij te houden. Er worden sancties voorzien voor het niet bijhouden van het register, voor het niet gebruiken van het vereiste elektronische formaat, voor het niet naleven van de bewaartermijn van drie jaar en voor onjuiste of onvolledige inschrijvingen in het register. Omwille van de evenredigheid is er in een progressieve schaal voorzien in geval van herhaalde inbreuken.
Het tweede punt in dat punt III heeft betrekking op de verplichting om de in het register opgenomen gegevens ter beschikking te stellen. Er worden in dat verband afzonderlijke sancties opgelegd voor het niet indienen van het standaardformulier, voor het laattijdig indienen ervan en voor het meedelen van onvolledige of onjuiste gegevens. Ook hiervoor is er in een progressiviteit voorzien al naargelang het al dan niet herhaalde inbreuken betreft.
Er moet worden benadrukt dat de in het eerste en tweede punt opgesomde geldboeten niet tegelijkertijd kunnen worden opgelegd. Afhankelijk van de omstandigheden zal de betalingsdienstaanbieder dus slechts één geldboete verschuldigd zijn. Het non bis in idem-beginsel verzet er zich immers tegen dat één en dezelfde overtreding of niet-naleving meer dan één keer zou worden bestraft. Aldus zullen: - aan de betalingsdienstaanbieder die heeft voldaan aan de voorwaarden van artikel 93duodecies/1, § 1, van het Wetboek met betrekking tot het bijhouden van het register en van artikel 93duodecies/3 van het Wetboek met betrekking tot de in het register op te nemen gegevens, enkel de in punt 2 bedoelde geldboeten worden opgelegd wanneer hij de bedoelde gegevens niet of te laat ter beschikking van de administratie heeft gesteld of bepaalde gegevens van het register niet ter beschikking heeft gesteld; - aan de betalingsdienstaanbieder die geen register heeft bijgehouden of die bepaalde verplichte vermeldingen niet in dit register heeft opgenomen, enkel de in punt 1 bedoelde geldboeten worden opgelegd. Het spreekt voor zich dat als hij dat register niet correct heeft bijgehouden, hij alle in het register vereiste informatie niet overeenkomstig de wettelijke voorschriften ter beschikking kan stellen van de administratie. Zo zal ook wie één of meer verplichte vermeldingen niet in het register heeft opgenomen, de ontbrekende gegevens in principe niet ter beschikking kunnen stellen van de administratie.
Tot slot bepaalt artikel 36, eerste lid, van dit ontwerp dat deze wijzigingen in verband met de omzetting van voornoemde Richtlijn 2020/284, zoals alle bepalingen van het Wetboek in verband met deze omzetting, in werking treden op 1 januari 2024. HOOFDSTUK 4. - Bijzondere regeling van de forfaitaire grondslagen van aanslag voor caféhouders en kleine caféhouders Artikelen 8 tot en met 11 Als gevolg van verschillende rechtszaken ingesteld tegen de forfaitaire regeling voor caféhouders en kleine caféhouders (regeling bedoeld in artikel 56 van het Wetboek), werd ingevolge het advies 71.271/3 van 25 april 2022 van de afdeling Wetgeving van de Raad van State over een initieel ontwerp van ministerieel besluit, deze regeling met betrekking tot de forfaitaire grondslagen van aanslag voor caféhouders en kleine caféhouders opgenomen in het nieuwe koninklijk besluit nr. 2bis van 15 mei 2022 tot vaststelling van de forfaitaire grondslagen van aanslag inzake de belasting over de toegevoegde waarde voor caféhouders en kleine caféhouders.
Sinds nagenoeg veertig jaar past de administratie, overeenkomstig artikel 56, § 1, van het Wetboek, na overleg met de betrokken bedrijfsgroeperingen en per bedrijfssector, in het kader van de vereenvoudigingsregeling bedoeld in dat artikel de forfaitaire grondslagen van aanslag toe voor de toepassing van de btw (dergelijke forfaitaire grondslagen van aanslag bestaan ook inzake directe belastingen overeenkomstig artikel 342, § 1, tweede lid, van het Wetboek van inkomstenbelastingen 1992 - WIB 92).
Die forfaitaire grondslagen van aanslag worden elk jaar, na dat overleg, door de administratie gepubliceerd in twee fasen. Een eerste publicatie heeft betrekking op de voorlopige forfaitaire grondslagen van aanslag, gebaseerd op die van het voorafgaande jaar. Een tweede publicatie heeft betrekking op de definitieve forfaitaire grondslagen van aanslag.
Overeenkomstig deze procedure en op basis van een grondig onderzoek en vaststellingen die in de loop van het jaar 2022 bij een representatief aantal caféhouders en kleine caféhouders zijn gedaan, heeft de administratie aan de betrokken federaties voorstellen voorgelegd tot wijziging van de forfaitaire grondslagen van aanslag voor bepaalde producten die door deze caféhouders en kleine caféhouders worden verkocht.
Alle horecafederaties waren bij deze besprekingen betrokken. Slechts één federatie (de federatie die deze forfaitaire grondslagen in rechte blijft aanvechten) heeft zich tegen het voorstel verzet zonder evenwel concrete elementen te verstrekken om de gegevens te weerleggen die werden gehanteerd om de forfaitaire grondslagen voor 2023 vast te stellen. Het koninklijk besluit nr. 2bis en de bijlage worden derhalve dienovereenkomstig door dit hoofdstuk gewijzigd.
De wijzigingen hebben betrekking op: - het toegestane percentage verliezen voor vatbier (het percentage stijgt van 4 naar 7,5 pct.); - de op de verkoop van vatbier toegepaste forfaitaire coëfficiënt (de coëfficiënt stijgt van 2,55 naar 2,64); - de forfaitaire coëfficiënt op de verkoop van bier in flessen en van andere koude en warme dranken (de coëfficiënt stijgt van 3,2 naar 3,28). HOOFDSTUK 5. - Recht op aftrek van de belasting volgens het algemeen verhoudingsgetal of het werkelijk gebruik van de goederen en diensten of een deel ervan Artikelen 12 tot en met 14 De wet van 27 december 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/12/2021 pub. 27/01/2023 numac 2023030036 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende diverse bepalingen inzake belasting over de toegevoegde waarde. - Duitse vertaling sluiten houdende diverse bepalingen inzake belasting over de toegevoegde waarde en het koninklijk besluit van 26 oktober 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/10/2018 pub. 25/10/2018 numac 2018014320 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde wat de optionele belastingheffing inzake verhuur van uit hun aard onroerende goederen betreft en tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 20, van 20 juli 1970, tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven wat het verlaagde btw-tarief inzake de belaste verhuur van uit hun aard onroerende goederen betreft type wet prom. 14/10/2018 pub. 26/10/2018 numac 2018205384 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Bijzondere wet tot wijziging van de bijzondere wetgeving inzake mandatenlijst en vermogensaangifte wat de transparantie over de vergoedingen, de uitbreiding naar overheidsbestuurders, de elektronische indiening en de controle betreft sluiten3 tot wijziging van de koninklijke besluiten nrs. 1, 2, 3, 4, 10, 19, 22 en 59 met betrekking tot de belasting over de toegevoegde waarde hebben de procedure gewijzigd die van toepassing is bij de uitoefening van het recht op aftrek van de btw met inachtneming van het principe van het werkelijk gebruik van de goederen en diensten of van een deel daarvan, zoals voorzien in artikel 46, § 2, van het Wetboek. Deze wijziging is in werking getreden op 1 januari 2023.
Dat principe inzake de uitoefening van het recht op aftrek heeft tot gevolg dat de belastingplichtige zijn recht op aftrek uitoefent volgens de normale regels van toepassing op een belastingplichtige met een volledig recht op aftrek ten aanzien van de belasting geheven van de goederen en diensten die uitsluitend bestemd zijn voor de sector die recht op aftrek verleent. In dezelfde gedachtegang is voor de belasting geheven van de goederen en diensten die uitsluitend bestemd zijn voor de sector die geen recht op aftrek verleent, elke aftrek uitgesloten. Tenslotte zal de belastingplichtige voor de belasting geheven van de goederen en de diensten die voor beide sectoren tegelijk worden aangewend, in de mate van het mogelijke, nog bijzondere verhoudingsgetallen moeten vaststellen in functie van die aanwending (zo kan bijvoorbeeld in het geval van een gebouw dat voor beide sectoren wordt gebruikt, een criterium worden gehanteerd dat gebaseerd is op de oppervlakte die respectievelijk door elke sector wordt ingenomen).
De nieuwe procedure bestaat uit een loutere voorafgaande kennisgeving langs elektronische weg. De administratie verleent niet langer een voorafgaand akkoord, maar behoudt wel op elk moment de mogelijkheid om zich te verzetten tegen de uitoefening van het recht op aftrek volgens het werkelijk gebruik of, desgevallend, tegen de door de belastingplichtige in het kader van die aftrekmethode gebruikte criteria. Dat is met name het geval wanneer ze van oordeel is dat het verzoek in strijd is met het neutraliteitsbeginsel inzake btw (ingeval een onredelijk voordeel wordt verkregen).
Die kennisgeving gaat gepaard, bij de indiening van de periodieke btw-aangifte met betrekking tot het eerste kwartaal van het jaar (voor de kwartaalindieners) of met betrekking tot één van de eerste drie maanden van het kalenderjaar (voor de maandindieners), met de mededeling van een reeks gestructureerde gegevens met betrekking tot de door de belastingplichtige gehanteerde criteria in het kader van de uitoefening van het recht op aftrek volgens het werkelijk gebruik.
De nieuwe procedure zal de administratie in staat stellen om de uitoefening van het recht op aftrek volgens die methode grondiger te controleren.
De wet van 23 november 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 23/11/2023 pub. 01/12/2023 numac 2023047474 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse bepalingen inzake belasting over de toegevoegde waarde en houdende bijzondere invorderingsregels van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 type wet prom. 23/11/2023 pub. 01/12/2023 numac 2023047484 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende het Garantiefonds voor financiële diensten sluiten houdende diverse bepalingen inzake belasting over de toegevoegde waarde en houdende bijzondere invorderingsregels van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 heeft een gelijkaardige procedure van voorafgaande kennisgeving ingevoerd voor gemengde belastingplichtigen die hun recht op aftrek uitoefenen volgens de andere regeling dan het werkelijk gebruik, met name die van het algemeen verhoudingsgetal. Deze kennisgeving zal, net als bij de aftrek met inachtneming van het werkelijk gebruik, worden gedaan door middel van de aangifte van aanvang of wijziging van de activiteit (elektronisch formulier E-604A of B). Eenzelfde kennisgeving moet niet formeel worden gedaan wanneer de belastingplichtige die aftrekmethode niet langer gebruikt. De administratie zal in principe in een andere context op de hoogte worden gebracht van deze stopzetting. Deze kennisgeving zal automatisch plaatsvinden wanneer de belastingplichtige een belastingplichtige wordt met een volledig recht op aftrek (in geval van een wijziging van activiteit die wordt geconcretiseerd door de indiening van formulier E-604B), door zijn keuze voor de aftrekmethode volgens het werkelijk gebruik, op het tijdstip van de specifieke kennisgeving bedoeld in artikel 46, § 2, eerste lid, van het Wetboek, of in geval van de loutere stopzetting van zijn activiteit (geconcretiseerd door het indienen van formulier E-604C). Deze procedure zal in werking treden op 1 januari 2024.
Zoals voor gemengde belastingplichtigen die voor aftrek volgens het werkelijk gebruik hebben gekozen, bepaalt artikel 46, § 1, zesde lid, nieuw, van het Wetboek dat belastingplichtigen die, op 31 december 2023, het recht op aftrek uitoefenen volgens deze methode, de kennisgeving doen vóór 1 juli 2024.
In het kader van de huidige procedure van aftrek volgens het algemeen verhoudingsgetal, moet de belastingplichtige elk jaar uiterlijk op 20 april van het kalenderjaar, i.e. bij de indiening van zijn periodieke btw-aangifte voor het eerste kwartaal (voor kwartaalindieners) of voor de maand maart (voor maandindieners) een voorlopig algemeen verhoudingsgetal meedelen, dat hij gedurende het gehele kalenderjaar zal toepassen. Vervolgens stelt de belastingplichtige op basis van zijn daadwerkelijke uitgaande handelingen een definitief algemeen verhoudingsgetal vast (dat vervolgens weer als voorlopig algemeen verhoudingsgetal voor het volgende kalenderjaar fungeert). Dit definitieve algemeen verhoudingsgetal wordt door de belastingplichtige meegedeeld ter gelegenheid van de indiening van zijn periodieke btw-aangifte voor het eerste kwartaal (voor kwartaalindieners) of de maand januari, februari of maart (voor maandindieners) van het volgende kalenderjaar. In voorkomend geval herziet de belastingplichtige dan in die periodieke aangifte de belasting die volgens het voorlopige algemeen verhoudingsgetal in aftrek is gebracht tijdens het voorafgaande kalenderjaar en, desgevallend, gedurende de eerste maand of eerste twee maanden van het lopende kalenderjaar. Deze procedure is niet geautomatiseerd.
Om de administratieve lasten die deze niet-geautomatiseerde procedure met zich meebrengt te verhelpen, is in artikel 46 van het Wetboek een nieuwe paragraaf 3 ingevoegd om de Koning te machtigen de toepassingsmodaliteiten van dit artikel te bepalen met betrekking tot de vorm van de verschillende kennisgevingen, de termijn waarin de voorafgaandelijke kennisgeving gebeurt en de procedure volgens dewelke de administratie de bestanddelen van de in artikel 46, § 2, eerste lid, bedoelde kennisgeving kan betwisten en de procedure volgens dewelke de belastingplichtige kan worden verplicht om het recht op aftrek uit te oefenen met inachtneming van het werkelijk gebruik overeenkomstig paragraaf 2, tweede lid, van dit artikel.
Tot slot, heeft de voornoemde wet van 23 november 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 23/11/2023 pub. 01/12/2023 numac 2023047474 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse bepalingen inzake belasting over de toegevoegde waarde en houdende bijzondere invorderingsregels van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 type wet prom. 23/11/2023 pub. 01/12/2023 numac 2023047484 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende het Garantiefonds voor financiële diensten sluiten de Koning eveneens gemachtigd om de wijze te bepalen waarop de bijzondere verhoudingsgetallen worden meegedeeld door belastingplichtigen die ook werkzaamheden of handelingen verrichten die niet als aan de belasting onderworpen handelingen bedoeld in artikel 2 van het Wetboek worden aangemerkt (de "gedeeltelijke belastingplichtigen", in tegenstelling tot de in artikel 46, §§ 1 en 2, van het Wetboek bedoelde "gemengde belastingplichtigen"). Deze wijziging is opgenomen in artikel 49, 6°, nieuw, van het Wetboek.
In uitvoering van deze nieuwe machtigingen bevat dit ontwerp een aantal bepalingen om vorm te geven aan de verschillende aspecten van deze nieuwe procedures en met name de automatisering van de mededeling van informatie betreffende de uitoefening van het recht op aftrek door gemengde belastingplichtigen (voorafgaande kennisgevingen, mededeling van voorlopige en definitieve algemene verhoudingsgetallen en mededeling van bijzondere verhoudingsgetallen) en door gedeeltelijke belastingplichtigen (mededeling van bijzondere verhoudingsgetallen).
Artikel 12 van het ontwerp herstelt vooreerst artikel 14 van koninklijk besluit nr. 3. Deze nieuwe bepaling voorziet in de modaliteiten van de voorafgaande kennisgeving door de gemengde belastingplichtige van de uitoefening van zijn recht op aftrek volgens het algemeen verhoudingsgetal, gebaseerd op het model voor de voorafgaande kennisgeving van de uitoefening van het recht op aftrek volgens het werkelijk gebruik als voorzien in artikel 18bis van hetzelfde besluit.
Paragraaf 1, eerste lid, van deze nieuwe bepaling verplicht de gemengde belastingplichtige vooraf de administratie belast met de belasting over de toegevoegde waarde in kennis te stellen van het feit dat hij de aftrek verricht overeenkomstig de regeling van het algemeen verhoudingsgetal.
