Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 17 januari 2023

Uittreksel uit arrest nr. 72/2022 van 25 mei 2022 Rolnummer 7471 In zake : de prejudiciële vraag over artikel 3, § 1, 1°, van de wet van 21 november 1989 « betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen », Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters P. Nihoul en L. Lavrysen, en de rechters(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2022206522
pub.
17/01/2023
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 72/2022 van 25 mei 2022 Rolnummer 7471 In zake : de prejudiciële vraag over artikel 3, § 1, 1°, van de wet van 21 november 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/11/1989 pub. 23/12/2009 numac 2009000839 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten « betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen », gesteld door de Franstalige Rechtbank van eerste aanleg te Brussel.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters P. Nihoul en L. Lavrysen, en de rechters T. Giet, J. Moerman, D. Pieters, E. Bribosia en W. Verrijdt, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter P. Nihoul, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij vonnis van 9 november 2020, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 2 december 2020, heeft de Franstalige Rechtbank van eerste aanleg te Brussel de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 3, § 1, 1°, van de wet van 21 november 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/11/1989 pub. 23/12/2009 numac 2009000839 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen de artikelen 10 en 11 van de Grondwet : - in zoverre het toelaat, bij een ongeval met gedeelde aansprakelijkheid, de schade aan het verzekerde voertuig uit te sluiten van de verzekering, en bijgevolg toelaat een verzekeraar of een rechts- of natuurlijke persoon die in solidum of hoofdelijk aansprakelijk is voor de schuld te beletten om, in het kader van de bijdrage tot de schuld, het gedeelte van de bedragen die aan het slachtoffer zijn uitbetaald voor de schade aan zijn voertuig, dat overeenstemt met de aansprakelijkheid van de medeaansprakelijke persoon, die de bestuurder was van dat voertuig, terug te vorderen ten laste van de verzekeraar die de burgerrechtelijke aansprakelijkheid voor het gebruik van het voertuig dekt, - terwijl die verzekeraar of die rechts- of natuurlijke persoon, in hetzelfde geval van een gedeelde aansprakelijkheid, dat gedeelte wel kan terugvorderen wanneer de medeaansprakelijke persoon niet de bestuurder was van het beschadigde voertuig, zodat het verhaalrecht wordt uitgeoefend tegen een andere verzekeraar dan die welke de burgerrechtelijke aansprakelijkheid voor het gebruik van dat beschadigde voertuig dekt ? ». (...) III. In rechte (...) B.1.1. De prejudiciële vraag heeft betrekking op artikel 3, § 1, van de wet van 21 november 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/11/1989 pub. 23/12/2009 numac 2009000839 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten « betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen » (hierna : de wet van 21 november 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/11/1989 pub. 23/12/2009 numac 2009000839 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten), dat, vóór de wijziging ervan bij artikel 4 van de wet van 31 mei 2017 « tot wijziging van de wet van 21 november 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/11/1989 pub. 23/12/2009 numac 2009000839 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen », bepaalde : « De verzekering moet waarborgen dat benadeelden schadeloos worden gesteld in geval van burgerrechtelijke aansprakelijkheid van de eigenaar, van iedere houder en van iedere bestuurder van het verzekerde motorrijtuig, alsmede van degenen die daarin worden vervoerd, van de werkgever van bovengenoemde personen, wanneer dezen van alle aansprakelijkheid zijn ontheven krachtens artikel 18 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten en van de organisatie die bovengenoemde personen inzet als vrijwilligers, wanneer dezen van alle aansprakelijkheid zijn ontheven krachtens artikel 5 van de wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers zulks met uitzondering van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid van hen die zich door diefstal, geweldpleging of heling de macht over het motorrijtuig hebben verschaft. [...] Van de verzekering kan niettemin worden uitgesloten, de schade aan : 1° het verzekerd voertuig; [...] ».

B.1.2. Op grond van die bepaling sluit de modelovereenkomst voor de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen de schade veroorzaakt aan het verzekerde voertuig van de verzekering uit, zodat, wanneer de aansprakelijkheid van de bestuurder van het verzekerde voertuig is vastgesteld, de schade aan dat voertuig niet wordt vergoed door de aansprakelijkheidsverzekeraar van de eigenaar van dat voertuig.

B.2.1. Uit het verwijzend vonnis blijkt dat bij het ongeval dat ten grondslag ligt aan het geschil, een motorrijtuig en een tram betrokken waren en dat het motorrijtuig niet door de eigenaar ervan werd bestuurd op het ogenblik van het ongeval. De Franstalige Rechtbank van eerste aanleg te Brussel oordeelde dat de twee betrokken bestuurders ieder een fout hebben begaan die het ongeval mee heeft veroorzaakt, zodat zij in gelijke mate medeaansprakelijk zijn voor het ongeval en de veroorzaakte schade.