De nieuwe gedigitaliseerde procedure voorziet voortaan (artikel 14, § 1, tweede lid, nieuw, van het koninklijk besluit nr. 3) in principe een elektronische kennisgeving aan de hand van de aangifte van aanvang of wijziging van activiteit bedoeld in de artikelen 1 of 2 en 7bis van het koninklijk besluit nr. 10, met name de aangifte E-604A of E-604B. De in artikel 14, § 1, nieuw, van het koninklijk besluit nr. 3 bedoelde voorafgaande kennisgeving moet door de belastingplichtige worden gedaan ten laatste vóór het einde van het eerste aangiftetijdvak waarin hij zijn activiteit aanvangt.
Bij wijziging van de economische activiteit waardoor de belastingplichtige de hoedanigheid van gemengde belastingplichtige verkrijgt, moet deze kennisgeving ingediend worden vóór het einde van de aangifteperiode waarin die wijziging plaatsvindt (artikel 14, § 1, derde lid, 1°, nieuw, van het koninklijk besluit nr. 3).
Zoals ook het geval is voor de procedure van voorafgaande kennisgeving van de keuze voor de aftrekregeling volgens het werkelijk gebruik, bepaalt artikel 14, § 1, derde lid, 2°, nieuw, van het koninklijk besluit nr. 3 dat de belastingplichtigen die op 31 december 2023 de aftrek verrichten overeenkomstig het algemeen verhoudingsgetal, de administratie belast met de belasting over de toegevoegde waarde daarvan vóór 1 juli 2024 in kennis stellen volgens dezelfde modaliteiten. Deze kennisgeving zal de administratie in staat stellen een volledig overzicht te krijgen van de gemengde belastingplichtigen en de door hen toegepaste aftrekregeling.
Deze kennisgeving heeft uitwerking voor een onbepaalde duur vanaf de eerste dag van de aanvang of wijziging van zijn activiteit (artikel 14, § 1, vierde lid, nieuw, van het koninklijk besluit nr. 3).
Wanneer de belastingplichtige, zonder dat zijn activiteit is gewijzigd, beslist om zijn recht op aftrek niet meer uit te oefenen volgens de regeling van het werkelijk gebruik maar ervoor kiest om dat te doen volgens de regeling van het algemeen verhoudingsgetal, moet hij een voorafgaande kennisgeving doen om dat recht te kunnen uitoefenen volgens laatstgenoemde regeling. Dat wordt vastgelegd in het nieuwe artikel 14, § 2, van het koninklijk besluit nr. 3. Deze voorafgaande kennisgeving wordt volgens dezelfde modaliteiten verricht als de voorafgaande kennisgeving voor die regeling ingevolge een wijziging van de activiteit van de belastingplichtige, namelijk door middel van de aangifte E-604B. Artikel 14, § 2, tweede lid, nieuw, van het koninklijk besluit nr. 3 bepaalt dat deze kennisgeving uitwerking heeft vanaf 1 januari van het jaar volgend op die kennisgeving. In elk geval kan die overgang van de regeling van het werkelijk gebruik naar de regeling van het algemeen verhoudingsgetal slechts ten vroegste plaatsvinden op 1 januari van het vierde jaar dat volgt op de datum van uitwerking van de oorspronkelijke voorafgaande kennisgeving voor de regeling van het werkelijk gebruik (zie artikel 18bis, § 1, vierde lid, nieuw, van het koninklijk besluit nr. 3).
Verschillende omstandigheden kunnen ertoe leiden dat een belastingplichtige zijn recht op aftrek niet langer uitoefent op grond van de regeling van het algemeen verhoudingsgetal.
Wanneer de belastingplichtige, zonder dat zijn activiteit noodzakelijkerwijze is gewijzigd, beslist zijn recht op aftrek niet meer uit te oefenen volgens de regeling van het algemeen verhoudingsgetal maar ervoor kiest om dat te doen volgens de regeling van het werkelijk gebruik, moet hij de in artikel 18bis, § 1, van het koninklijk besluit nr. 3 bedoelde voorafgaande kennisgeving doen om dit recht te kunnen uitoefenen volgens laatstgenoemde regeling. In dit verband wordt verwezen naar de relevante bepalingen, die in deze toelichting worden uiteengezet.
Het feit dat de aftrek niet langer wordt toegepast volgens het algemeen verhoudingsgetal kan ook het gevolg zijn van de wijziging of de volledige stopzetting van de activiteit van de belastingplichtige.
Indien de economische activiteit van de belastingplichtige zodanig verandert dat hij ofwel een belastingplichtige met een volledig recht op aftrek wordt ofwel een belastingplichtige zonder recht op aftrek van de hem in rekening gebrachte btw, is de vraag welke aftrekregeling de belastingplichtige toepast niet langer aan de orde. Hetzelfde geldt wanneer de belastingplichtige zonder meer ophoudt een economische activiteit uit te oefenen. Die wijzigingen zullen dan blijken uit de verplichte indiening door de belastingplichtige van een aangifte van wijziging of stopzetting van activiteit.
Zodra deze informatie ter kennis is gebracht van de administratie in het kader van de verplichting tot indiening van die kennisgeving of aangiften, is er geen andere kennisgeving vereist met betrekking tot de stopzetting van aftrekregeling volgens het algemeen verhoudingsgetal aangezien beide aftrekregelingen elkaar wederzijds uitsluiten (artikel 14, § 3, nieuw, van het koninklijk besluit nr. 3).
Artikel 15 van het koninklijk besluit nr. 3 regelt de procedure voor de jaarlijkse mededeling van de voorlopige en definitieve algemene verhoudingsgetallen. Elk jaar stelt de belastingplichtige die de aftrek volgens het algemeen verhoudingsgetal verricht, dit algemeen verhoudingsgetal immers voorlopig vast op basis van de in het voorgaande kalenderjaar verrichte handelingen. Dat algemeen verhoudingsgetal wordt vervolgens definitief vastgesteld uiterlijk op 20 april van het volgende kalenderjaar, dat wil zeggen op het tijdstip dat de periodieke btw-aangifte voor het eerste kwartaal (voor driemaandelijkse belastingplichtigen) of voor de maand maart (voor maandelijkse belastingplichtigen) van het volgende kalenderjaar wordt ingediend. De belastingplichtige doet in deze periodieke aangifte de eventuele herzieningen van de aftrek (het verschil tussen het bedrag van de aftrek onder het voorlopige algemeen verhoudingsgetal en het bedrag van de aftrek waarop hij recht heeft op grond van het definitieve algemeen verhoudingsgetal).
Concreet betekent dit dat het definitieve algemeen verhoudingsgetal van een jaar telkens het voorlopige algemeen verhoudingsgetal voor het volgende jaar vormt.
De huidige procedure voorziet niet in een formele mededeling langs elektronische weg van het voorlopige algemeen verhoudingsgetal. Het definitieve algemeen verhoudingsgetal wordt meegedeeld door toezending of afgifte, uiterlijk bij de indiening van de periodieke aangifte voor het eerste kwartaal (voor kwartaalindieners) of voor de maand maart (voor maandindieners), van een berekeningsblad dat alle elementen bevat die dat definitieve algemeen verhoudingsgetal verantwoorden (artikel 15, vierde lid, oud, van het koninklijk besluit nr. 3).
Deze niet-geautomatiseerde procedure blijkt heden ten dage administratief te omslachtig en maakt het de administratie niet mogelijk om op basis van risicoanalyse voldoende doeltreffende controles uit te voeren. Deze communicatieprocedure moet derhalve worden gemoderniseerd en geautomatiseerd.
De belastingplichtige zal derhalve worden verzocht deze algemene verhoudingsgetallen via INTERVAT mee te delen ter gelegenheid van de indiening van de periodieke aangifte voor het eerste kwartaal (voor kwartaalindieners) of voor een van de eerste drie maanden van het kalenderjaar (voor maandindieners). In afwijking hiervan moet deze mededeling plaatsvinden, in het geval de belastingplichtige in de loop van het kalenderjaar zijn activiteit aanvangt dan wel op een dusdanige manier wijzigt dat hij daardoor de hoedanigheid van gemengde belastingplichtige verkrijgt, bij de indiening van de periodieke aangifte met betrekking tot het kwartaal waarin de aanvang of de wijziging van zijn activiteit plaatsvindt of, indien hij deze aangifte maandelijks indient, met betrekking tot één van de eerste twee maanden na de aanvang of de wijziging van zijn activiteit. Voor het overige wordt het beginsel van de herziening van de in aftrek gebrachte belasting op basis van het voorlopige algemeen verhoudingsgetal gehandhaafd.
In het kader van deze gedigitaliseerde procedure zal het berekeningsblad dat de berekening van het definitieve algemeen verhoudingsgetal rechtvaardigt (en dat het voorlopige algemeen verhoudingsgetal voor het volgende kalenderjaar vormt) niet langer systematisch aan de administratie belast met de belasting over de toegevoegde waarde moeten worden meegedeeld. Overeenkomstig artikel 60 van het Wetboek is de belastingplichtige evenwel verplicht om dat berekeningsblad, net zoals elk ander boekhoudkundig stuk, te bewaren en het op elk verzoek van de administratie voor te leggen (artikel 61 van het Wetboek).
Rekening houdend met de verschillende wijzigingen die zijn aangebracht aan artikel 15 van het koninklijk besluit nr. 3, wordt deze bepaling gewoon vervangen bij artikel 13 van dit ontwerp.
Zoals aangegeven voorziet artikel 18bis van koninklijk besluit nr. 3 in een procedure van voorafgaande kennisgeving en van mededeling van informatie met betrekking tot de aftrekregeling volgens het werkelijk gebruik van goederen en diensten.
Bij de operationele implementatie van deze nieuwe procedure is gebleken dat de huidige tekst van artikel 18bis van het koninklijk besluit nr. 3 tot bepaalde moeilijkheden kan leiden. Artikel 14 van dit ontwerp brengt in dat artikel bijgevolg de nodige wijzigingen aan om de doeltreffendheid ervan te verhogen.
De eerste wijziging betreft het uiterste tijdstip waarop de voorafgaande kennisgeving bedoeld in artikel 18bis, § 1, van het koninklijk besluit nr. 3 moet worden gedaan wanneer de belastingplichtige zijn activiteit aanvangt of wijzigt (afwijking van het principe dat oplegt dat de voorafgaande kennisgeving moet worden gedaan ten laatste vóór het einde van het eerste aangiftetijdvak van het betrokken jaar). De nieuwe tekst (artikel 18bis, § 1, derde lid, van het koninklijk besluit nr. 3) voorziet dat die voorafgaande kennisgeving moet worden gedaan ten laatste vóór het einde van het aangiftetijdvak waarin de aanvang of de wijziging van zijn activiteit plaatsvindt en niet meer vóór het einde van het eerste aangiftetijdvak dat volgt op de aanvang of de wijziging van zijn activiteit.
In samenhang daarmee bepaalt de nieuwe tekst dat deze voorafgaande kennisgeving in dit geval uitwerking heeft vanaf de eerste dag van de aanvang of de wijziging van de activiteit (artikel 18bis, § 1, vierde lid, van het koninklijk besluit nr. 3). Deze tweeledige wijziging laat in dit geval de belastingplichtige toe onmiddellijk bij de aanvang of de wijziging van zijn activiteit gebruik te maken van de aftrekregeling volgens het werkelijk gebruik.
Artikel 18bis, § 2, van het koninklijk besluit nr. 3 voorziet in een reeks gegevens die de belastingplichtige moet meedelen bij de indiening van de periodieke btw-aangifte met betrekking tot het eerste kwartaal of één van de eerste drie maanden van het lopende kalenderjaar. Deze informatie heeft de vorm van gestructureerde gegevens met betrekking tot de verschillende verhoudingsgetallen die van toepassing zijn op de inkomende handelingen van de belastingplichtige. Deze gegevens moeten de administratie toelaten te beoordelen of de criteria die worden gehanteerd door de belastingplichtige die aanspraak maakt op de aftrek volgens het werkelijk gebruik, al dan niet aanvaardbaar zijn.
De aldus overgemaakte gegevens (door middel van de toepassing INTERVAT waarmee de periodieke btw-aangifte aan de administratie wordt doorgestuurd) hebben betrekking op: 1° het voor de belastingplichtige toepasselijke definitieve algemeen verhoudingsgetal met betrekking tot het voorgaande kalenderjaar;2° de opdeling, uitgedrukt in procenten, overeenkomstig de door de belastingplichtige op het moment van de kennisgeving gehanteerde criteria, van de aan de belastingplichtige in rekening gebrachte belasting tussen de handelingen die: a) uitsluitend worden gebruikt voor de bedrijfsafdeling of de bedrijfsafdelingen waarvan de handelingen recht op aftrek geven (volledig recht op aftrek);b) uitsluitend worden gebruikt voor de bedrijfsafdeling of de bedrijfsafdelingen waarvan de handelingen geen recht op aftrek verlenen (geen enkel recht op aftrek);c) tegelijkertijd worden gebruikt voor de bedrijfsafdeling of bedrijfsafdelingen waarvan de handelingen recht op aftrek geven en voor de bedrijfsafdeling of bedrijfsafdelingen waarvan de handelingen geen recht op aftrek geven;3° een verhoudingsgetal dat van toepassing is op de goederen en diensten die tegelijk worden gebruikt voor de bedrijfsafdelingen waarvan de handelingen recht op aftrek geven en de bedrijfsafdelingen waarvan de handelingen geen recht op aftrek geven (bijzonder verhoudingsgetal genaamd).Indien de belastingplichtige meerdere dergelijke verhoudingsgetallen hanteert, moeten die allemaal afzonderlijk worden vermeld, evenals het globale resultaat van de toepassing van die bijzondere verhoudingsgetallen op de aan de belastingplichtige in rekening gebrachte belasting op de handelingen die tegelijkertijd worden gebruikt voor de bedrijfsafdelingen die volledig dan wel geen recht op aftrek verlenen.
Die gegevens moeten elk jaar door de belastingplichtige worden meegedeeld, aangezien er zich van jaar tot jaar wijzigingen kunnen voordoen in functie van de daadwerkelijke activiteit van de belastingplichtige.
Artikel 14, 3°, van dit ontwerp brengt deze verduidelijking aan in artikel 18bis, § 2, inleidende zin, van het koninklijk besluit nr. 3.
Artikel 14, 4°, van dit ontwerp brengt een technische aanpassing aan in artikel 18bis, § 2, 1°, van het koninklijk besluit nr. 3 betreffende de mededeling (in voorkomend geval) van het definitieve algemeen verhoudingsgetal voor het voorgaande kalenderjaar. Deze informatie moet door de gemengde belastingplichtige worden meegedeeld wanneer hij overschakelt van de aftrekregeling volgens het algemeen verhoudingsgetal naar die van het werkelijk gebruik.
Artikel 14, 5°, van dit ontwerp vult artikel 18bis, § 2, van het koninklijk besluit nr. 3 aan met een tweede lid waarin wordt bepaald dat de belastingplichtige deze informatie, in afwijking van het eerste lid, verstrekt bij de indiening van de periodieke btw-aangifte betreffende het kwartaal waarin de aanvang of de wijziging van zijn activiteit plaatsvindt of, wanneer hij deze aangifte maandelijks indient, bij de indiening van de aangifte met betrekking tot één van de eerste twee maanden volgend op de aanvang of de wijziging van zijn activiteit. Met deze wijziging wordt de verplichting bepaald in artikel 18bis, § 2, van het koninklijk besluit nr. 3 in overeenstemming gebracht met de verplichting tot voorafgaande kennisgeving bepaald in artikel 18bis, § 1, van hetzelfde besluit.
Artikel 14, 6°, van dit ontwerp vervangt artikel 18bis, § 4, eerste lid, van het koninklijk besluit nr. 3 in dezelfde zin als de bepaling van artikel 14, § 3, nieuw, van hetzelfde besluit. Wanneer de belastingplichtige, terwijl hij een gemengde belastingplichtige blijft in de zin van artikel 46 van het Wetboek, de uitoefening van zijn recht op aftrek volgens het werkelijk gebruikt wenst stop te zetten om dat recht uit te oefenen volgens de regeling van het algemeen verhoudingsgetal, is het niet nodig dat hij daartoe een specifieke kennisgeving in die zin doet. De kennisgeving voorzien in artikel 14, § 2, nieuw, van het koninklijk besluit nr. 3 volstaat immers daartoe.
Die stopzetting (en de terugkeer naar de regeling van het algemeen verhoudingsgetal) gaat in, zoals nu al het geval is, op 1 januari van het jaar dat volgt op die kennisgeving.
Er moet echter rekening worden gehouden met de bepalingen van artikel 18bis, § 1, vierde lid, van het koninklijk besluit nr. 3. Deze bepaling voorziet er immers in dat de aftrekregeling volgens het werkelijk gebruik minstens moet worden toegepast tot 31 december van het derde jaar dat volgt op de datum van uitwerking van de voorafgaande kennisgeving voor die regeling. Bijgevolg kan een overschakeling van de aftrekregeling van het werkelijke gebruik naar de aftrekregeling volgens het algemeen verhoudingsgetal geen nuttig effect hebben vooraleer die verplichte wachttermijn is verstreken. Dit wordt voortaan bepaald in artikel 18bis, § 4, eerste lid, nieuw, van het koninklijk besluit nr. 3.
Zoals hiervoor werd aangegeven betreft één van de gegevens die moeten worden meegedeeld door de gemengde belastingplichtigen die de aftrekregeling toepassen volgens het werkelijk gebruik, het (de) bijzondere verhoudingsgetal(len) dat (die) van toepassing is (zijn) op goederen en diensten die bestemd zijn voor zowel bedrijfsafdelingen met recht op aftrek als die zonder recht op aftrek. Hierdoor kan de administratie de door de belastingplichtige uitgeoefende aftrek beter opvolgen.
Het blijkt tevens noodzakelijk de wijze waarop gedeeltelijke belastingplichtigen (cf. supra: belastingplichtigen die, naast aan de belasting onderworpen handelingen (die recht op aftrek geven), ook werkzaamheden of handelingen verrichten die niet als aan de belasting onderworpen handelingen bedoeld in artikel 2 van het Wetboek worden aangemerkt) hun gedeeltelijk recht op aftrek uitoefenen, te regelen.
Gedeeltelijke belastingplichtigen oefenen hun recht op aftrek uit overeenkomstig artikel 45, § 1, van het Wetboek. Met andere woorden, dat recht op aftrek kan maar worden uitgeoefend voor zover de inkomende handelingen worden gebruikt voor het verrichten van uitgaande handelingen die daadwerkelijk recht op aftrek geven (beginsel van het rechtstreeks en onmiddellijk verband tussen die inkomende en uitgaande handelingen). Wat de algemene kosten betreft (kosten die verband houden met het geheel van de activiteiten van die gedeeltelijke belastingplichtigen), passen deze belastingplichtigen één of meer bijzondere verhoudingsgetallen toe al naargelang de specifieke kenmerken van hun activiteiten. Zij passen dus in feite dezelfde aftrekmethode toe als de in artikel 46, § 2, van het Wetboek bedoelde belastingplichtigen.
Bijgevolg voorziet de nieuwe procedure er ook in dat zij op dezelfde wijze als de in artikel 46, § 2, van het Wetboek bedoelde gemengde belastingplichtigen kennis geven van die bijzondere verhoudingsgetallen wanneer zij hun periodieke btw-aangifte voor het eerste kwartaal of één van de eerste drie maanden van het lopende kalenderjaar indienen.
De modaliteiten van deze specifieke mededeling maken het voorwerp uit van paragraaf 8, nieuw, van artikel 18bis van het koninklijk besluit nr. 3, ingevoegd bij artikel 14, 7°, van dit ontwerp. HOOFDSTUK 6. - Vervreemdingen van gebouwen, gedeelten van gebouwen en het bijhorende terrein en de vestigingen, overdrachten en wederoverdrachten van een zakelijk recht met toepassing van de belasting Artikelen 15 tot en met 17 Krachtens artikel 8 van het Wetboek moet eenieder die, anders dan in de uitoefening van een economische activiteit, een "nieuw" gebouw of een gedeelte van een "nieuw" gebouw heeft opgericht, heeft laten oprichten of met voldoening van de belasting heeft verkregen en dit onroerend goed wil vervreemden of er een zakelijk recht op wil vestigen of (weder)overdragen met toepassing van de belasting, kennis geven van zijn bedoeling (en bijgevolg de in die bepaling voorziene optie tot belastingheffing uitoefenen) op de door de Koning bepaalde wijze. Die regeling kan worden toegepast op voorwaarde dat het goed nog steeds als "nieuw" wordt beschouwd in de zin van de btw-regelgeving, d.w.z. de overdracht van het goed of van het onroerend zakelijk recht vindt plaats uiterlijk op 31 december van het tweede jaar volgend op het jaar van de eerste inbezitneming of de eerste ingebruikneming van het betreffende gebouw of gedeelte van gebouw.
Die optie tot belastingheffing heeft tot gevolg dat de betrokkene een recht op aftrek kan uitoefenen van de voorbelasting die hij heeft voldaan bij de bouw of de verwerving van dat onroerend goed of bij de vestiging of de verwerving van het zakelijke recht op dergelijk goed.
De uitoefening van deze optie en de gevolgen ervan zijn geregeld in het koninklijk besluit nr. 14.
De persoon die met toepassing van de belasting dergelijk onroerend goed wenst te vervreemden of een dergelijk onroerend zakelijk recht wenst te vestigen of (weder) over te dragen, moet volgens de huidige procedure meerdere administratieve stappen ondernemen.
Voorafgaand aan de verkoop is de vervreemder of overdrager ertoe gehouden bij het team beheer KMO of GO waaronder hij ressorteert, een voorafgaande verklaring in tweevoud op papier (verklaring nr. 104.1) in te dienen, waarin hij zijn bedoeling uitdrukt om de betreffende handeling te verrichten met toepassing van de belasting (artikel 1, 1°, van het koninklijk besluit nr. 14). Eén van de exemplaren, bekleed met een ontvangstmelding, wordt aan de overdrager overhandigd.
Een uitdrukkelijke vermelding van de bedoeling om het goed te vervreemden met btw dan wel om het onroerend zakelijk recht te vestigen of (weder) over te dragen met toepassing van de belasting moet worden opgenomen in de eerste akte die tussen de partijen titel vormt van de voorgenomen handeling (artikel 1, 2°, van het koninklijk besluit nr. 14). Bij de vervreemding van een onroerend goed is dat meestal de verkoopovereenkomst (hoewel wordt aanvaard dat deze bedoeling wordt geconcretiseerd in een verkoopbelofte). Bij de indiening van de verklaring nr. 104.1 ontvangt de vervreemder of overdrager van de administratie een dossiernummer dat door de instrumenterende notaris wordt opgenomen in de akte van overdracht of vestiging. Dit dossiernummer verschaft de notaris en de medecontractant zekerheid dat de verkoop onder het btw-stelsel plaatsvindt.
Na de verkoop moet de overdrager een bijzondere aangifte (aangifte nr. 104.5) in drievoud indienen bij het team beheer KMO of GO waaronder hij ressorteert, waarvan er één exemplaar wordt overhandigd aan de indiener, bekleed met een ontvangstmelding. Deze aangifte nr. 104.5 wordt ingediend binnen de maand nadat de btw over de volledige maatstaf van heffing opeisbaar is geworden en moet het van de koper ontvangen bedrag (maatstaf van heffing en btw), de in aftrek gebrachte btw (naar behoren gerechtvaardigd, voornamelijk door middel van inkomende facturen) en het verschil tussen de verschuldigde en aftrekbare btw in hoofde van de vervreemder of overdrager vermelden.
Het btw-saldo zal, al naargelang van het geval, moeten worden betaald dan wel teruggegeven.
Het blijkt dat de administratieve opvolging van de verklaring nr. 104.1 en de aangifte nr. 104.5 bijzonder moeilijk is voor de administratie, vooral omwille van de fysieke verwerking van die papieren aangiften. Zo kan het bijvoorbeeld voorkomen dat er een dichotomie ontstaat tussen een verklaring nr. 104.1 die betrekking heeft op een (appartements-)gebouw en meerdere notariële akten die betrekking hebben op de verkoop van verschillende appartementen. In dat geval kunnen meerdere identieke verwijzingen naar dezelfde verklaring nr. 104.1 voorkomen in verschillende notariële akten, wat kan leiden tot verwarring en gevaar voor fraude. Het komt ook voor dat aangiften nr. 104.5 gewoonweg niet worden ingediend zonder dat zulks altijd systematisch door de administratie kan worden vastgesteld.
Het is bijgevolg aangewezen om die procedure te vereenvoudigen en te moderniseren.
De verplichting tot indiening van de voorafgaande verklaring nr. 104.1 wordt aldus zonder meer opgeheven. De opvolging van vastgoedtransacties met toepassing van btw zal voortaan gebeuren op grond van de eerste akte tussen partijen die blijk geeft van de bedoeling van de overdrager om btw toe te passen op de verkoop dan wel op grond van de notariële akte tussen de partijen die een verschuldigde btw vermeldt op de overdracht van het onroerend goed (en bijgevolg de toepassing van een vrijstelling van registratierechten die daarmee gepaard gaat).
De artikelen 15, 16 en 17 van dit ontwerp brengen respectievelijk in de artikelen 1, 2 en 3 van het koninklijk besluit nr. 14 de nodige wijzigingen aan, enerzijds om elke verwijzing naar de aangifte 104.1 te schrappen en, anderzijds, om de in die artikelen gehanteerde terminologie die niet langer overeenkomt met de huidige realiteit aan te passen. HOOFDSTUK 7. - Bijzondere regeling voor landbouwondernemers Artikelen 18 tot en met 23 In punt 24 van zijn voormeld advies 73.708/3 was de Raad van State van oordeel dat bepaalde essentiële elementen van de definitie van landbouwondernemer rechtstreeks in artikel 57 van het Wetboek moeten worden opgenomen en niet in koninklijk besluit nr. 22.
Dit is het geval voor de artikelen 1 en 2 van het koninklijk besluit nr. 22, die werden opgenomen in artikel 57 van het Wetboek door de voornoemde wet van 23 november 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 23/11/2023 pub. 01/12/2023 numac 2023047474 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse bepalingen inzake belasting over de toegevoegde waarde en houdende bijzondere invorderingsregels van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 type wet prom. 23/11/2023 pub. 01/12/2023 numac 2023047484 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende het Garantiefonds voor financiële diensten sluiten.
Artikel 1 van het koninklijk besluit nr. 22 geeft een definitie van een landbouwondernemer. Die definitie is nu opgenomen in artikel 57, § 1, tweede lid, van het Wetboek.
Artikel 2, § 1, van het koninklijk besluit nr. 22 heeft betrekking op de handelingen die onder die bijzondere regeling verricht kunnen worden. De gebruikelijke handelingen van landbouwondernemers zijn gedekt, zoals de levering van goederen die op het landbouwbedrijf zijn geproduceerd in de staat waarin die werden voortgebracht of geteeld of nadat ze een primaire verwerking hebben ondergaan, het verlenen van diensten in het kader van contractmesterij of contractteelt, onderlinge landbouwhulp, levering van bedrijfsmiddelen van de landbouwonderneming, ophaling van organisch materiaal voor bemesting, overdracht van productiequota, enz. Die bepaling zal voortaan worden opgenomen in artikel 57, § 2, derde lid, van het Wetboek.
Artikel 2, § 2, van het koninklijk besluit nr. 22 bepaalt de voorwaarden waaronder een landbouwondernemer, met behoud van de toepassing van die regeling, andere handelingen mag verrichten dan die die normaal gesproken onder die regeling vallen. Al die bepalingen zijn nu opgenomen in artikel 57, § 1ter, van het Wetboek.
Tot slot worden de overige bepalingen van artikel 2 van het koninklijk besluit nr. 22 met betrekking tot de gevolgen van niet-naleving van de regeling ( § 3), de uitsluiting van de regeling van intracommunautaire afstandsverkopen van goederen ( § 4) en de gronden voor uitsluiting van de regeling ( § 5) ook opgenomen in artikel 57, respectievelijk in paragraaf 1, vierde lid, en paragraaf 9.
Bijgevolg heffen de artikelen 18 en 19 van dit ontwerp de artikelen 1 en 2 van koninklijk besluit nr. 22 op.
Bovendien worden, gelet op de opheffing van de artikelen 1 en 2 van het koninklijk besluit nr. 22, de bestaande verwijzingen naar die twee artikelen in dit koninklijk besluit dienovereenkomstig aangepast en wordt voortaan verwezen naar de overeenstemmende bepalingen in artikel 57 van het Wetboek. Dat geldt in het bijzonder voor artikel 3, tweede lid, artikel 6, eerste lid, artikel 9, eerste lid, en artikel 10, § 1, tweede lid, van het koninklijk besluit nr. 22. Deze wijzigingen worden uitgevoerd in de artikelen 20 tot en met 23 van dit ontwerp. HOOFDSTUK 8. - Technische wijzigingen in de nationale regelgeving Artikelen 24 tot en met 34 De artikelen 24 tot en met 26 en 28 tot en met 32 van het ontwerp brengen een reeks wijzigingen van legistieke aard aan in diverse koninklijke besluiten met betrekking tot artikel 15, § 2, van het Wetboek.
Het koninklijk besluit van 26 oktober 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/10/2018 pub. 25/10/2018 numac 2018014320 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde wat de optionele belastingheffing inzake verhuur van uit hun aard onroerende goederen betreft en tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 20, van 20 juli 1970, tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven wat het verlaagde btw-tarief inzake de belaste verhuur van uit hun aard onroerende goederen betreft type wet prom. 14/10/2018 pub. 26/10/2018 numac 2018205384 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Bijzondere wet tot wijziging van de bijzondere wetgeving inzake mandatenlijst en vermogensaangifte wat de transparantie over de vergoedingen, de uitbreiding naar overheidsbestuurders, de elektronische indiening en de controle betreft sluiten3 tot wijziging van de koninklijke besluiten nrs. 1, 2, 3, 4, 10, 19, 22 en 59 met betrekking tot de belasting over de toegevoegde waarde heeft een reeks wijzigingen aangebracht in meerdere koninklijke besluiten tot uitvoering van het Wetboek om de digitalisering van bepaalde uitwisselingen tussen belastingplichtigen en de administratie belast met de belasting over de toegevoegde waarde te bevorderen. In deze context zijn een hele reeks aangiften en andere formaliteiten die nog op papier gebeurden, vervangen door een ad hoc vermelding in de (elektronische) aangiften van aanvang, wijziging of stopzetting van de activiteit bedoeld in de artikelen 2 en 7bis van het koninklijk besluit nr. 10. Het blijkt evenwel dat in sommige bepalingen gewijzigd door dit koninklijk besluit, de verwijzing naar het koninklijk besluit nr. 10 (waarvan het opschrift bijzonder lang is) niet correct is.
Bijgevolg worden in alle betreffende bepalingen de woorden "artikel 15, § 2, derde lid" systematisch vervangen door de woorden "artikel 15, § 2, vierde lid".
Artikel 27 van dit ontwerp brengt een wijziging aan in artikel 11, § 5, tweede lid, van het koninklijk besluit nr. 3. Als gevolg van de goedkeuring van artikel 103 van de wet van 20 november 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/11/2022 pub. 30/11/2022 numac 2022034191 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse fiscale en financiële bepalingen sluiten houdende diverse fiscale en financiële bepalingen (Belgisch Staatsblad van 30 november 2022), is de bewaringstermijn van documenten door belastingplichtigen verlengd van zeven tot tien jaar (artikel 60 van het Wetboek). Als gevolg van deze wijziging van de bewaringstermijn, moet ook de bewaringstermijn van de tabel van de bedrijfsmiddelen die de belastingplichtig moet bijhouden om de controle mogelijk te maken van de door hem ten aanzien van die bedrijfsmiddelen verrichte aftrek (alsook van de eventuele herzieningen ervan), worden verlengd van zeven naar tien jaar, te rekenen vanaf het verstrijken van het in artikel 9 van hetzelfde besluit bedoelde herzieningstijdvak.