B.2.2. Het verwijzende rechtscollege beoogt te vernemen of de in het geding zijnde bepaling bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre zij de verzekeraar van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid van de bestuurder die medeaansprakelijk is voor het ongeval toelaat zijn waarborg te weigeren voor de schade aan het verzekerde voertuig, zodat de andere medeaansprakelijke voor het ongeval, die die schade volledig heeft vergoed in het kader van de aansprakelijkheid in solidum, geen beroep kan doen op de waarborg van de voormelde verzekeraar.

B.3.1. Het Hof wordt verzocht de situatie van die medeaansprakelijke voor het ongeval te vergelijken met de situatie van een persoon die medeaansprakelijk is voor een verkeersongeval, die de schade veroorzaakt aan een derde heeft vergoed en die een beroep kan doen op de waarborg van de verzekeraar burgerrechtelijke aansprakelijkheid van het voertuig dat door de andere medeaansprakelijke voor het ongeval werd bestuurd, om de terugbetaling te verkrijgen van het gedeelte van zijn uitgaven dat overeenstemt met het aandeel van die andere medeaansprakelijke in de aansprakelijkheid. Het verwijzende rechtscollege vergelijkt aldus de situatie die voortvloeit uit een ongeval waarbij twee voertuigen betrokken zijn waarvan de bestuurders elk een fout hebben begaan en dus medeaansprakelijk zijn met de situatie die voortvloeit uit een ongeval waarbij drie voertuigen betrokken zijn, wanneer twee bestuurders medeaansprakelijk zijn voor de schade aan het derde voertuig, dat wordt bestuurd door een bestuurder die niet aansprakelijk is voor het ongeval.

B.3.2. De Maatschappij voor het Intercommunaal Vervoer te Brussel (hierna : de MIVB) is van mening dat een tweede vergelijking zou moeten worden overwogen, naargelang de bestuurder die medeaansprakelijk is voor het ongeval al dan niet de eigenaar van het beschadigde voertuig is.

Een partij voor het Hof mag de draagwijdte van een prejudiciële vraag niet wijzigen of uitbreiden. Het komt immers alleen het verwijzende rechtscollege toe te oordelen welke prejudiciële vragen het aan het Hof dient te stellen en daarbij de omvang van de saisine te bepalen.

Het onderzoek van de vraag mag dus niet worden uitgebreid tot de vergelijking van andere categorieën van rechtzoekenden dan die welke in B.3.1 zijn vermeld.

B.4.1. Het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie sluit niet uit dat een verschil in behandeling tussen categorieën van personen wordt ingesteld, voor zover dat verschil op een objectief criterium berust en het redelijk verantwoord is.

Het bestaan van een dergelijke verantwoording moet worden beoordeeld rekening houdend met het doel en de gevolgen van de betwiste maatregel en met de aard van de ter zake geldende beginselen; het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie is geschonden wanneer vaststaat dat er geen redelijk verband van evenredigheid bestaat tussen de aangewende middelen en het beoogde doel.

B.4.2. De nv « Corona » en de Ministerraad zijn van mening dat de situaties die in de prejudiciële vraag worden vergeleken, niet voldoende vergelijkbaar zijn.

B.4.3. Verschil en niet-vergelijkbaarheid mogen niet met elkaar worden verward. Bestuurders die medeaansprakelijk zijn voor een ongeval en die, in het kader van de aansprakelijkheid voor de schuld, de schade van een slachtoffer volledig hebben vergoed, hebben evenveel belang om een beroep te kunnen doen op de verzekeraar burgerrechtelijke aansprakelijkheid van het voertuig bestuurd door de andere medeaansprakelijke. De in de prejudiciële vraag vermelde categorieën van personen zijn vergelijkbaar in die zin dat zij beide medeaansprakelijk zijn voor een ongeval en zij het slachtoffer volledig voor zijn schade hebben vergoed in het kader van de aansprakelijkheid in solidum. Louter het feit dat, in het ene geval, het vergoede slachtoffer de verzekeringnemer burgerrechtelijke aansprakelijkheid is, terwijl, in het andere geval, het vergoede slachtoffer een derde is ten aanzien van de verzekeringsovereenkomst, kan weliswaar een element vormen bij de beoordeling van een verschil in behandeling, maar kan niet volstaan om tot niet-vergelijkbaarheid te besluiten; anders wordt de toetsing aan het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie uitgehold.

B.5.1. Het verschil in behandeling dat het Hof dient te onderzoeken, berust op het volgende criterium : ofwel is het voertuig waarvoor een van de medeaansprakelijken van het ongeval de schade volledig heeft vergoed, het voertuig dat het voorwerp uitmaakt van de verzekeringsovereenkomst burgerrechtelijke aansprakelijkheid van het voertuig bestuurd door de andere medeaansprakelijke voor het ongeval, ofwel is het beschadigde voertuig niet betrokken bij die verzekeringsovereenkomst. In het eerste geval kan de verzekeraar zijn waarborg ter dekking van de schade aan het voertuig dat hij verzekert weigeren, terwijl in het tweede geval de verzekeraar zijn waarborg ter dekking van de schade aan een voertuig dat niet betrokken is bij deze overeenkomst, niet kan weigeren. Dat criterium is objectief.