Artikel 33 van dit ontwerp brengt een specifieke correctie aan in de Franse tekst van artikel 6 van het koninklijk besluit nr. 31. Deze bepaling is vervangen bij het koninklijk besluit van 10 april 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/10/2018 pub. 25/10/2018 numac 2018014320 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde wat de optionele belastingheffing inzake verhuur van uit hun aard onroerende goederen betreft en tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 20, van 20 juli 1970, tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven wat het verlaagde btw-tarief inzake de belaste verhuur van uit hun aard onroerende goederen betreft type wet prom. 14/10/2018 pub. 26/10/2018 numac 2018205384 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Bijzondere wet tot wijziging van de bijzondere wetgeving inzake mandatenlijst en vermogensaangifte wat de transparantie over de vergoedingen, de uitbreiding naar overheidsbestuurders, de elektronische indiening en de controle betreft sluiten2 tot wijziging van de koninklijke besluiten nrs. 4 en 31 met betrekking tot de belasting over de toegevoegde waarde, dat is genomen naar aanleiding van de herschikking van het koninklijk besluit nr. 56 van 9 december 2009 met betrekking tot de teruggaaf inzake belasting over de toegevoegde waarde aan belastingplichtigen gevestigd in een andere lidstaat dan de lidstaat van teruggaaf (voortaan koninklijk besluit nr. 56 van 10 april 2022 met betrekking tot de teruggaaf inzake belasting over de toegevoegde waarde aan belastingplichtigen gevestigd in een andere lidstaat dan de lidstaat van teruggaaf en aan niet in de Gemeenschap gevestigde belastingplichtigen).
Artikel 6 van het koninklijk besluit nr. 31 verwijst voor de btw-teruggaaf aan niet in België maar in een andere lidstaat gevestigde belastingplichtigen naar de modaliteiten zoals omschreven in voornoemd koninklijk besluit nr. 56. De Franse tekst van deze bepaling verwijst echter nog steeds naar het feit dat de belastingplichtige die niet in België maar in een andere lidstaat is gevestigd, niet in België mag zijn geïdentificeerd om deze btw-teruggaaf in België te kunnen vorderen. Deze vereiste is niet langer van toepassing nadat het nieuwe koninklijk besluit nr. 56, dat in overeenstemming is met de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie, was aangenomen. Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft op 11 juni 2020 in de zaak C-242/19 inderdaad beslist dat de bepalingen van Richtlijn 2008/9/EG aldus moeten worden uitgelegd dat zij zich ertegen verzetten dat een lidstaat een op het grondgebied van een andere lidstaat gevestigde belastingplichtige recht op teruggaaf van de belasting over de toegevoegde waarde weigert op de enkele grond dat deze belastingplichtige in de lidstaat van teruggaaf voor de belasting over de toegevoegde waarde geïdentificeerd is of had moeten zijn, in omstandigheden waarin de voorwaarden opgenomen in artikel 3 van Richtlijn 2008/9/EG voldaan zijn.
Dit wordt correct weergegeven in de bepalingen van het koninklijk besluit nr. 56 en in de Nederlandse tekst van artikel 6 van het koninklijk besluit nr. 31. De Franse tekst is derhalve in overeenstemming gebracht met de Nederlandse tekst.
Artikel 34 van dit ontwerp brengt een louter technische correctie aan in punt Ibis van afdeling 1 van tabel G van de bijlage bij het koninklijk besluit nr. 41.
Dit punt heeft betrekking op de proportionele fiscale geldboete die verschuldigd is in geval van niet-betaling of niet-tijdige betaling van de verschuldigde belasting waarvan de opeisbaarheid blijkt uit de in de artikelen 58ter, § 6, 58quater, § 6, en 58quinquies, § 6, van het Wetboek bedoelde aangiften. Dit betreft de aangiften die moeten worden ingediend door belastingplichtigen in het kader van de bijzondere regelingen (Unie, niet-Unie en invoer in het kader van het éénloketsysteem) voor de aangifte en de betaling van de verschuldigde belasting op intracommunautaire afstandsverkopen van goederen en de afstandsverkopen van uit derdelandsgebieden of derde landen ingevoerde goederen.
In geval van niet-betaling of niet-tijdige betaling van deze belasting voorziet voormeld punt Ibis in een fiscale geldboete gelijk aan 10 pct. van de belasting die nog verschuldigd blijft op de tiende dag van de tweede maand die volgt op het kalenderkwartaal waarvoor de aangifte werd ingediend. De aangifte bedoeld in artikel 58quinquies, § 6, van het Wetboek (aangifte in het kader van de bijzondere invoerregeling in het éénloketsysteem) is echter een aangifte die maandelijks en niet driemaandelijks moet worden ingediend.
Het is bijgevolg aangewezen in deze bepaling de woorden "het kalenderkwartaal waarvoor de aangifte werd ingediend" te vervangen door de woorden "het aangiftetijdvak waarvoor de aangifte is ingediend". HOOFDSTUK 9. - Nieuwe btw-ketting Artikel 35 De wet van 12 maart 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/03/2023 pub. 23/03/2023 numac 2023041020 bron federale overheidsdienst financien Wet tot modernisering van de btw-ketting en van de inning van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen binnen de FOD Financiën sluiten heeft de administratieve verwerking van periodieke btw-aangiften, de betaling van btw-schulden en de teruggaaf van btw-tegoeden die voortvloeien uit die periodieke aangiften grondig hervormd.
Het hoofddoel van die hervorming is om de verwerking van periodieke btw-aangiften te moderniseren en om de negatieve gevolgen van het niet indienen van die periodieke aangiften door bepaalde belastingplichtigen sneller aan te pakken. Zoals in de toelichting bij die wet wordt aangegeven, ondergraven inbreuken op de verplichting om die periodieke aangiften in te dienen het interne evenwicht van het btw-systeem, dat grotendeels rust op de rol van belastingontvanger die door de belastingplichtige indiener op zich wordt genomen. Dergelijke inbreuken hebben een negatieve impact voor de VAT gap van België.
Tegen die achtergrond brengt deze hervorming een aantal belangrijke wijzigingen aan in de btw-ketting, die begint met de inning van de belasting door de belastingplichtige bij zijn afnemers en eindigt met de aangifte van die belasting en de betaling ervan aan de administratie (of, desgevallend, de teruggaaf ervan aan de belastingplichtige): - het verdwijnen van de btw-rekening-courant ten gunste van een systeem waarin belastingplichtigen de actoren zijn van hun verplichtingen en rechten, in het bijzonder met betrekking tot het beheer van hun btw-schulden en van de btw-tegoeden die voor teruggaaf in aanmerking komen; - nieuwe termijnen voor de indiening van periodieke btw-aangiften en voor de betaling van de daaruit voortvloeiende belasting in hoofde van belastingplichtigen die kwartaalaangiften indienen; - de invoering van een geautomatiseerde procedure voor het beheer van de niet-indiening van periodieke btw-aangiften die, in geval van aanhoudende niet-indiening, leidt tot de kennisgeving van een (voorstel van) vervangende aangifte die op een geautomatiseerde manier een verschuldigd btw-bedrag in de plaats stelt van de ontbrekende periodieke aangifte (artikel 53, § 1ter van het Wetboek); - de invoering van specifieke termijnen voor het beantwoorden van verzoeken om inlichtingen die de administratie aan belastingplichtigen richt; - een hervorming van de procedure voor de teruggaaf van btw-tegoeden die voortvloeien uit de periodieke btw-aangifte, met inbegrip van de veralgemening van de maandelijkse teruggaaf van deze btw-tegoeden ten voordele van belastingplichtigen die maandelijkse btw-aangiften indienen; - de invoering van een nieuw boekhoudkundig instrument voor het beheer van btw-kredieten, wanneer die niet onmiddellijk worden teruggegeven, en voor het beheer van betalingen door belastingplichtigen, namelijk de Provisierekening btw; - een aantal wijzigingen in de manier waarop de belasting wordt geïnd en in het bijzonder de invoering als betaalmiddel van de domiciliëring in de zin van artikel I.9.13° van het Wetboek van economisch recht.
Deze hervorming brengt grote veranderingen met zich mee, zowel in de geldende regelgeving als in de systemen die al deze gegevens binnen de overheid verwerken. Dergelijke veranderingen impliceren belangrijke IT-ontwikkelingen.
De Wetgever had deze gigantische uitdagingen al voorzien toen de wet van 12 maart 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/03/2023 pub. 23/03/2023 numac 2023041020 bron federale overheidsdienst financien Wet tot modernisering van de btw-ketting en van de inning van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen binnen de FOD Financiën sluiten werd goedgekeurd, door te bepalen dat de inwerkingtreding van de wet van 12 maart 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/03/2023 pub. 23/03/2023 numac 2023041020 bron federale overheidsdienst financien Wet tot modernisering van de btw-ketting en van de inning van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen binnen de FOD Financiën sluiten, die oorspronkelijk gepland was voor 1 januari 2024, bij koninklijk besluit kon worden uitgesteld tot uiterlijk 1 januari 2025 (artikel 22, lid 1, van de wet van 12 maart 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/03/2023 pub. 23/03/2023 numac 2023041020 bron federale overheidsdienst financien Wet tot modernisering van de btw-ketting en van de inning van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen binnen de FOD Financiën sluiten).
Het blijkt dat de aanvankelijke datum van 1 januari 2024 niet langer realistisch is, gezien de IT-ontwikkelingen die nog moeten worden doorgevoerd binnen de FOD Financiën om deze hervorming volledig en doeltreffend te kunnen doorvoeren.
Bijgevolg bepaalt artikel 35 van dit ontwerp, overeenkomstig de mogelijkheid die artikel 22, eerste lid, van de wet van 12 maart 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/03/2023 pub. 23/03/2023 numac 2023041020 bron federale overheidsdienst financien Wet tot modernisering van de btw-ketting en van de inning van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen binnen de FOD Financiën sluiten biedt, dat de wet van 12 maart 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/03/2023 pub. 23/03/2023 numac 2023041020 bron federale overheidsdienst financien Wet tot modernisering van de btw-ketting en van de inning van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen binnen de FOD Financiën sluiten in werking treedt op 1 januari 2025, zodat deze belangrijke hervorming vanaf de eerste dag van haar inwerkingtreding haar volle effect kan sorteren.
Er wordt op gewezen dat het uitstel van de datum van inwerkingtreding van de wet van 12 maart 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/03/2023 pub. 23/03/2023 numac 2023041020 bron federale overheidsdienst financien Wet tot modernisering van de btw-ketting en van de inning van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen binnen de FOD Financiën sluiten met twaalf maanden, overeenkomstig artikel 22, tweede lid, van die wet tevens tot gevolge heeft dat de data vermeld in: - artikel 138, tweede lid, van de wet van 13 april 2019 tot invoering van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen, zoals ingevoegd bij artikel 16 van de wet van 12 maart 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/03/2023 pub. 23/03/2023 numac 2023041020 bron federale overheidsdienst financien Wet tot modernisering van de btw-ketting en van de inning van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen binnen de FOD Financiën sluiten, en - artikelen 19, 20 en 21, tweede en derde lid, van de wet van 12 maart 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/03/2023 pub. 23/03/2023 numac 2023041020 bron federale overheidsdienst financien Wet tot modernisering van de btw-ketting en van de inning van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen binnen de FOD Financiën sluiten, eveneens met twaalf maanden verschoven worden.
Om ervoor te zorgen dat dit uitstel van een jaar effectief is, bepaalt artikel 36, eerste lid, van dit ontwerp dat dit hoofdstuk in werking treedt op 1 januari 2024, namelijk op dezelfde dag als de initiële inwerkingtreding van de wet van 12 maart 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/03/2023 pub. 23/03/2023 numac 2023041020 bron federale overheidsdienst financien Wet tot modernisering van de btw-ketting en van de inning van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen binnen de FOD Financiën sluiten. HOOFDSTUK 1 0. - Slotbepalingen Artikel 36 Artikel 36, eerste lid, van het ontwerp legt de inwerkingtreding van de bepalingen van dit ontwerp vast op 1 januari 2024.
In afwijking van het eerste lid, bepaalt het tweede lid dat hoofdstuk 4 uitwerking heeft met ingang van 1 januari 2023.
Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Financiën, V. VAN PETEGHEM
17 DECEMBER 2023. - Koninklijk besluit tot wijziging van de koninklijke besluiten nrs. 1, 2, 2bis, 3, 14, 19, 22, 31, 41 en 44 met betrekking tot de belasting over de toegevoegde waarde en tot uitstel van de datum van inwerkingtreding van de wet van 12 maart 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/03/2023 pub. 23/03/2023 numac 2023041020 bron federale overheidsdienst financien Wet tot modernisering van de btw-ketting en van de inning van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen binnen de FOD Financiën sluiten tot modernisering van de btw-ketting en van de inning van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen binnen de FOD Financiën FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, artikel 46, § 3, ingevoegd bij de wet van 23 november 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 23/11/2023 pub. 01/12/2023 numac 2023047474 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse bepalingen inzake belasting over de toegevoegde waarde en houdende bijzondere invorderingsregels van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 type wet prom. 23/11/2023 pub. 01/12/2023 numac 2023047484 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende het Garantiefonds voor financiële diensten sluiten, artikel 49, 2°, vervangen bij de wet van 27 december 1977 en gewijzigd bij de wet van 14 oktober 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/10/2018 pub. 25/10/2018 numac 2018014320 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde wat de optionele belastingheffing inzake verhuur van uit hun aard onroerende goederen betreft en tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 20, van 20 juli 1970, tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven wat het verlaagde btw-tarief inzake de belaste verhuur van uit hun aard onroerende goederen betreft type wet prom. 14/10/2018 pub. 26/10/2018 numac 2018205384 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Bijzondere wet tot wijziging van de bijzondere wetgeving inzake mandatenlijst en vermogensaangifte wat de transparantie over de vergoedingen, de uitbreiding naar overheidsbestuurders, de elektronische indiening en de controle betreft sluiten, artikel 49, 6°, ingevoegd bij de wet van 23 november 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 23/11/2023 pub. 01/12/2023 numac 2023047474 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse bepalingen inzake belasting over de toegevoegde waarde en houdende bijzondere invorderingsregels van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 type wet prom. 23/11/2023 pub. 01/12/2023 numac 2023047484 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende het Garantiefonds voor financiële diensten sluiten, artikel 51, § 4, vervangen bij de wet van 28 december 1992 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 23 november 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 23/11/2023 pub. 01/12/2023 numac 2023047474 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse bepalingen inzake belasting over de toegevoegde waarde en houdende bijzondere invorderingsregels van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 type wet prom. 23/11/2023 pub. 01/12/2023 numac 2023047484 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende het Garantiefonds voor financiële diensten sluiten, artikel 51bis, § 3bis, derde lid, ingevoegd bij de wet van 23 november 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 23/11/2023 pub. 01/12/2023 numac 2023047474 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse bepalingen inzake belasting over de toegevoegde waarde en houdende bijzondere invorderingsregels van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 type wet prom. 23/11/2023 pub. 01/12/2023 numac 2023047484 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende het Garantiefonds voor financiële diensten sluiten, artikel 53octies, § 1bis, ingevoegd bij de wet van 21 januari 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/01/2022 pub. 28/01/2022 numac 2022040046 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse fiscale bepalingen sluiten, artikel 56, § 5, vervangen bij de wet van 30 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2018 pub. 05/09/2018 numac 2018040581 bron federale overheidsdienst justitie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken en ministerie van landsverdediging 30 JULI 2018 - Wet betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens sluiten, artikel 57, § 7, ingevoegd bij de wet van 28 december 1992 en vervangen bij de wet van 23 november 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 23/11/2023 pub. 01/12/2023 numac 2023047474 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse bepalingen inzake belasting over de toegevoegde waarde en houdende bijzondere invorderingsregels van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 type wet prom. 23/11/2023 pub. 01/12/2023 numac 2023047484 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende het Garantiefonds voor financiële diensten sluiten, artikel 84, derde lid, ingevoegd bij de wet van 4 augustus 1986 en artikel 93duodecies/5, ingevoegd bij de wet van 7 april 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/04/2023 pub. 18/04/2023 numac 2023041376 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde betreffende de invoering van bepaalde informatieverplichtingen voor betalingsdienstaanbieders type wet prom. 07/04/2023 pub. 02/05/2023 numac 2023041947 bron federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen Wet tot wijziging van hoofdstuk III van het koninklijk besluit van 22 februari 2001 houdende organisatie van de controles die worden verricht door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen en tot wijziging van diverse wettelijke bepalingen sluiten;
Gelet op artikel 22, eerste lid, van de wet van 12 maart 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/03/2023 pub. 23/03/2023 numac 2023041020 bron federale overheidsdienst financien Wet tot modernisering van de btw-ketting en van de inning van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen binnen de FOD Financiën sluiten tot modernisering van de btw-ketting en van de inning van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen binnen de FOD Financiën;
Gelet op het koninklijk besluit nr. 1 van 29 december 1992 met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde;
Gelet op het koninklijk besluit nr. 2 van 19 december 2018 met betrekking tot de forfaitaire regeling inzake belasting over de toegevoegde waarde;
Gelet op het koninklijk besluit nr. 2bis van 15 mei 2022 tot vaststelling van de forfaitaire grondslagen van aanslag inzake de belasting over de toegevoegde waarde voor caféhouders en kleine caféhouders;
Gelet op het koninklijk besluit nr. 3 van 10 december 1969 met betrekking tot de aftrekregeling voor de toepassing van de belasting over de toegevoegde waarde;
Gelet op het koninklijk besluit nr. 14 van 3 juni 1970 met betrekking tot de vervreemdingen van gebouwen, gedeelten van gebouwen en het bijhorende terrein en de vestigingen, overdrachten en wederoverdrachten van een zakelijk recht in de zin van artikel 9, tweede lid, 2°, van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde op zulke goederen;
Gelet op het koninklijk besluit nr. 19 van 29 juni 2014 met betrekking tot de vrijstellingsregeling van belasting over de toegevoegde waarde in het voordeel van kleine ondernemingen;
Gelet op het koninklijk besluit nr. 22 van 15 september 1970 met betrekking tot de bijzondere regeling voor landbouwondernemers inzake belasting over de toegevoegde waarde;
Gelet op het koninklijk besluit nr. 31 van 2 april 2002 met betrekking tot de toepassingsmodaliteiten van de belasting over de toegevoegde waarde ten aanzien van de handelingen verricht door niet in België gevestigde belastingplichtigen;
Gelet op het koninklijk besluit nr. 41 van 30 januari 1987 tot vaststelling van het bedrag van de proportionele fiscale geldboeten op het stuk van de belasting over de toegevoegde waarde;
Gelet op het koninklijk besluit nr. 44 van 9 juli 2012 tot vaststelling van het bedrag van de niet-proportionele fiscale geldboeten op het stuk van de belasting over de toegevoegde waarde;
Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 27 november 2023;
Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begroting, d.d. 11 december 2023;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, artikel 3, § 1, eerste lid;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat: - de bepalingen die bij dit koninklijk besluit worden ingevoegd, vervangen of gewijzigd in de koninklijke besluiten tot uitvoering van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, vinden hun rechtsgrondslag hoofdzakelijk in de bepalingen van hetzelfde Wetboek die zijn ingevoegd, vervangen of gewijzigd bij de wet van 23 november 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 23/11/2023 pub. 01/12/2023 numac 2023047474 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse bepalingen inzake belasting over de toegevoegde waarde en houdende bijzondere invorderingsregels van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 type wet prom. 23/11/2023 pub. 01/12/2023 numac 2023047484 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende het Garantiefonds voor financiële diensten sluiten houdende diverse bepalingen inzake de belasting over de toegevoegde waarde en houdende bijzondere invorderingsregels van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 ; - de voormelde wet van 23 november 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 23/11/2023 pub. 01/12/2023 numac 2023047474 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse bepalingen inzake belasting over de toegevoegde waarde en houdende bijzondere invorderingsregels van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 type wet prom. 23/11/2023 pub. 01/12/2023 numac 2023047484 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende het Garantiefonds voor financiële diensten sluiten in werking treedt op de tiende dag na haar bekendmaking in het Belgisch Staatsblad, namelijk op 11 december 2023, met uitzondering van de artikelen 10, 17, 2° en 23 en hoofdstuk 12, die in werking treden op 1 januari 2024; - het wetgevingsproces met betrekking tot de voormelde wet van 23 november 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 23/11/2023 pub. 01/12/2023 numac 2023047474 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse bepalingen inzake belasting over de toegevoegde waarde en houdende bijzondere invorderingsregels van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 type wet prom. 23/11/2023 pub. 01/12/2023 numac 2023047484 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende het Garantiefonds voor financiële diensten sluiten een aantal onverwachte vertragingen heeft opgelopen, waardoor het voorliggende ontwerp van koninklijk besluit niet voor advies aan de afdeling Wetgeving van de Raad van State kon worden voorgelegd en tegelijk kan worden gegarandeerd dat de publicatie ervan in het Belgisch Staatsblad vóór 1 januari 2024 kan gebeuren; - de bepalingen van het Wetboek gewijzigd door voornoemde wet van 23 november 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 23/11/2023 pub. 01/12/2023 numac 2023047474 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse bepalingen inzake belasting over de toegevoegde waarde en houdende bijzondere invorderingsregels van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 type wet prom. 23/11/2023 pub. 01/12/2023 numac 2023047484 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende het Garantiefonds voor financiële diensten sluiten en hun noodzakelijke uitvoeringsmaatregelen samen van toepassing moeten zijn, zonder enig tijdsverloop tussen beide, aangezien anders de rechten en verplichtingen van de belastingplichtigen die onder deze bepalingen vallen vanuit juridisch oogpunt onvolledig en mogelijk tegenstrijdig zouden zijn; - hoofdstuk 2 van dit besluit zijn rechtsgrondslag vindt in artikel 51bis, § 3bis, 3de lid, nieuw, van het Wetboek, ingevoegd bij voormelde wet van 23 november 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 23/11/2023 pub. 01/12/2023 numac 2023047474 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse bepalingen inzake belasting over de toegevoegde waarde en houdende bijzondere invorderingsregels van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 type wet prom. 23/11/2023 pub. 01/12/2023 numac 2023047484 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende het Garantiefonds voor financiële diensten sluiten ; - hoofdstuk 3 van dit ontwerp zijn rechtsgrondslag vindt in artikel 93duodecies/5, nieuw, van het Wetboek, ingevoegd bij de wet van 7 april 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/04/2023 pub. 18/04/2023 numac 2023041376 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde betreffende de invoering van bepaalde informatieverplichtingen voor betalingsdienstaanbieders type wet prom. 07/04/2023 pub. 02/05/2023 numac 2023041947 bron federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen Wet tot wijziging van hoofdstuk III van het koninklijk besluit van 22 februari 2001 houdende organisatie van de controles die worden verricht door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen en tot wijziging van diverse wettelijke bepalingen sluiten tot wijziging van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde wat betreft de invoering van bepaalde informatieverplichtingen voor betalingsdienstaanbieders, die in werking treedt op 1 januari 2024; - hoofdstuk 4 van dit ontwerp uitwerking heeft op 1 januari 2023; - hoofdstuk 5 van dit ontwerp zijn rechtsgrondslag vindt in de artikelen 46 en 49 van het Wetboek, zoals gewijzigd door voormelde wet van 23 november 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 23/11/2023 pub. 01/12/2023 numac 2023047474 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse bepalingen inzake belasting over de toegevoegde waarde en houdende bijzondere invorderingsregels van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 type wet prom. 23/11/2023 pub. 01/12/2023 numac 2023047484 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende het Garantiefonds voor financiële diensten sluiten; - hoofdstuk 6 een nieuwe vereenvoudigde procedure invoert voor de inning van de belasting die verschuldigd is op de overdracht van gebouwen, delen van gebouwen en het bijhorende terrein, op de vestiging, overdracht en wederoverdracht van een zakelijk recht, die aan de betrokken partijen werd aangekondigd als toepasselijk vanaf 2024; - hoofdstuk 7 een belangrijke herstructurering van koninklijk besluit nr. 22 betreft, gekoppeld aan de repatriëring van sommige bepalingen van dit Koninklijk Besluit naar artikel 57 van het Wetboek van de Belasting over de Toegevoegde Waarde door de voornoemde wet van 23 november 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 23/11/2023 pub. 01/12/2023 numac 2023047474 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse bepalingen inzake belasting over de toegevoegde waarde en houdende bijzondere invorderingsregels van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 type wet prom. 23/11/2023 pub. 01/12/2023 numac 2023047484 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende het Garantiefonds voor financiële diensten sluiten; - hoofdstuk 8 technische wijzigingen betreft die noodzakelijk zijn als gevolg van reeds vigerende wijzigingen in wet- en regelgeving; - hoofdstuk 9 van dit besluit de inwerkingtreding van de wet van 12 maart 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/03/2023 pub. 23/03/2023 numac 2023041020 bron federale overheidsdienst financien Wet tot modernisering van de btw-ketting en van de inning van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen binnen de FOD Financiën sluiten tot modernisering van de btw-ketting en de invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen binnen de FOD Financiën, die oorspronkelijk voorzien was voor 1 januari 2024, met een jaar uitstelt; - nu blijkt dat de aanvankelijke datum van 1 januari 2024 niet meer realistisch is, gelet op de informaticaontwikkelingen die binnen de FOD Financiën nog moeten worden doorgevoerd om deze hervorming volledig en doeltreffend te kunnen doorvoeren; - het uitstel van deze wet met een jaar dus waarborgt dat deze belangrijke hervorming vanaf de eerste dag van haar inwerkingtreding haar volledige effect kan sorteren, met dien verstande dat de inwerkingtreding van die wet op 1 januari 2024 een bron van rechtsonzekerheid zou zijn omdat de rechten en plichten die deze wet invoert niet zouden kunnen worden afgedwongen; - bijgevolg, om de voormelde redenen, dit ontwerp uiterlijk op 31 december 2023 in het Belgisch Staatsblad moet worden gepubliceerd en in werking moet treden op 1 januari 2024, met uitzondering van hoofdstuk 4, dat uitwerking heeft op 1 januari 2023;
Gelet op de beslissing onder referentie CO/A/2023/468 cm van de Gegevensbeschermingsautoriteit, waarin wordt verwezen naar het standaardadvies nr. 65/2023 van 24 maart 2023, gegeven op 21 november 2023;
Gelet op artikel 8, § 2, 2°, van de wet van 15 december 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging sluiten houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging, is dit besluit vrijgesteld van een regelgevingsimpactanalyse gezien het met de voormelde bijzondere redenen omklede geval van hoogdringendheid;
Op voordracht van de minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling
Artikel 1.Dit koninklijk besluit voorziet in de gedeeltelijke omzetting van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde.
Het vormt ook een gedeeltelijke omzetting van Richtlijn (EU) 2020/284 van de Raad van 18 februari 2020 tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG wat betreft de invoering van bepaalde verplichtingen voor betalingsdienstaanbieders. HOOFDSTUK 2. - Schuldenaar van de belasting en hoofdelijke schuldenaar van de belasting, inzonderheid met betrekking tot elektronische interfaces
Art. 2.In artikel 20 van het koninklijk besluit nr. 1 van 29 december 1992 met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 26 oktober 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/10/2018 pub. 25/10/2018 numac 2018014320 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde wat de optionele belastingheffing inzake verhuur van uit hun aard onroerende goederen betreft en tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 20, van 20 juli 1970, tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven wat het verlaagde btw-tarief inzake de belaste verhuur van uit hun aard onroerende goederen betreft type wet prom. 14/10/2018 pub. 26/10/2018 numac 2018205384 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Bijzondere wet tot wijziging van de bijzondere wetgeving inzake mandatenlijst en vermogensaangifte wat de transparantie over de vergoedingen, de uitbreiding naar overheidsbestuurders, de elektronische indiening en de controle betreft sluiten3, wordt paragraaf 4 vervangen als volgt: " § 4. De in paragraaf 1 bedoelde medecontractant neemt de over die handelingen verschuldigde belasting op in de aangifte met betrekking tot het tijdvak waarin de belasting opeisbaar wordt.".
Art. 3.Artikel 20bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 30 december 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging sluiten0 en laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 december 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging sluiten7, wordt vervangen als volgt: "
Art. 20bis.In afwijking van artikel 51, § 1, 1°, van het Wetboek voldoet de medecontractant van de belastingplichtige die een in het tweede lid beoogde levering verricht, de belasting die over die levering verschuldigd is, wanneer hij zelf een belastingplichtige is gehouden tot indiening van de in artikel 53, § 1, eerste lid, 2°, van het Wetboek bedoelde aangifte. Hij voldoet die belasting op de in het vijfde lid bedoelde wijze.
Voor de toepassing van dit artikel worden bedoeld: 1° de leveringen van goud of halffabricaten met een zuiverheid van ten minste 325 duizendsten;2° de leveringen van beleggingsgoud bedoeld in artikel 44bis, § 1, eerste lid, van het Wetboek, verricht door een belastingplichtige die overeenkomstig artikel 44bis, § 1, tweede of derde lid, van het Wetboek, heeft geopteerd voor de belastingheffing van die leveringen. De belastingplichtige die in het tweede lid bedoelde handelingen verricht, vermeldt op de facturen die hij voor die handelingen uitreikt, noch het tarief, noch het bedrag van de verschuldigde belasting, maar brengt er de volgende vermelding op aan: "Verlegging van heffing. Bij gebrek aan schriftelijke betwisting binnen een termijn van één maand na de ontvangst van de factuur, wordt de afnemer geacht te erkennen dat hij een belastingplichtige is gehouden tot de indiening van periodieke aangiften. Als die voorwaarde niet vervuld is, is de afnemer ten aanzien van die voorwaarde aansprakelijk voor de betaling van de verschuldigde belasting, interesten en geldboeten.".
Behoudens samenspanning tussen de partijen, is de dienstverrichter ontslagen van de aansprakelijkheid ten aanzien van de in het derde lid bedoelde voorwaarde betreffende de hoedanigheid van de afnemer, wanneer de afnemer de factuur niet schriftelijk betwist.
De in het eerste lid bedoelde medecontractant neemt de over de in het tweede lid opgesomde handelingen verschuldigde belasting op in de aangifte met betrekking tot het tijdvak waarin de belasting opeisbaar wordt.".
Art. 4.Artikel 20ter van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 10 januari 2010Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging sluiten6 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 december 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging sluiten7, wordt vervangen als volgt: "
Art. 20ter.In afwijking van artikel 51, § 1, 1°, van het Wetboek voldoet de medecontractant van de belastingplichtige die een in het tweede lid beoogde dienst verricht, de belasting die over die handeling verschuldigd is, wanneer hij zelf een in België gevestigde belastingplichtige is gehouden tot indiening van de in artikel 53, § 1, eerste lid, 2°, van het Wetboek bedoelde aangifte. Hij voldoet die belasting op de in het vijfde lid bedoelde wijze.
Voor de toepassing van dit artikel wordt bedoeld, de overdracht van broeikasgasemissierechten als omschreven in artikel 3 van Richtlijn 2003/87/EG, die overdraagbaar zijn overeenkomstig artikel 12 van die richtlijn, evenals andere eenheden die door exploitanten kunnen worden gebruikt om die richtlijn na te leven.
De belastingplichtige die in het tweede lid bedoelde handelingen verricht, vermeldt op de facturen die hij voor die handelingen uitreikt, noch het tarief, noch het bedrag van de verschuldigde belasting, maar brengt er de volgende vermelding op aan: "Verlegging van heffing. Bij gebrek aan schriftelijke betwisting binnen een termijn van één maand na de ontvangst van de factuur, wordt de afnemer geacht te erkennen dat hij een belastingplichtige is gehouden tot de indiening van periodieke aangiften. Als die voorwaarde niet vervuld is, is de afnemer ten aanzien van die voorwaarde aansprakelijk voor de betaling van de verschuldigde belasting, interesten en geldboeten.".
Behoudens samenspanning tussen de partijen, is de dienstverrichter ontslagen van de aansprakelijkheid ten aanzien van de in het derde lid bedoelde voorwaarde betreffende de hoedanigheid van de afnemer, wanneer de afnemer de factuur niet schriftelijk betwist.
De in het eerste lid bedoelde medecontractant neemt de over deze handeling verschuldigde belasting op in de aangifte met betrekking tot het tijdvak waarin de belasting opeisbaar wordt.".