B.5.2. Artikel 3 van de wet van 21 november 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/11/1989 pub. 23/12/2009 numac 2009000839 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten past in het kader van een regeling die steunt op de aansprakelijkheid en op de aansprakelijkheidsverzekeringen. Het heeft betrekking op de gevallen van « burgerrechtelijke aansprakelijkheid » van de eigenaar, van de houder of van de bestuurder van het verzekerde voertuig. De verplichte verzekering van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid inzake motorrijtuigen is bestemd om de schade die aan derden is veroorzaakt door een fout van de verzekerde, mee te vergoeden, maar is niet bestemd om de schade die de verzekerde aan zichzelf veroorzaakt, te vergoeden. Die laatstgenoemde schade kan daarentegen wel ten laste worden genomen door een verzekering die de materiële schade aan het voertuig dekt. De uitsluiting van de vergoeding van materiële schade die aan het verzekerde voertuig is veroorzaakt door een fout van de bestuurder van dat voertuig, is bijgevolg coherent met de regeling van burgerrechtelijke aansprakelijkheid waaraan de betrokken verzekering gekoppeld is.

B.5.3. Bovendien beoogde de wetgever, door te bepalen dat de modelovereenkomst voor de verplichte verzekering van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid de schade aan het verzekerde voertuig kan uitsluiten, « elk risico van verstandhouding te vermijden tussen personen waarvan de aansprakelijkheid wordt gedekt door de verzekeringsovereenkomst » (Parl. St., Senaat, 1988-1989, nr. 696-2, p. 23).Aangezien de wetgever een verplichting oplegt tot verzekering van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid van de bestuurders van motorrijtuigen, is het pertinent dat hij, om verzekeringsfraude te vermijden, toelaat de schade aan het voertuig dat toebehoort aan een persoon die verzekerd is voor burgerrechtelijke aansprakelijkheid, uit te sluiten van de waarborg.

Het in het geding zijnde verschil in behandeling berust op een pertinent criterium.

B.6.1. Het Hof dient nog na te gaan of de weigering van tegemoetkoming door de verzekeraar burgerrechtelijke aansprakelijkheid op grond van artikel 3, § 1, vierde lid, 1°, van de wet van 21 november 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/11/1989 pub. 23/12/2009 numac 2009000839 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, in zoverre die weigering niet alleen tegenstelbaar is aan de eigenaar van het verzekerde voertuig voor de schade die aan dat voertuig is veroorzaakt door de fout van de bestuurder ervan, maar ook, in de in B.2 omschreven hypothese, aan de medeaansprakelijke voor het ongeval die, in het kader van de aansprakelijkheid voor de schuld, die eigenaar heeft vergoed, geen onevenredige gevolgen heeft voor de medeaansprakelijke voor het ongeval.

B.6.2. De medeaansprakelijke voor het ongeval is niet verstoken van rechtsmiddelen om, bij de bestuurder van het beschadigde motorrijtuig, het gedeelte van zijn uitgaven dat overeenstemt met het aandeel van die bestuurder in de aansprakelijkheid, terug te vorderen. Indien het voertuig werd bestuurd door de eigenaar ervan, die de schadelijder is, kan de medeaansprakelijke hem zijn eigen fout tegenwerpen teneinde te weigeren om het gedeelte van de schade dat overeenstemt met diens aandeel in de aansprakelijkheid te vergoeden. Indien het voertuig werd bestuurd door een andere persoon, beschikt de medeaansprakelijke over een verhaalrecht tegen die persoon, om het gedeelte van zijn uitgaven dat overeenstemt met diens aandeel in de aansprakelijkheid, van hem terug te vorderen. De in het geding zijnde bepaling, in zoverre zij de medeaansprakelijke voor het ongeval verhindert om, daarbovenop, een beroep te doen op de verzekeraar burgerrechtelijke aansprakelijkheid van het beschadigde voertuig, heeft bijgevolg geen onevenredige gevolgen voor de medeaansprakelijke voor het ongeval die de door de eigenaar van het voertuig geleden schade volledig heeft vergoed.

B.7. In zoverre het de verzekeraar burgerrechtelijke aansprakelijkheid toelaat om schade aan het verzekerde voertuig uit te sluiten van de waarborg, hetgeen verhindert dat de medeaansprakelijke voor het ongeval een beroep doet op die verzekeraar om een terugbetaling te verkrijgen van het gedeelte van de aan de eigenaar van dat voertuig betaalde vergoeding dat overeenstemt met het aandeel van de bestuurder van dat voertuig in de aansprakelijkheid, is artikel 3, § 1, vierde lid, 1°, van de wet van 21 november 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/11/1989 pub. 23/12/2009 numac 2009000839 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten niet onbestaanbaar met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.

Om die redenen, het Hof zegt voor recht : Artikel 3, § 1, vierde lid, 1°, van de wet van 21 november 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/11/1989 pub. 23/12/2009 numac 2009000839 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten « betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen » schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet.

Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 25 mei 2022.

De griffier, P.-Y. Dutilleux De voorzitter, P. Nihoul

^