Art. 5.In hetzelfde besluit wordt een artikel 20quater ingevoegd, luidende: "
Art. 20quater.§ 1. De administratie belast met de belasting over de toegevoegde waarde doet de in artikel 51bis, § 3bis, tweede lid, 2°, van het Wetboek bedoelde kennisgevingen aan het elektronische adres dat is meegedeeld door de in artikel 51bis, § 3bis, eerste lid, van het Wetboek bedoelde belastingplichtige die door middel van een elektronische interface, zoals een marktplaats, platform, portaal of soortgelijke voorziening, in artikel 51bis, § 3bis, eerste lid, 1° en 2°, van het Wetboek bedoelde leveringen van goederen in België faciliteert. § 2. De administratie belast met de belasting over de toegevoegde waarde stelt de leverancier die de in artikel 51bis, § 3bis, eerste lid, van het Wetboek bedoelde leveringen van goederen verricht, in kennis van de ernstige vermoedens dat hij de aangifte- en betalingsverplichtingen met betrekking tot deze handelingen niet correct nakomt.
De in het eerste lid bedoelde kennisgeving wordt verstuurd naar het elektronische adres dat is meegedeeld door de in het eerste lid bedoelde leverancier of, bij gebrek daaraan, door de in paragraaf 1 bedoelde belastingplichtige.
De in het eerste lid bedoelde kennisgeving wordt gedaan op hetzelfde tijdstip als de in artikel 51bis, § 3bis, tweede lid, 2°, a), van het Wetboek bedoelde kennisgeving die wordt gericht aan de in paragraaf 1 bedoelde belastingplichtige.
De administratie belast met de belasting over de toegevoegde waarde doet geen in artikel 51bis, § 3bis, tweede lid, 2°, b), van het Wetboek bedoelde kennisgeving zolang over het in paragraaf 3 bedoelde bezwaarschrift geen beslissing werd genomen die ter kennis werd gebracht van de leverancier. § 3. De in paragraaf 2, eerste lid, bedoelde leverancier kan tegen de in paragraaf 2, eerste lid, bedoelde kennisgeving een bezwaarschrift indienen binnen twee maanden vanaf de datum van de verzending van deze kennisgeving.
Op straffe van verval wordt het in het eerste lid bedoelde bezwaar ingediend op het elektronische adres opgenomen in de in paragraaf 2, eerste lid, bedoelde kennisgeving en bevat het minstens de volgende gegevens: 1° de naam, het postadres, het e-mailadres en het btw-identificatienummer van de leverancier;2° de betrokken aangifteperiode(s);3° de naam, het postadres, het e-mailadres en het btw-identificatienummer van de in paragraaf 1 bedoelde belastingplichtige die de handelingen van de leverancier gefaciliteerd heeft;4° een verantwoording van de onjuistheid van de door de administratie belast met de belasting over de toegevoerde waarde meegedeelde ernstige vermoedens. De administratie die belast is met de belasting over de toegevoegde waarde bevestigt de ontvangst van het in het eerste lid bedoelde bezwaar.
Het al dan niet indienen van het in het eerste lid bedoelde bezwaar laat het recht van de leverancier onverlet om in rechte op te komen tegen de in paragraaf 2 bedoelde kennisgeving.
Het instellen van een rechtsmiddel overeenkomstig het vierde lid, beëindigt van rechtswege de in deze paragraaf bedoelde bezwaarprocedure.". HOOFDSTUK 3. - Terbeschikkingstelling van registers door betalingsdienstaanbieders
Art. 6.In hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 december 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/10/2018 pub. 25/10/2018 numac 2018014320 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde wat de optionele belastingheffing inzake verhuur van uit hun aard onroerende goederen betreft en tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 20, van 20 juli 1970, tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven wat het verlaagde btw-tarief inzake de belaste verhuur van uit hun aard onroerende goederen betreft type wet prom. 14/10/2018 pub. 26/10/2018 numac 2018205384 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Bijzondere wet tot wijziging van de bijzondere wetgeving inzake mandatenlijst en vermogensaangifte wat de transparantie over de vergoedingen, de uitbreiding naar overheidsbestuurders, de elektronische indiening en de controle betreft sluiten4, wordt een artikel 26quater ingevoegd, luidende: "
Art. 26quater.De in artikel 93duodecies/1, § 4, 2°, van het Wetboek bedoelde registers, worden ter beschikking gesteld aan de Belgische administratie belast met de belasting over de toegevoegde waarde uiterlijk aan het einde van de maand die volgt op het kalenderkwartaal waarop de gegevens betrekking hebben.
Die terbeschikkingstelling gebeurt elektronisch door middel van een elektronisch standaardformulier.".
Art. 7.Afdeling 5 van de bijlage bij het koninklijk besluit nr. 44 van 9 juli 2012 tot vaststelling van het bedrag van de niet-proportionele fiscale geldboeten op het stuk van de belasting over de toegevoegde waarde, wordt aangevuld met een punt III, luidende: "III. Artikelen 93duodecies/1 en 93duodecies/3, van het Wetboek 1. Houden van het in artikel 93duodecies/1, § 1, van het Wetboek bedoelde register
A.Non tenue
- 1ère infraction : 3.000 EUR
A. Niet houden
- 1ste overtreding: 3.000 EUR
- 2ème infraction : 4.000 EUR
- 2de overtreding: 4.000 EUR
- Infractions suivantes : 5.000 EUR
- volgende overtredingen: 5.000 EUR
B. Non-respect du format
1.000 EUR
B. Niet naleven van het formaat
1.000 EUR
C. Non-respect du délai de conservation du registre (article 93duodecies/1, § 4, 1°, du Code)
1.000 EUR
C. Niet naleven van de bewaringstermijn van het register (artikel 93duodecies/1, § 4, 1°, van het Wetboek)
1.000 EUR
D. Le registre ne comprend pas une ou plusieurs des inscriptions prévues à l'article 93duodecies/3, du Code ou comprend de telles inscriptions de manière incomplète ou inexacte
Par inscription :
D. Het register bevat één of meerdere in artikel 93duodecies/3, van het Wetboek bedoelde vermeldingen niet of bevat onvolledige of onjuiste vermeldingen
Per inschrijving:
- 1ère infraction : 100 EUR avec un maximum de 1.000 EUR
- 1ste overtreding: 100 EUR met een maximum van 1.000 EUR
- 2ème infraction : 200 EUR avec un maximum de 2.000 EUR
- 2de overtreding: 200 EUR met een maximum van 2.000 EUR
-Infractions suivantes: 500 EUR avec un maximum de 5.000 EUR
- volgende overtredingen: 500 EUR met een maximum van 5.000 EUR
2. Terbeschikkingstelling aan de administratie van de in artikel 93duodecies/1, § 4, 2°, van het Wetboek bedoelde gegevens
A.Non-communication
2.000 EUR par mise à disposition manquante
A. Niet meedelen
2.000 EUR per ontbrekende terbeschikkingstelling
B. Communication tardive
300 EUR par mise à disposition et par mois de retard (1) avec un maximum de 3.000 EUR
B. Laattijdig meedelen
300 EUR per terbeschikkingstellingen per maand van vertraging met een maximum van 3.000 EUR
C. Communication incomplète ou inexacte
Par mise à disposition :
C. Onvolledig of onjuist mededelen
Per terbeschikkingstellin :
- irrégularités purement accidentelles : 80 EUR
- louter toevallige onregelmatigheden: 80 EUR
- autres irrégularités : 500 EUR
- overige onregelmatigheden: 500 EUR
(1) Ieder begonnen tijdvak van een maand wordt voor een gehele maand gerekend.". HOOFDSTUK 4. - Bijzondere regeling van de forfaitaire grondslagen van aanslag voor caféhouders en kleine caféhouders
Art. 8.In artikel 8 van het koninklijk besluit nr. 2bis van 15 mei 2022 tot vaststelling van de forfaitaire grondslagen van aanslag inzake de belasting over de toegevoegde waarde voor caféhouders en kleine caféhouders, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid, 1°, wordt het cijfer "2,55" vervangen door het cijfer "2,64" ;2° in het eerste lid, 2°, wordt het cijfer "3,2" vervangen door het cijfer "3,28" ; 3° in het derde lid worden de woorden "4 pct." vervangen door de woorden "7,5 pct.".
Art. 9.In artikel 14, § 1, derde lid, van hetzelfde besluit, worden de woorden "4 pct." vervangen door de woorden "7,5 pct.".
Art. 10.In punt 14 van bijlage 3 bij hetzelfde besluit, worden de woorden "4 %" vervangen door de woorden "7,5 %".
Art. 11.In bijlage 4 bij hetzelfde besluit, worden de cijfers "2,55" en "3,2" respectievelijk vervangen door de cijfers "2,64" en "3,28". HOOFDSTUK 5. - Recht op aftrek van de belasting volgens het algemeen verhoudingsgetal of volgens het werkelijk gebruik van de goederen en diensten of een deel ervan
Art. 12.Artikel 14 van het koninklijk besluit nr. 3 van 10 december 1969 met betrekking tot de aftrekregeling voor de toepassing van de belasting over de toegevoegde waarde, opgeheven bij het koninklijk besluit van 31 maart 1978, wordt hersteld als volgt: "
Art. 14.§ 1. Overeenkomstig artikel 46, § 1, eerste lid, van het Wetboek stelt elke belastingplichtige die zijn recht op aftrek uitoefent overeenkomstig het in deze afdeling bedoelde algemeen verhoudingsgetal, de administratie belast met de belasting over de toegevoegde waarde daarvan vooraf in kennis.
De belastingplichtige doet de in het eerste lid bedoelde kennisgeving door middel van de aangifte bedoeld in artikel 1 of 2 of 7bis van het koninklijk besluit nr. 10 van 29 december 1992, met betrekking tot de uitoefeningsmodaliteiten van de keuzen, bedoeld in de artikelen 15, § 2, vierde lid, 21bis, § 2, 9°, vierde lid, 25ter, § 1, tweede lid, 2°, tweede lid en 44, § 3, 2°, d), van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, de aangiften van aanvang, wijziging, stopzetting van activiteit en de voorafgaande kennisgevingen inzake de belasting over de toegevoegde waarde, ten laatste voor het einde van het eerste aangiftetijdvak waarin de aanvang van zijn activiteit plaatsvindt.
In afwijking van het tweede lid, doet een belastingplichtige: 1° die zijn activiteit zodanig wijzigt dat hij zowel handelingen verricht die recht geven op aftrek op grond van artikel 45 van het Wetboek als andere handelingen, de in het eerste lid bedoelde kennisgeving op dezelfde wijze vóór het einde van het eerste aangiftetijdvak waarin de wijziging van zijn activiteit plaatsvindt;2° die op 31 december 2023 de aftrek verricht overeenkomstig het in deze afdeling bedoelde algemeen verhoudingsgetal, de in het eerste lid bedoelde kennisgeving op dezelfde wijze vóór 1 juli 2024 volgens de procedure bedoeld in het tweede lid. De in het eerste lid bedoelde kennisgeving heeft uitwerking voor een onbepaalde duur vanaf de eerste dag van de aanvang of wijziging van zijn activiteit. § 2. De in artikel 46, § 2, van het Wetboek bedoelde belastingplichtige die zijn recht op aftrek wenst uit te oefenen overeenkomstig het in deze afdeling bedoelde algemeen verhoudingsgetal, brengt de administratie die belast is met de belasting over de toegevoegde waarde op de hoogte door middel van een voorafgaande kennisgeving overeenkomstig de in paragraaf 1, tweede lid, bedoelde modaliteiten.
Onverminderd artikel 18bis, § 1, vierde lid, heeft de in het eerste lid bedoelde kennisgeving uitwerking vanaf 1 januari van het jaar volgend op die kennisgeving. § 3. De in de paragraaf 1 bedoelde belastingplichtige die de aftrek volgens het algemeen verhoudingsgetal wenst te beëindigen, stelt de administratie belast met de belasting over de toegevoegde waarde daarvan in kennis door middel van de in artikel 18bis, § 1, eerste lid, bedoelde voorafgaande kennisgeving. Die beëindiging gaat in op de dag waarop die kennisgeving uitwerking heeft overeenkomstig artikel 18bis, § 1, vierde lid.
De belastingplichtige doet geen in het eerste lid bedoelde kennisgeving, wanneer: 1° uit de verklaring bedoeld in artikel 2, eerste lid of 7bis van het koninklijk besluit nr.10 van 29 december 1992 met betrekking tot de uitoefeningsmodaliteiten van de keuzen, bedoeld in de artikelen 15, § 2, vierde lid, 21bis, § 2, 9°, vierde lid, 25ter, § 1, tweede lid, 2°, tweede lid en 44, § 3, 2°, d), van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, de aangiften van aanvang, wijziging, stopzetting van activiteit en de voorafgaande kennisgevingen inzake de belasting over de toegevoegde waarde, blijkt dat de belastingplichtige in het kader van zijn economische activiteit uitsluitend handelingen verricht die hetzij recht geven op aftrek op grond van artikel 45 van het Wetboek hetzij geen recht op aftrek geven; 2° uit de verklaring bedoeld in artikel 3 of 7bis van het in 1° vermelde koninklijk besluit blijkt dat de belastingplichtige alle economische activiteiten die hem de hoedanigheid van belastingplichtige verlenen, heeft beëindigd.".
Art. 13.Artikel 15 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 5 september 2001Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging sluiten1, wordt vervangen als volgt: "
Art. 15.De belastingplichtige deelt jaarlijks het in artikel 46, § 1, tweede lid, van het Wetboek bedoelde voorlopig algemeen verhoudingsgetal mee bij de indiening van de in artikel 53, § 1, eerste lid, 2°, van het Wetboek bedoelde aangifte met betrekking tot het eerste kwartaal of één van de eerste drie maanden van het lopende kalenderjaar.
In afwijking van het eerste lid, deelt de belastingplichtige, in het in artikel 14, paragraaf 1, eerste lid of derde lid, 1°, bedoelde geval, het in artikel 46, § 1, tweede lid, van het Wetboek bedoelde voorlopig algemeen verhoudingsgetal mee bij de indiening van de in artikel 53, § 1, eerste lid, 2°, van het Wetboek bedoelde aangifte met betrekking tot het kwartaal waarin de aanvang of de wijziging van zijn activiteit plaatsvindt of, indien hij deze aangifte maandelijks indient, met betrekking tot één van de eerste twee maanden na de aanvang of de wijziging van zijn activiteit.
De belastingplichtige deelt jaarlijks het in artikel 46, § 1, derde lid, van het Wetboek bedoelde definitieve algemeen verhoudingsgetal mee bij de indiening van de in artikel 53, § 1, eerste lid, 2°, van het Wetboek bedoelde aangifte met betrekking tot het eerste kwartaal of één van de eerste drie maanden van het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarop dit definitief algemeen verhoudingsgetal betrekking heeft.
De in artikel 46, § 1, tweede en derde leden, van het Wetboek bedoelde algemene verhoudingsgetallen worden verantwoord in een berekeningsblad waarin alle elementen bedoeld in de artikelen 12 en 13, in aanmerking genomen voor het bepalen van dat getal, zijn opgenomen.".
Art. 14.In artikel 18bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 26 oktober 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/10/2018 pub. 25/10/2018 numac 2018014320 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde wat de optionele belastingheffing inzake verhuur van uit hun aard onroerende goederen betreft en tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 20, van 20 juli 1970, tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven wat het verlaagde btw-tarief inzake de belaste verhuur van uit hun aard onroerende goederen betreft type wet prom. 14/10/2018 pub. 26/10/2018 numac 2018205384 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Bijzondere wet tot wijziging van de bijzondere wetgeving inzake mandatenlijst en vermogensaangifte wat de transparantie over de vergoedingen, de uitbreiding naar overheidsbestuurders, de elektronische indiening en de controle betreft sluiten3, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, derde lid, worden de woorden "vóór het einde van het eerste aangiftetijdvak dat volgt op de aanvang of de wijziging van zijn activiteit" vervangen door de woorden "vóór het einde van het aangiftetijdvak waarin de aanvang of de wijziging van zijn activiteit plaatsvindt";2° in paragraaf 1, vierde lid, worden de woorden "vanaf de eerste dag van de aangifteperiode volgend op de aanvang of wijziging van zijn activiteit" vervangen door de woorden "vanaf de eerste dag van de aanvang of wijziging van zijn activiteit";3° in paragraaf 2, inleidende zin, wordt het woord "jaarlijks" ingevoegd tussen het woord "bovendien" en de woorden "de volgende gegevens"; 4° in paragraaf 2 wordt de bepaling onder 1° vervangen als volgt: "1° naargelang het geval, het in artikel 15, § 2, eerste lid, bedoelde definitieve algemeen verhoudingsgetal van het voorafgaande kalenderjaar;"; 5° paragraaf 2 wordt aangevuld met een lid, luidende: "In afwijking van het eerste lid, deelt de belastingplichtige deze gegevens mee, in het in paragraaf 1, derde lid bedoelde geval, bij de indiening van de aangifte bedoeld in artikel 53, § 1, eerste lid, 2°, van het Wetboek met betrekking tot het kwartaal waarin de aanvang of de wijziging van zijn activiteit plaatsvindt of, indien hij deze aangifte maandelijks indient, met betrekking tot een van de eerste twee maanden na de aanvang of de wijziging van zijn activiteit."; 6° in paragraaf 4 wordt het eerste lid vervangen als volgt: "De in paragraaf 1 bedoelde belastingplichtige die de aftrek volgens het werkelijk gebruik van de goederen en diensten of een deel ervan wenst te beëindigen, stelt de administratie belast met de belasting over de toegevoegde waarde daarvan in kennis door de in artikel 14, § 2, bedoelde voorafgaande kennisgeving te versturen.Onverminderd paragraaf 1, vierde lid, gaat de beëindiging in op 1 januari van het jaar dat volgt op deze kennisgeving."; 7° artikel 18bis wordt aangevuld met een paragraaf 8, luidende: " § 8.Belastingplichtigen die ook werkzaamheden of handelingen verrichten die niet als in artikel 2 van het Wetboek bedoelde handelingen worden aangemerkt, delen de in paragraaf 2 bedoelde inlichtingen eveneens jaarlijks op dezelfde wijze mee.". HOOFDSTUK 6. - Vervreemdingen van gebouwen, gedeelten van gebouwen en het bijhorende terrein en de vestigingen, overdrachten en wederoverdrachten van een zakelijk recht met toepassing van de belasting
Art. 15.Artikel 1 van het koninklijk besluit nr. 14 van 3 juni 1970 met betrekking tot de vervreemdingen van gebouwen, gedeelten van gebouwen en het bijhorende terrein en de vestigingen, overdrachten en wederoverdrachten van een zakelijk recht in de zin van artikel 9, tweede lid, 2°, van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde op zulke goederen, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 30 april 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging sluiten8, wordt vervangen als volgt: "
Art. 1.Eenieder die een in artikel 8 of artikel 44, § 3, 1°, a), derde streepje, of b), derde streepje, van het Wetboek bedoelde handeling verricht onder de daarin bepaalde voorwaarden, en die geen belastingplichtige is die dergelijke handelingen geregeld verricht in het kader van zijn economische activiteit, heeft voor die handeling de hoedanigheid van belastingplichtige, op voorwaarde dat hij zijn medecontractant op de hoogte brengt van zijn bedoeling om de handeling met toepassing van de belasting te verrichten, door middel van een vermelding in de eerste akte die tussen hen de titel vormt van de vervreemding van een gebouw of een gedeelte van een gebouw en het bijhorende terrein, van de vestiging, de overdracht of de wederoverdracht van een zakelijk recht in de zin van artikel 9, tweede lid, 2°, van het Wetboek, op zulke goederen.".
Art. 16.Artikel 2 van hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 december 2010Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging sluiten5, wordt vervangen als volgt: "
Art. 2.Om de betaling van de door hem verschuldigde belasting te waarborgen, dient de in artikel 1 bedoelde persoon voor elke in artikel 1 bedoelde handeling bij de bevoegde dienst van de administratie belast met de belasting over de toegevoegde waarde waaronder hij ressorteert, een aangifte in drievoud in, waarvan één exemplaar hem wordt teruggegeven na van een ontvangstbewijs te zijn voorzien.
De in het eerste lid bedoelde aangifte wordt ingediend binnen een maand volgend op het tijdstip waarop de belasting over de gehele maatstaf van heffing van de betrokken handeling opeisbaar is geworden.
De verschuldigde belasting wordt betaald binnen de termijn die is vastgesteld voor de indiening van de in het tweede lid bedoelde aangifte.".
Art. 17.Artikel 3 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt: "
Art. 3.Voor de toepassing van artikel 2, eerste lid, valt de in artikel 1 bedoelde persoon onder de bevoegde dienst van de administratie belast met de belasting over de toegevoegde waarde in het ambtsgebied waarvan hij zijn woonplaats of zijn maatschappelijke zetel heeft.". HOOFDSTUK 7. - Bijzondere regeling voor landbouwondernemers
Art. 18.Artikel 1 van het koninklijk besluit nr. 22 van 15 september 1970 met betrekking tot de bijzondere regeling voor landbouwondernemers inzake belasting over de toegevoegde waarde, wordt opgeheven.
Art. 19.Artikel 2 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art. 20.In artikel 3, tweede lid, van hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 14 april 1993Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging sluiten9, worden de woorden "artikel 2, § 1, 1° en 2° " vervangen door de woorden "artikel 57, § 1, derde lid, 1° en 2°, van het Wetboek".
Art. 21.Artikel 6, eerste lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 14 april 1993Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging sluiten9 en laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 27 december 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/10/2018 pub. 25/10/2018 numac 2018014320 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde wat de optionele belastingheffing inzake verhuur van uit hun aard onroerende goederen betreft en tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 20, van 20 juli 1970, tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven wat het verlaagde btw-tarief inzake de belaste verhuur van uit hun aard onroerende goederen betreft type wet prom. 14/10/2018 pub. 26/10/2018 numac 2018205384 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Bijzondere wet tot wijziging van de bijzondere wetgeving inzake mandatenlijst en vermogensaangifte wat de transparantie over de vergoedingen, de uitbreiding naar overheidsbestuurders, de elektronische indiening en de controle betreft sluiten1, wordt vervangen als volgt: "De landbouwondernemer wiens werkzaamheid slechts gedeeltelijk onderworpen is aan de bijzondere regeling van artikel 57, § 1, van het Wetboek, en die, krachtens artikel 57, § 1ter, van het Wetboek, ten aanzien van het andere gedeelte van die werkzaamheid onderworpen is aan de normale regeling van de belasting of aan de bijzondere regeling van artikel 56 van het Wetboek, wordt geacht zijn werkzaamheid uit te oefenen in twee onderscheiden sectoren overeenstemmend met ieder van die twee gedeelten. Alleen de handelingen verricht in de tweede sector onder de normale regeling van de belasting of onder de forfaitaire regeling van artikel 56 van het Wetboek, geven recht op aftrek in de zin van de artikelen 45 tot 49 van het Wetboek.".
Art. 22.In artikel 9, eerste lid, van hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 26 oktober 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/10/2018 pub. 25/10/2018 numac 2018014320 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde wat de optionele belastingheffing inzake verhuur van uit hun aard onroerende goederen betreft en tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 20, van 20 juli 1970, tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven wat het verlaagde btw-tarief inzake de belaste verhuur van uit hun aard onroerende goederen betreft type wet prom. 14/10/2018 pub. 26/10/2018 numac 2018205384 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Bijzondere wet tot wijziging van de bijzondere wetgeving inzake mandatenlijst en vermogensaangifte wat de transparantie over de vergoedingen, de uitbreiding naar overheidsbestuurders, de elektronische indiening en de controle betreft sluiten3, worden de woorden "artikel 2, § 1" vervangen door de woorden "artikel 57, § 1, derde lid, van het Wetboek".
Art. 23.In artikel 10, § 1, tweede lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 14 april 1993Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging sluiten9, worden de woorden "artikel 2, § 2" vervangen door de woorden "artikel 57, § 1ter, van het Wetboek". HOOFDSTUK 8. - Technische wijzigingen in de nationale regelgeving
Art. 24.In artikel 18, § 3, van het koninklijk besluit nr. 1 van 29 december 1992 met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 23 augustus 2004Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging sluiten2 en laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 26 oktober 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/10/2018 pub. 25/10/2018 numac 2018014320 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde wat de optionele belastingheffing inzake verhuur van uit hun aard onroerende goederen betreft en tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 20, van 20 juli 1970, tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven wat het verlaagde btw-tarief inzake de belaste verhuur van uit hun aard onroerende goederen betreft type wet prom. 14/10/2018 pub. 26/10/2018 numac 2018205384 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Bijzondere wet tot wijziging van de bijzondere wetgeving inzake mandatenlijst en vermogensaangifte wat de transparantie over de vergoedingen, de uitbreiding naar overheidsbestuurders, de elektronische indiening en de controle betreft sluiten3, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid worden de woorden "artikelen 15, § 2, derde lid" vervangen door de woorden "artikelen 15, § 2, vierde lid";2° in het tweede lid worden de woorden "artikelen 15, § 2, derde lid" vervangen door de woorden "artikelen 15, § 2, vierde lid".
Art. 25.In artikel 3 van het koninklijk besluit nr. 2 van 19 december 2018 met betrekking tot de forfaitaire regeling inzake belasting over de toegevoegde waarde, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 26 oktober 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/10/2018 pub. 25/10/2018 numac 2018014320 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde wat de optionele belastingheffing inzake verhuur van uit hun aard onroerende goederen betreft en tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 20, van 20 juli 1970, tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven wat het verlaagde btw-tarief inzake de belaste verhuur van uit hun aard onroerende goederen betreft type wet prom. 14/10/2018 pub. 26/10/2018 numac 2018205384 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Bijzondere wet tot wijziging van de bijzondere wetgeving inzake mandatenlijst en vermogensaangifte wat de transparantie over de vergoedingen, de uitbreiding naar overheidsbestuurders, de elektronische indiening en de controle betreft sluiten3, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1 worden de woorden "artikelen 15, § 2, derde lid" vervangen door de woorden "artikelen 15, § 2, vierde lid";2° in paragraaf 2 worden de woorden "artikelen 15, § 2, derde lid" vervangen door de woorden "artikelen 15, § 2, vierde lid".
Art. 26.In artikel 4, § 1, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 26 oktober 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/10/2018 pub. 25/10/2018 numac 2018014320 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde wat de optionele belastingheffing inzake verhuur van uit hun aard onroerende goederen betreft en tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 20, van 20 juli 1970, tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven wat het verlaagde btw-tarief inzake de belaste verhuur van uit hun aard onroerende goederen betreft type wet prom. 14/10/2018 pub. 26/10/2018 numac 2018205384 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Bijzondere wet tot wijziging van de bijzondere wetgeving inzake mandatenlijst en vermogensaangifte wat de transparantie over de vergoedingen, de uitbreiding naar overheidsbestuurders, de elektronische indiening en de controle betreft sluiten3, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid worden de woorden "artikelen 15, § 2, derde lid" vervangen door de woorden "artikelen 15, § 2, vierde lid";2° in het tweede lid worden de woorden "artikelen 15, § 2, derde lid" vervangen door de woorden "artikelen 15, § 2, vierde lid".
Art. 27.In artikel 11, § 5, tweede lid, van het koninklijk besluit nr. 3 van 10 december 1969 met betrekking tot de aftrekregeling voor de toepassing van de belasting over de toegevoegde waarde, vervangen bij het koninklijk besluit van 31 maart 1978 en laatstelijk gewijzigd bij het koninklijke besluit van 21 april 2007, worden de woorden "zeven jaren" vervangen door de woorden "tien jaar".
Art. 28.In artikel 18bis, § 1, tweede lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 26 oktober 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/10/2018 pub. 25/10/2018 numac 2018014320 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde wat de optionele belastingheffing inzake verhuur van uit hun aard onroerende goederen betreft en tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 20, van 20 juli 1970, tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven wat het verlaagde btw-tarief inzake de belaste verhuur van uit hun aard onroerende goederen betreft type wet prom. 14/10/2018 pub. 26/10/2018 numac 2018205384 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Bijzondere wet tot wijziging van de bijzondere wetgeving inzake mandatenlijst en vermogensaangifte wat de transparantie over de vergoedingen, de uitbreiding naar overheidsbestuurders, de elektronische indiening en de controle betreft sluiten3, worden de woorden "artikelen 15, § 2, derde lid" vervangen door de woorden "artikelen 15, § 2, vierde lid".
Art. 29.In de Franse tekst van artikel 2 van het koninklijk besluit nr. 19, van 29 juni 2014, met betrekking tot de vrijstellingsregeling van belasting over de toegevoegde waarde in het voordeel van kleine ondernemingen, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 26 oktober 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/10/2018 pub. 25/10/2018 numac 2018014320 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde wat de optionele belastingheffing inzake verhuur van uit hun aard onroerende goederen betreft en tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 20, van 20 juli 1970, tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven wat het verlaagde btw-tarief inzake de belaste verhuur van uit hun aard onroerende goederen betreft type wet prom. 14/10/2018 pub. 26/10/2018 numac 2018205384 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Bijzondere wet tot wijziging van de bijzondere wetgeving inzake mandatenlijst en vermogensaangifte wat de transparantie over de vergoedingen, de uitbreiding naar overheidsbestuurders, de elektronische indiening en de controle betreft sluiten3, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 2 worden de woorden "articles 15, § 2, alinéa 3" vervangen door de woorden " articles 15, § 2, alinéa 4";2° in paragraaf 3 worden de woorden "articles 15, § 2, alinéa 3" vervangen door de woorden "articles 15, § 2, alinéa 4".
Art. 30.In de Franse tekst van artikel 6 van hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 26 oktober 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/10/2018 pub. 25/10/2018 numac 2018014320 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde wat de optionele belastingheffing inzake verhuur van uit hun aard onroerende goederen betreft en tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 20, van 20 juli 1970, tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven wat het verlaagde btw-tarief inzake de belaste verhuur van uit hun aard onroerende goederen betreft type wet prom. 14/10/2018 pub. 26/10/2018 numac 2018205384 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Bijzondere wet tot wijziging van de bijzondere wetgeving inzake mandatenlijst en vermogensaangifte wat de transparantie over de vergoedingen, de uitbreiding naar overheidsbestuurders, de elektronische indiening en de controle betreft sluiten3, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, tweede lid, worden de woorden "articles 15, § 2, alinéa 3" vervangen door de woorden "articles 15, § 2, alinéa 4";2° in paragraaf 2, eerste lid, worden de woorden "articles 15, § 2, alinéa 3" vervangen door de woorden "articles 15, § 2, alinéa 4";3° in paragraaf 2, tweede lid, worden de woorden "articles 15, § 2, alinéa 3" vervangen door de woorden "articles 15, § 2, alinéa 4".
Art. 31.In de Franse tekst van artikel 8 van het koninklijk besluit nr. 22 van 15 september 1970 met betrekking tot de bijzondere regeling voor landbouwondernemers inzake belasting over de toegevoegde waarde, vervangen bij het koninklijk besluit van 27 december 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/10/2018 pub. 25/10/2018 numac 2018014320 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde wat de optionele belastingheffing inzake verhuur van uit hun aard onroerende goederen betreft en tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 20, van 20 juli 1970, tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven wat het verlaagde btw-tarief inzake de belaste verhuur van uit hun aard onroerende goederen betreft type wet prom. 14/10/2018 pub. 26/10/2018 numac 2018205384 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Bijzondere wet tot wijziging van de bijzondere wetgeving inzake mandatenlijst en vermogensaangifte wat de transparantie over de vergoedingen, de uitbreiding naar overheidsbestuurders, de elektronische indiening en de controle betreft sluiten1 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 26 oktober 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/10/2018 pub. 25/10/2018 numac 2018014320 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde wat de optionele belastingheffing inzake verhuur van uit hun aard onroerende goederen betreft en tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 20, van 20 juli 1970, tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven wat het verlaagde btw-tarief inzake de belaste verhuur van uit hun aard onroerende goederen betreft type wet prom. 14/10/2018 pub. 26/10/2018 numac 2018205384 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Bijzondere wet tot wijziging van de bijzondere wetgeving inzake mandatenlijst en vermogensaangifte wat de transparantie over de vergoedingen, de uitbreiding naar overheidsbestuurders, de elektronische indiening en de controle betreft sluiten3, worden de woorden "articles 15, § 2, alinéa 3" vervangen door de woorden "articles 15, § 2, alinéa 4".
Art. 32.In de Franse tekst van artikel 9 van hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 26 oktober 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/10/2018 pub. 25/10/2018 numac 2018014320 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde wat de optionele belastingheffing inzake verhuur van uit hun aard onroerende goederen betreft en tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 20, van 20 juli 1970, tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven wat het verlaagde btw-tarief inzake de belaste verhuur van uit hun aard onroerende goederen betreft type wet prom. 14/10/2018 pub. 26/10/2018 numac 2018205384 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Bijzondere wet tot wijziging van de bijzondere wetgeving inzake mandatenlijst en vermogensaangifte wat de transparantie over de vergoedingen, de uitbreiding naar overheidsbestuurders, de elektronische indiening en de controle betreft sluiten3, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid, worden de woorden "articles 15, § 2, alinéa 3" vervangen door de woorden "articles 15, § 2, alinéa 4";2° in het tweede lid, worden de woorden "articles 15, § 2, alinéa 3" vervangen door de woorden "articles 15, § 2, alinéa 4".
Art. 33.In de Franse tekst van artikel 6 van het koninklijk besluit nr. 31 van 2 april 2002 met betrekking tot de toepassingsmodaliteiten van de belasting over de toegevoegde waarde ten aanzien van de handelingen verricht door niet in België gevestigde belastingplichtigen, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 9 december 2009Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging sluiten4 en vervangen bij het koninklijk besluit van 10 april 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/10/2018 pub. 25/10/2018 numac 2018014320 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde wat de optionele belastingheffing inzake verhuur van uit hun aard onroerende goederen betreft en tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 20, van 20 juli 1970, tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven wat het verlaagde btw-tarief inzake de belaste verhuur van uit hun aard onroerende goederen betreft type wet prom. 14/10/2018 pub. 26/10/2018 numac 2018205384 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Bijzondere wet tot wijziging van de bijzondere wetgeving inzake mandatenlijst en vermogensaangifte wat de transparantie over de vergoedingen, de uitbreiding naar overheidsbestuurders, de elektronische indiening en de controle betreft sluiten2, worden de woorden "qui n'est pas identifié à la taxe sur la valeur ajoutée en Belgique," opgeheven.
Art. 34.In afdeling 1 van tabel G van de bijlage bij het koninklijk besluit nr. 41 van 30 januari 1987 tot vaststelling van het bedrag van de proportionele fiscale geldboeten op het stuk van de belasting over de toegevoegde waarde, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 20 juni 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/10/2018 pub. 25/10/2018 numac 2018014320 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde wat de optionele belastingheffing inzake verhuur van uit hun aard onroerende goederen betreft en tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 20, van 20 juli 1970, tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven wat het verlaagde btw-tarief inzake de belaste verhuur van uit hun aard onroerende goederen betreft type wet prom. 14/10/2018 pub. 26/10/2018 numac 2018205384 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Bijzondere wet tot wijziging van de bijzondere wetgeving inzake mandatenlijst en vermogensaangifte wat de transparantie over de vergoedingen, de uitbreiding naar overheidsbestuurders, de elektronische indiening en de controle betreft sluiten0, wordt de bepaling onder Ibis vervangen als volgt:
"Ibis. Défaut de paiement, en tout ou en partie, ou paiement tardif des taxes dues dont l'exigibilité résulte du dépôt de la déclaration visée aux articles 58ter, § 6, 58quater, § 6 et 58quinquies, § 6, du Code et qui restent dues au dixième jour du deuxième mois qui suit la période de déclaration pour laquelle la déclaration a été déposée.
10 p.c. de la taxe due".
"Ibis. Gehele of gedeeltelijke niet-betaling of niet-tijdige betaling van de verschuldigde belasting waarvan de opeisbaarheid blijkt uit de ingediende aangifte bedoeld in de artikelen 58ter, § 6, 58quater, § 6 en 58quinquies, § 6, van het Wetboek die nog verschuldigd blijft de tiende dag van de tweede maand die volgt op het aangiftetijdvak waarvoor de aangifte werd ingediend.
10 pct. van de verschuldigde belasting".
HOOFDSTUK 9. - Nieuwe btw-ketting
Art. 35.De wet van 12 maart 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/03/2023 pub. 23/03/2023 numac 2023041020 bron federale overheidsdienst financien Wet tot modernisering van de btw-ketting en van de inning van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen binnen de FOD Financiën sluiten tot modernisering van de btw-ketting en van de inning van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen binnen de FOD Financiën treedt in werking op 1 januari 2025. HOOFDSTUK 1 0. - Slotbepalingen
Art. 36.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2024.
In afwijking van het eerste lid, heeft hoofdstuk 4 uitwerking met ingang van 1 januari 2023.
Art. 37.De minister bevoegd voor Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 17 december 2023.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Financiën, V. VAN PETEGHEM _______ Nota's (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad: Wet van 3 juli 1969Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1969 pub. 02/05/2013 numac 2013000278 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde type wet prom. 03/07/1969 pub. 11/04/2016 numac 2016000216 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten, Belgisch Staatsblad van 17 juli 1969; Wet van 27 december 1977, Belgisch Staatsblad van 30 december 1977;
Wet van 4 augustus 1986, Belgisch Staatsblad van 20 augustus 1986;
Wet van 28 december 1992, Belgisch Staatsblad van 31 december 1992, ed. 1;
Wet van 15 december 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging sluiten, Belgisch Staatsblad van 31 december 2013, ed. 1;
Wet van 30 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2018 pub. 05/09/2018 numac 2018040581 bron federale overheidsdienst justitie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken en ministerie van landsverdediging 30 JULI 2018 - Wet betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens sluiten, Belgisch Staatsblad van 10 augustus 2018;
Wet van 14 oktober 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/10/2018 pub. 25/10/2018 numac 2018014320 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde wat de optionele belastingheffing inzake verhuur van uit hun aard onroerende goederen betreft en tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 20, van 20 juli 1970, tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven wat het verlaagde btw-tarief inzake de belaste verhuur van uit hun aard onroerende goederen betreft type wet prom. 14/10/2018 pub. 26/10/2018 numac 2018205384 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Bijzondere wet tot wijziging van de bijzondere wetgeving inzake mandatenlijst en vermogensaangifte wat de transparantie over de vergoedingen, de uitbreiding naar overheidsbestuurders, de elektronische indiening en de controle betreft sluiten, Belgisch Staatsblad van 25 oktober 2018;
Wet van 21 januari 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/01/2022 pub. 28/01/2022 numac 2022040046 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse fiscale bepalingen sluiten, Belgisch Staatsblad van 28 januari 2022, ed. 1;
Wet van 12 maart 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/03/2023 pub. 23/03/2023 numac 2023041020 bron federale overheidsdienst financien Wet tot modernisering van de btw-ketting en van de inning van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen binnen de FOD Financiën sluiten, Belgisch Staatsblad van 23 maart 2023;
Wet van 7 april 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/04/2023 pub. 18/04/2023 numac 2023041376 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde betreffende de invoering van bepaalde informatieverplichtingen voor betalingsdienstaanbieders type wet prom. 07/04/2023 pub. 02/05/2023 numac 2023041947 bron federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen Wet tot wijziging van hoofdstuk III van het koninklijk besluit van 22 februari 2001 houdende organisatie van de controles die worden verricht door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen en tot wijziging van diverse wettelijke bepalingen sluiten, Belgisch Staatsblad van 18 april 2023;
Wet van 23 november 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 23/11/2023 pub. 01/12/2023 numac 2023047474 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse bepalingen inzake belasting over de toegevoegde waarde en houdende bijzondere invorderingsregels van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 type wet prom. 23/11/2023 pub. 01/12/2023 numac 2023047484 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende het Garantiefonds voor financiële diensten sluiten, Belgisch Staatsblad van 1 december 2023;
Koninklijk besluit nr. 1 van 29 december 1992 met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde, Belgisch Staatsblad van 31 december 1992, ed. 4;
Koninklijk besluit nr. 2 van 19 december 2018 met betrekking tot de forfaitaire regeling inzake belasting over de toegevoegde waarde, Belgisch Staatsblad van 31 december 2018, ed. 1;
Koninklijk besluit nr. 2bis van 15 mei 2022 tot vaststelling van de forfaitaire grondslagen van aanslag inzake de belasting over de toegevoegde waarde voor caféhouders en kleine caféhouders, Belgisch Staatsblad van 25 mei 2022;
Koninklijk besluit nr. 3 van 10 december 1969 met betrekking tot de aftrekregeling voor de toepassing van de belasting over de toegevoegde waarde, Belgisch Staatsblad van 12 december 1969;
Koninklijk besluit nr. 10 van 29 december 1992 met betrekking tot de uitoefeningsmodaliteiten van de keuzen, bedoeld in de artikelen 15, § 2, vierde lid, 21bis, § 2, 9°, vierde lid, 25ter, § 1, tweede lid, 2°, tweede lid en 44, § 3, 2°, d), van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, de aangiften van aanvang, wijziging, stopzetting van activiteit en de voorafgaande kennisgevingen inzake de belasting over de toegevoegde waarde, Belgisch Staatsblad van 31 december 1992, ed. 4;
Koninklijk besluit nr. 14 van 3 juni 1970 met betrekking tot de vervreemdingen van gebouwen, gedeelten van gebouwen en het bijhorende terrein en de vestigingen, overdrachten en wederoverdrachten van een zakelijk recht in de zin van artikel 9, tweede lid, 2°, van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde op zulke goederen, Belgisch Staatsblad van 5 juni 1970;
Koninklijk besluit nr. 19 van 29 juni 2014 met betrekking tot de vrijstellingsregeling van belasting over de toegevoegde waarde in het voordeel van kleine ondernemingen, Belgisch Staatsblad van 9 juli 2014;
Koninklijk besluit nr. 22 van 15 september 1970 met betrekking tot de bijzondere regeling voor landbouwondernemers inzake belasting over de toegevoegde waarde, Belgisch Staatsblad van 19 september 1970;
Koninklijk besluit nr. 31 van 2 april 2002 met betrekking tot de toepassingsmodaliteiten van de belasting over de toegevoegde waarde ten aanzien van de handelingen verricht door niet in België gevestigde belastingplichtigen, Belgisch Staatsblad van 11 april 2002, ed. 1;
Koninklijk besluit nr. 41 van 30 januari 1987 tot vaststelling van het bedrag van de proportionele fiscale geldboeten op het stuk van de belasting over de toegevoegde waarde, Belgisch Staatsblad van 7 februari 1987;
Koninklijk besluit nr. 44 van 9 juli 2012 tot vaststelling van het bedrag van de niet-proportionele fiscale geldboeten op het stuk van de belasting over de toegevoegde waarde, Belgisch Staatsblad van 17 juli 2012;
Koninklijk besluit van 31 maart 1978, Belgisch Staatsblad van 11 april 1978;
Koninklijk besluit van 14 april 1993Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging sluiten9, Belgisch Staatsblad van 30 april 1993;
Koninklijk besluit van 30 december 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging sluiten0, Belgisch Staatsblad van 31 december 1992, éd. 3 ;
Koninklijk besluit van 5 september 2001Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging sluiten1, Belgisch Staatsblad van 18 september 2001;
Koninklijk besluit van 23 augustus 2004Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging sluiten2, Belgisch Staatsblad van 31 augustus 2004, éd. 1 ;
Koninklijk besluit van 21 april 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging sluiten3, Belgisch blad van 4 mei 2007;
Koninklijk besluit van 9 december 2009Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging sluiten4, Belgisch Staatsblad van 17 december 1992, éd. 2 ;
Koninklijk besluit van 10 januari 2010Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging sluiten6, Belgisch Staatsblad van 18 januari 2010, éd. 1 ;
Koninklijk besluit van 19 december 2010Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging sluiten5, Belgisch Staatsblad van 24 december 2010;
Koninklijk besluit van 19 december 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging sluiten7, Belgisch Staatsblad van 31 december 2012, éd. 1 ;
Koninklijk besluit van 30 april 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging sluiten8, Belgisch Staatsblad van 8 mei 2013;
Koninklijk besluit van 20 juni 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/10/2018 pub. 25/10/2018 numac 2018014320 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde wat de optionele belastingheffing inzake verhuur van uit hun aard onroerende goederen betreft en tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 20, van 20 juli 1970, tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven wat het verlaagde btw-tarief inzake de belaste verhuur van uit hun aard onroerende goederen betreft type wet prom. 14/10/2018 pub. 26/10/2018 numac 2018205384 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Bijzondere wet tot wijziging van de bijzondere wetgeving inzake mandatenlijst en vermogensaangifte wat de transparantie over de vergoedingen, de uitbreiding naar overheidsbestuurders, de elektronische indiening en de controle betreft sluiten0, Belgisch Staatsblad van 23 juni 2021, éd. 1 ;
Koninklijk besluit van 27 december 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/10/2018 pub. 25/10/2018 numac 2018014320 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde wat de optionele belastingheffing inzake verhuur van uit hun aard onroerende goederen betreft en tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 20, van 20 juli 1970, tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven wat het verlaagde btw-tarief inzake de belaste verhuur van uit hun aard onroerende goederen betreft type wet prom. 14/10/2018 pub. 26/10/2018 numac 2018205384 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Bijzondere wet tot wijziging van de bijzondere wetgeving inzake mandatenlijst en vermogensaangifte wat de transparantie over de vergoedingen, de uitbreiding naar overheidsbestuurders, de elektronische indiening en de controle betreft sluiten1, Belgisch Staatsblad van 31 december 2021, éd. 2 ;
Koninklijk besluit van 10 april 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/10/2018 pub. 25/10/2018 numac 2018014320 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde wat de optionele belastingheffing inzake verhuur van uit hun aard onroerende goederen betreft en tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 20, van 20 juli 1970, tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven wat het verlaagde btw-tarief inzake de belaste verhuur van uit hun aard onroerende goederen betreft type wet prom. 14/10/2018 pub. 26/10/2018 numac 2018205384 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Bijzondere wet tot wijziging van de bijzondere wetgeving inzake mandatenlijst en vermogensaangifte wat de transparantie over de vergoedingen, de uitbreiding naar overheidsbestuurders, de elektronische indiening en de controle betreft sluiten2, Belgisch Staatsblad van 19 april 2022;
Koninklijk besluit van 26 oktober 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/10/2018 pub. 25/10/2018 numac 2018014320 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde wat de optionele belastingheffing inzake verhuur van uit hun aard onroerende goederen betreft en tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 20, van 20 juli 1970, tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven wat het verlaagde btw-tarief inzake de belaste verhuur van uit hun aard onroerende goederen betreft type wet prom. 14/10/2018 pub. 26/10/2018 numac 2018205384 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Bijzondere wet tot wijziging van de bijzondere wetgeving inzake mandatenlijst en vermogensaangifte wat de transparantie over de vergoedingen, de uitbreiding naar overheidsbestuurders, de elektronische indiening en de controle betreft sluiten3, Belgisch Staatsblad van 10 november 1992, éd. 2 ;
Koninklijk besluit van 13 december 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/10/2018 pub. 25/10/2018 numac 2018014320 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde wat de optionele belastingheffing inzake verhuur van uit hun aard onroerende goederen betreft en tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 20, van 20 juli 1970, tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven wat het verlaagde btw-tarief inzake de belaste verhuur van uit hun aard onroerende goederen betreft type wet prom. 14/10/2018 pub. 26/10/2018 numac 2018205384 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Bijzondere wet tot wijziging van de bijzondere wetgeving inzake mandatenlijst en vermogensaangifte wat de transparantie over de vergoedingen, de uitbreiding naar overheidsbestuurders, de elektronische indiening en de controle betreft sluiten4, Belgisch Staatsblad van 20 december 2022;
Gecoördineerde wetten op de Raad van State, koninklijk besluit van 12 januari 1973, Belgisch Staatsblad van 21 maart 1973.